ECLI:NL:GHARL:2023:1426

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 februari 2023
Publicatiedatum
16 februari 2023
Zaaknummer
200.277.398/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en tegenstrijdig belang bij de verkoop van Rendo Energie aan Electrabel

In deze zaak, die zich afspeelt in het civiele recht, gaat het om twee geschillen die voortvloeien uit de verkoop van Rendo Energie aan Electrabel. Het eerste geschil betreft de toezegging van Electrabel aan de CEO van Rendo, [appellant], dat hij € 1.000.000,- zou ontvangen als de verkoop aan Electrabel zou doorgaan. Rendo c.s. beschouwen deze betaling als steekpenningen en vorderen schadevergoeding. Het hof oordeelt dat de CEO onrechtmatig heeft gehandeld door zijn persoonlijke belangen niet te delen met de Raad van Commissarissen, wat leidde tot een lagere verkoopprijs dan mogelijk was geweest. Het tweede geschil betreft financiële transacties tussen Rendo en vennootschappen gelieerd aan de CEO, waarbij Rendo c.s. stellen dat zij onrechtmatig zijn bewogen tot deze transacties. Het hof oordeelt dat er sprake is van een tegenstrijdig belang en dat de CEO zijn informatieplicht heeft geschonden. De vorderingen van Rendo c.s. worden gedeeltelijk toegewezen, met een schadevergoeding van € 5.261.255,39 voor de te lage verkoopprijs en andere schadeposten. De CEO en zijn vennootschap Woldomus worden hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARHNEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.277.398
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, 152999)
arrest van 14 februari 2023
in de zaak van

1.[appellant]

wonende te [woonplaats1]
appellant in het principaal appel en geïntimeerde in het incidenteel appel
bij de rechtbank: gedaagde
2. Woldomus B.V.
gevestigd te Groningen,
appellant in het principaal appel, geintimeerde in het incidenteel appel,
bij de rechtbank: niet verschenen
partijen worden hierna verkort aangeduid als [appellant] respectievelijk Woldomus en gezamenlijk ook als [appellanten]
advocaat: mr. E.J.A. van Leuveren, die kantoor houdt te Groningen,
tegen

1.N.V. Rendo Holding

2. Rendo Beheer B.V.

3. N.V. Rendo (Regionaal Nutsbedrijf)

4. Rendo Duurzaam B.V.

alle gevestigd te Meppel
geïntimeerden in het principaal appel en appellanten in het incidenteel appel
bij de rechtbank: eisende partijen
Partijen worden hierna verkort aangeduid als Rendo Holding, Rendo Beheer, N.V. Rendo, en Rendo Duurzaam. Zij ook gezamenlijk worden aangeduid als Rendo c.s.
advocaat: mr. R.P.A. de Wit, die kantoor houdt te Amsterdam.

1.De procedure bij de rechtbank

Voor het verloop van de procedure bij de rechtbank verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, tussen partijen gewezen op 1 juni 2016 (in incident), 20 maart 2019 en 27 november 2019.

2.De procedure in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep van 26 februari 2020
  • de memorie van grieven van 4 augustus 2020 van [appellanten] in het principale appel (met producties)
  • de memorie van antwoord in het principale appel/memorie van eis in het incidentele appel van 10 november 2020 van Rendo c.s. (met producties)
  • de memorie van antwoord in het incidentele appel van 16 februari 2021 van [appellanten] (met producties)
  • het tussenarrest van 30 maart 2021 waarin mondelinge behandeling van de zaak is bevolen
  • brief [appellanten] van 5 januari 2022
  • brief Rendo c.s. van 7 januari 2022
  • brief Rendo c.s. 10 februari 2022
  • akte Rendo c.s. van 15 februari 2022 met de producties 246, 247, 248 en 249.
  • akte [appellanten] van 17 februari 2022 met productie met de producties 268 tot en met 278 en tevens verzoek ex artikel 22 Rv
  • brief [appellanten] van 21 februari 2022
  • de mondelinge behandeling op 22 februari 2022
  • het hiervan opgemaakte proces-verbaal
  • de brief van mr. R.P.A. de Wit met opmerkingen over het proces-verbaal.
2.2.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft het hof een datum voor arrest bepaald.

3.De omvang van het hoger beroep

In eerste aanleg zijn zowel [appellant] als Woldomus gedagvaard, waarop [appellant] wel en Woldomus niet is verschenen. Tegen hen beiden is vonnis gewezen als bedoeld in artikel 140 Rv. Bij de rechtbank is dus door [appellant] wel, maar door Woldomus geen verweer gevoerd. Daaruit volgt dat de devolutieve werking in het incidentele hoger beroep waarin zowel [appellant] als Woldomus geïntimeerden zijn, slechts [appellant] op grond van de devolutieve werking van het hoger beroep, voordeel kan ontlenen aan zijn in eerste aanleg gevoerde verweren.

4.Korte weergave van de zaak

4.1
Het eerste geschil tussen partijen betreft de verkoop van Rendo Energielevering B.V. (hierna: Rendo Energielevering) aan Electrabel Nederland B.V. (hierna: Electrabel). Rendo Energielevering leverde energie in de noordelijke provincies van Nederland. Negen gemeenten gelegen in deze provincies hadden de zeggenschap binnen de groep waarvan Rendo Energielevering deel uitmaakte (hierna: de Rendo-groep). [appellant] was bestuurder (CEO) van de holding van deze groep (Rendo Holding). Woldomus is een persoonlijke vennootschap van [appellant] .
De 'Electrabel zaak' betreft een betaling van € 1.000.000,- door Electrabel aan [appellant] . Volgens Rendo c.s. waren dat ‘steekpenningen’ om te bewerkstelligen dat Rendo Energielevering aan Electrabel zou worden verkocht op voor Electrabel gunstige voorwaarden.
4.2
Het tweede geschil (de SGI zaak) handelt over financiële transacties tussen Rendo c.s. en Woldomus, althans aan [appellanten] gelieerde vennootschappen (de Stamproy groep). Volgens Rendo c.s. zijn zij door [appellanten] op onrechtmatige wijze bewogen tot het aangaan van financiële transacties met betrekking tot de ontwikkeling van een energiecentrale en het op gunstige wijze opwekken van energie (Torrefactiecentrale). Deze investeringen door Rendo c.s. zijn verloren gegaan tot ruim € 30.000.000,-.

5.De vorderingen bij de rechtbank en de beslissing van de rechtbank

5.1
In eerste aanleg hebben Rendo c.s., verkort weergegeven en zoals gewijzigd bij akte van 15 maart 2017, de volgende vordering ingesteld:
PRIMAIR[appellant] en Woldomus hoofdelijk te veroordelen tot schadevergoeding aan N.V. Rendo Holding van € 38.809.319,83 te vermeerderen met de wettelijke rente;
SUBSIDIAIR(i) [appellant] en Woldomus hoofdelijk te veroordelen tot schadevergoeding aan N.V. Rendo Holding van € 21.167.882,21, althans van € 3.500.000 steeds met wettelijke rente;(ii) [appellant] en Woldomus hoofdelijk te veroordelen tot schadevergoeding aan Rendo Beheer van € 6.718.312,44 met de wettelijke rente;(iii) [appellant] en Woldomus hoofdelijk te veroordelen tot schadevergoeding aan NV Rendo van € 38.809.319,83, althans € 6.718.312,44, althans van € 3.500.000 steeds met wettelijke rente;(iv) [appellant] en Woldomus hoofdelijk te veroordelen tot schadevergoeding aan Rendo Duurzaam van € 10.638.780,18 met wettelijke rente;
PRIMAIR EN SUBSIDIAIR[appellant] en Woldomus hoofdelijk te veroordelen in de proces- en beslagkosten.
5.2
In hun akte van wijziging [1] hebben Rendo c.s. de vordering met betrekking tot de Electrabelzaak als volgt gespecificeerd, waarbij als benadeelde partijen steeds Rendo Beheer en NV Rendo zijn aangemerkt (de getallen tussen haakjes zijn negatief):
1
Verschil overnameprijs Electrabel en bieding Dong
€ 5.678.000,00
2
Juridische kosten WW ontslagzaak
€ 182.400,00
3
Juridische kosten Bontebok / Electrabel
€ 164.559,00
4
Wettelijke rente (1 okt. 2006 – 28 nov. 2014)
€ 2.355.908,35
5
Reeds verhaalde schade (1e betaling)
(€ 850.000,00)
6
Wettelijke rente (29 nov. 2014 – 23 feb. 2015)
€ 42.709,30
7
Reeds verhaalde schade (2e betaling)
(€ 2.500.000,00)
8
Wettelijke rente (24 feb. 2015 – 13 maart 2017)
€ 210.178,74
9
Nog te ontvangen vergoeding
(€ 22.500,00)
Subtotaal met betrekking tot ongunstiger overnameprijs
€ 5.261.255,39
10
Waardeverschil debiteuren
€ 1.042.316.56
11
Wettelijke rente (16 juli 2007 – 13 maart 2017)
€ 414.740,49
€ 1.457.057,05
Totaal Electrabelzaak
€ 6.718.312,44
1.
Schade door verstrekken leningen
€ 19.300.000,00
N.V. Rendo Holding
2.
Wettelijke rente (8 mei 2013 – 13 maart 2017)
€ 1.867.882,21
N.V. Rendo Holding
3.
Schade door Sale and Leaseback transacties
€ 9.700.000,00
Rendo Duurzaam
4.
Wettelijke rente (5 mei 2013 – 13 maart 2017)
€ 938.780,18
Rendo Duurzaam
Totaal SGI zaak
€ 31.806.662,39
5.3
In hun akte van wijziging hebben Rendo c.s. de vordering met betrekking tot de SGI-zaak als volgt gespecificeerd, waarbij de benadeelde partijen achter de vordering zijn vermeld:
1.
Kosten juridische bijstand ontslagprocedures
geen
2.
Kosten juridische bijstand overige procedures
€ 209.100,00
N.V. Rendo Holding
3.
Kosten extern fraude-onderzoek
€ 75.245,00
N.V. Rendo Holding
Totaal overige schade
€ 284.345,00
5.4
In hun akte van wijziging hebben Rendo c.s. hun vordering voor het overige als volgt gespecificeerd, waarbij de benadeelde partijen achter de vordering zijn vermeld:
5.5
Het totaal van deze schadeposten levert een bedrag op van € 38.809.319,83.
5.6
De rechtbank heeft de vordering tegen [appellanten] voor wat betreft de ongunstiger overnameprijs (hiervoor onder 5.2) afgewezen (zie tussenvonnis onder 4.21). Met betrekking tot de vordering inzake de debiteurenportefeuille (hiervoor onder 5.2) heeft de rechtbank in haar tussenvonnis onder 4.24 overwogen dat zij tot de slotsom komt dat deze vordering van € 1.042.316,56 toewijsbaar is, vermeerderd met de daarover verschuldigde rente. In het dictum van het tussenvonnis of eindvonnis heeft de rechtbank echter op dat punt geen beslissing genomen. In die zin heeft de rechtbank op een deel van het geschil niet beslist.
Weliswaar overweegt de rechtbank in het dictum van haar eindvonnis nog wel dat het meer of anders gevorderde wordt afgewezen. De betekenis van deze standaardzin in het dictum moet echter worden vastgesteld aan de hand van de voorafgaande dragende overwegingen. Een begrijpelijke uitleg brengt mee dat de hier bedoelde afwijzing van het meer of anders gevorderde niet de vordering met betrekking tot de debiteurenportefeuille omvat. Op dat punt heeft de rechtbank nog geen beslissing genomen. Het staat Rendo c.s. uiteraard vrij om op dit punt van de rechtbank alsnog een beslissing te vragen. Het hof zal, omdat een deel van de grieven wel op deze vordering betrekking heeft in het onderstaande, mede ter voorlichting van partijen, echter wel ingaan.
5.7 [appellanten] zijn hoofdelijk veroordeeld tot een schadevergoeding aan Rendo Holding van € 21.365.621,09 te vermeerderen met wettelijke rente. Woldomus is veroordeeld tot betaling aan Rendo Holding van € 17.443.698,74 met wettelijke rente. [appellanten] zijn veroordeeld in de proceskosten.

6.De vorderingen in hoger beroep

6.1
[appellanten] hebben in hoger beroep gevorderd vernietiging van de vonnissen van de rechtbank van 27 november 2019 en 20 maart 2020 en terugbetaling van hetgeen zij naar aanleiding van het vonnis in eerste aanleg hebben voldaan, met veroordeling van Rendo c.s. in de proceskosten.
6.2
In het incidenteel appel hebben Rendo c.s. gevorderd dat alsnog wordt toegewezen wat door de rechtbank is afgewezen.
6.3
Het hof zal tot het oordeel komen dat in het incidenteel appel de vorderingen van Rendo voor een groter bedrag worden toegewezen, hoe het hof tot dit oordeel komt, zal het hierna motiveren na eerst de relevante feiten te hebben vermeld.

7.De relevante feiten

7.1
De rechtbank heeft in haar vonnis van 20 maart 2019 onder 2 een groot aantal feiten vastgesteld. Tegen deze vaststelling van de feiten zijn de grieven I en II gericht. Met inachtneming van deze grieven en voor zover het hof de vastgestelde feiten voor de beoordeling van het hoger beroep van belang acht gaat het om het volgende.
7.2
Rendo Holding is enig aandeelhouder en bestuurder van Rendo Beheer. Rendo Beheer is enig aandeelhouder en bestuurder van N.V. Rendo en van Rendo Duurzaam. Deze groep van vennootschappen (hierna: Rendo) exploiteert infrastructuur waarlangs gas en elektriciteit aan eindgebruikers wordt geleverd. De aandelen in Rendo Holding worden gehouden door negen gemeenten in Noord-Overijssel en Zuid-Drenthe. De Raad van Commissarissen (hierna: raad van commissarissen) van Rendo Holding wordt gevormd door leden vanuit het College van Burgemeester en Wethouders van de negen aandeelhoudende gemeenten. Iedere aandeelhoudende gemeente heeft verder een vertegenwoordiger in de algemene vergadering van aandeelhouders (hierna: algemene vergadering van aandeelhouders) van Rendo Holding.
7.3
In 2006 is Rendo Energielevering bij Electrabel in beeld gekomen als mogelijk over te nemen energieleverancier. Rendo Energielevering maakte toen nog deel uit van Rendo. Rendo Energielevering legde zich toe op de in- en verkoop van energie (gas en elektriciteit) aan eindgebruikers. Op dat moment was [appellant] (enig) statutair bestuurder van Rendo Holding. Tot 4 augustus 2008 was er een afzonderlijke vennootschap voor het netbeheer, zijnde Rendo Netbeheer B.V., welke vennootschap is gefuseerd met N.V. Rendo op voornoemde datum. Vanaf 1 januari 2003 is [naam20] directeur van Rendo Netbeheer geworden bij Rendo Netbeheer. [appellant] was toen zijn direct leidinggevende.
7.4
In 2006 luidde artikel 15 van de statuten van Rendo Holding [2] :
"TAAK EN BEVOEGDHEDEN VAN DE DIREKTIE(...)3. In alle gevallen waarin de vennootschap een tegenstijdig belang met één of meer van haardirektie-leden heeft, wordt zij vertegenwoordigd door de raad van commissarissen."
7.5
[appellant] bezit 99,5% van de aandelen in Woldomus. De resterende 0,5% aandelen zijn eerst gehouden door een broer van [appellant] en later door zijn schoonvader ( [naam1] ).
7.6
Van 2006 tot februari 2010 was [naam2] (hierna: [naam2] ), destijds burgemeester van [de gemeente] , voorzitter van de raad van commissarissen en van de algemene vergadering van aandeelhouders van Rendo Holding. [naam3] (hierna: [naam3] ) was in die tijd één van de commissarissen.
7.7
Electrabel is een Nederlandse dochtervennootschap behorend tot het internationaal GDF Suez concern. Van 31 december 2004 tot 31 oktober 2010 was [naam4] bestuurder van Electrabel. Een voor overnames opgericht projectteam van Electrabel bestond in 2006 uit [naam4] , [naam5] (algemeen directeur Noord-Oost Europa, commissaris van Electrabel in concernverband en leidinggevende van [naam4] ), [naam6] (projectleider) en [naam7] (juridisch adviseur). Naast [naam5] waren betrokken [naam8] (Chief Legal Officer Noord-Oost Europa) en haar leidinggevende [naam9] (General Legal Counsel).
7.8
Op 14 februari 2006 vond de eerste bespreking plaats over een mogelijke overname van Rendo Energielevering door Electrabel. De gesprekken werden gevoerd door [naam4] en [appellant] . [naam4] heeft van die bespreking schriftelijke handgeschreven aantekeningen gemaakt. In dit aantekeningenboekje is op bladzijde 44 vermeld [3] :
"Daarom actie van EBL nu en snel! Bereid hoge prijs te betalen in €.... per aansluiting maar ook in absolute zin. Dwz: € 305,-p. aansluiting, € 61,5 mio totaal (uitgaande van ca. 202.000 aansluitingen)"
en op bladzijde 45 [4] , voor zover hier relevant:
" [appellant] zeer positief. Schat bedrag € 61,5 mio als zeer goed haalbaar bij aandeelhouders. Medewerkers en diensten overnemen; helpt zeker om deal rond te maken. Management (= [appellant] ) zal sterk positief adviseren + proces begeleiden vanwege aandeelhouders"
en op bladzijde 46 [5] :
"Vraagt fee voor medewerking. Komt neer op 1 mio euro schriftelijke bevestiging"
7.9
Diezelfde dag heeft [naam4] over zijn gesprek met [appellant] een e-mail gestuurd aan [naam5] . Dit e-mailbericht van 14 februari 2006 luidt [6] :
"(...) Heb vervolgens ons bod aan [appellant] voorgelegd uitgaande van € 305 per aansluiting, uitkomend op € 61,5 mio te corrigeren voor eventueel afwijkend aantal aansluitingen, schuldpositie en werkkapitaal op het moment van overname. Eventuele extra financiële ruimte heb ik niet meteen op tafel gelegd. (...) Naar zijn (toevoeging Hof: [appellant] ) oordeel zullen aandeelhouders het aanbod van € 61,5 mio snel aanvaarden. Hij adviseert het bod niet te relateren aan het aantal aansluitingen, omdat daarmee het totale bedrag flink zou stijgen (...) Hij(toevoeging Hof: [appellant] )
kan naar mijn oordeel van grote waarde zijn voor ons in dit overname-traject en wellicht ook daarna in het integratietraject. Hij heeft wel een fee van € 1 mio voor zijn bemiddeling geclaimd. Ik heb gezegd dat dat bespreekbaar is, onder de voorwaarde dat we slechts een fee betalen bij gebleken prestatie en resultaat. De vorm waarin de fee dan gegoten wordt vormt onderwerp van nader overleg. Een combinatie van consultancy-fee, succes-fee, aanbreng-fee, integratie-fee etc. is denkbaar. Deels kan de fee ook bestaan uit vergoeding van kosten en/of vooruitbetaald salaris (?). Ik breng onder de aandacht dat als de stelling van [appellant] juist is mbt het aantal (gestegen) aansluitingen en we in staat zouden zijn om de prijs op € 61,5 mio te houden we de kosten van zijn inschakeling snel hebben terugverdiend. (...) [appellant] vraagt schriftelijke bevestiging van afspraken met hem persoonlijk. (...)”
7.1
Bij e-mail van 17 februari 2006 [7] heeft [naam4] aan [appellant] bericht:
"(...) Wat de incentives betreft het volgende. Zoals ik al zei hebben wij in de onderneming nogal strikte regels voor dergelijke zaken. De afspraken moeten transparant en verdedigbaar zijn. Tegenover de vergoeding dient een duidelijke prestatie te staan. (...) 1. Uitgangspunt is dat er ons veel aan gelegen is dat we een deal kunnen maken met de aandeelhouders van Rendo over de overname van Rendo Levering en dat we een beroep op u en eventueel andere belangrijke managers/medewerkers kunnen doen om ons bij te staan in de aansturing van deze activiteiten na overname. (...)3. Wij zijn er zeer in geïnteresseerd om u te kunnen inzetten in het traject dat we na de overname zullen moeten doorlopen. We zoeken natuurlijk asap en zoveel mogelijk naar synergie. Gedeeltelijk zal er ook sprake van integratie zijn. Aan de andere kant moeten de leveringsactiviteiten in de retail van RENDO Levering gecontinueerd worden. Je hebt jarenlange ervaring bij RENDO opgedaan en deze organisatie markt- en klantgericht gemaakt met, naar het schijnt, een goed resultaat. Wij overwegen daarom om na de overname aan jou of aan een door jou aangewezen vennootschap voor een periode van -zeg- twee jaar een opdracht te geven voor de uitvoering van bovenbeschreven werkzaamheden en eventuele aanvullende activiteiten voor een bedrag van € 250.000 per jaar. Aan het welslagen van deze activiteiten hechten we zo veel waarde dat we aanvullend bereid zijn een bonus van €100.000 aan te bieden, die tot uitbetaling komt als blijkt dat aan de targets is voldaan. Indien de werkzaamheden zouden worden uitgebreid met de integratie van een eventueel tweede retailbedrijf van vergelijkbare omvang zijn we bereid deze bonus te verhogen met € 100.000. (...)4. Het zou kunnen zijn dat we in bepaalde omstandigheden nog bijzonder advies van je behoeven (...). In dergelijke gevallen zijn we graag bereid nadere afspraken met jou of een door jou aangewezen vennootschap te maken. (...) "
7.11
Bij brief 21 februari 2006 [8] heeft Electrabel zich bij Rendo Holding (ter attentie van [appellant] ) als overnamekandidaat van Rendo Energielevering gemeld. Electrabel doet daarbij een aanbod van € 61,5 miljoen onder in de bijlage 2 van de brief vermelde aannames en in de brief vermelde voorwaarden. De brief luidt verder, voor zover hier van belang:
"(…) Het Bod zal in ieder geval worden aangepast volgens onderstaand correctiemechanismen:- in verband met de aanname vermeld onder punt 1 van Bijlage 2: de overnamesom zal pro ra verminderd worden al naar gelang het daadwerkelijke aantal gecontracteerde en beleverde aansluitingen onder het aangenomen aantal van 200.000 ligt;Indien wij niets van u of uw aandeelhouders vernemen is het Bod na afloop van de termijn van 14 dagen van rechtswege vervallen. Indien u of uw aandeelhouders wel uw belangstelling binnen de termijn kenbaar hebben gemaakt, zullen kort daarna concrete afspraken worden gemaakt over de invulling van het onderhandelingsproces en wat hiervoor verder is vereist. Voorts vragen wij dat u ons dan tot 1 juni 2006 als uw exclusieve gesprekspartner beschouwt en dat u naast onze bilaterale overnamegesprekken geen andere marktpartijen polst c.q. met geen andere marktpartijen gesprekken voert in dit verband. Wij vragen dergelijke exclusiviteit tot 1 juni 2006, het moment waarop dit Bod bij gebreke van een succesvolle uitkomst van het onderhandelingsproces komt te vervallen, of zoveel later als partijen in nader overleg zullen overeenkomen. (…)
7.12
Op 21 februari 2006 hebben [naam4] en [appellant] elkaar weer gesproken. Over dat gesprek heeft [naam4] in zijn aantekeningenboekje vermeld [9] :
[appellant] inhuren eventueel via BV. Afspraak 1 miljoen euro te verdienen met management van retail activiteiten. Niets op papier: gentleman 's agreement!"
7.13
Op 27 februari 2006 heeft een overleg tussen Electrabel en Rendo Holding plaatsgevonden naar aanleiding van het bod van Electrabel op de aandelen in Rendo Energielevering. Bij dat gesprek waren [naam4] , [appellant] en [naam2] aanwezig. Van het gesprek is een verslag opgemaakt. Dit verslag luidt [10] :
"Besproken is een notitie van Electrabel met daarin een bieding op de aandelen RENDO Energie levering b.v. RENDO ziet dit gesprek slechts als een verkennend gesprek; binnen RENDO bepaalt uiteindelijk de A.V.A. Of een dergelijke bieding wordt geaccordeerd. Op verzoek van Electrabel stemt RENDO in, met het verzoek van Electrabel, om Electrabel een exclusieve rol in dit proces te geven tot 1 april 2006 (...)"
7.14
Bij e-mailbericht van 23 maart 2006 heeft [naam6] aan [naam4] bericht [11] :
''(…) Zonder precies te weten wat jij met [appellant] over dit onderwerp hebt afgesprken krijg ik nu sterk de indruk dat [appellant] dit onderwerp volledig buiten het zicht van zijn raad van commissarissen en aandeelhouders wil houden. Hij wil in de escrow agreement tussen Rendo en EBL hebben opgenomen dat de notaris dit bedrag bij een succesvolle transactie direct aan zijn management bv kan ovérmaken. Het lijkt mij een zeer slechte zaak indien de raad van commissarissen of aandeelhouders van [appellant] hier helemaal niets van weten. Als het bekend wordt zou dit niet alleen gróte (reputatie)schade voor ELB tot gevolg hebben, maar het kan de hele deal in gevaar brengen. (...)"
7.15
In de notulen van de vergadering van de raad van commissarissen van 30 maart 2006 is vermeld [12] :
"(...) De heer [naam2] deelt mee, dat RENDO 10 dagen uitstel heeft gekregen om te reageren op het voorliggende bod op de aandelen in RENDO Energielevering. Namens PWC (toevoeging Hof: PricewaterhouseCoopers) zijn aanwezig de heren [naam10] en [naam11] . Zij geven een toelichting op de stand van zaken rond de splitsing in het algemeen en op het desbetreffende bod in het bijzonder. (...) PWC: bieder heeft ambities op de Nederlandse markt. Bieder heeft recent elders in Nederland driemaal meegeboden en heeft driémaal er naast gegrepen. Dit is vertaald in het voorliggende bod. In de presentatie wordt een overzicht gegeven van de biedingen op 4 bedrijven. Hierbij worden bedragen gehanteerd die publiekelijk bekend zijn. Wellicht lagen de biedingen hoger of lager. Dit is een marktconform bod. De verwachting is, dat er niet veel ruimte meer in zit. (...) [naam2] : is voorstander. Hij is niet zeker van een volledige pay out van het rendement. Hij verwacht niet de volle 100% te halen, maar eerder 60%. Hij onderkent de maatschappelijke argumenten. (...) Gehoord de beraadslaging en gezien het aantal voorstanders (7) luidt het voorstel de Algemene vergadering van aandeelhouder te adviseren om gezien het voorliggende bod een due dilligence te starten. Na het onderzoek kunnen de aandeelhouders pas definitief een besluit nemen. (...)"
7.16
Bij brief van 28 april 2006 heeft de vennootschap naar Deens recht DONG Energy A/S (hierna: DONG) zich bij [appellant] als overnamekandidaat van Rendo Energielevering gemeld. De brief is in kopie verzonden aan [naam2] . [13] DONG doet daarbij een niet bindend bod van € 310-330
"per directly served retail gas client or retail electric client for all energy supply related activities of RENDO Supply (…)”.
De brief luidt verder:
"A price at the higher end óf the range could be achievable should the due diligence review revails that the clientportfolio (including B2B customers) of RENDO is particularly attractive leading to relatively high supply margins. "
7.17
In notulen van vergadering van de raad van commissarissen van 12 mei 2006 is vermeld [14] :
"(...) De heer [appellant] geeft een toelichting op de gang van zaken. PWC is sinds 1 mei jl. van start gegaan met het onderzoek Zij stellen veel vragen. Het kost veel werk om alle vragen te beantwoorden. Verder komt er nog een juridische en een fiscale due diligence. Het hele onderzoek gaat ongeveer 5 weken duren, dat wil zeggen tot begin juni. Dan zijn alle plussen en minnen in beeld en zal de koper bepalen of hij het bod gestand doet."
7.18
Bij brief van 19 mei 2006 heeft Electrabel aan haar raad van commissarissen bericht [15] :
Na enige toelichting onzerzijds heeft ons bod vanaf het begin de steun gehad van de directeur en de President Commissaris van Rendo Holding NV. Dit heeft er toe geleid dat op 7 april 2006 de aandeelhouders van Rendo hebben ingestemd met een exclusief onderhandelingstraject met Electrabel, inclusief een boekenonderzoek (…)
7.19
PricewaterhouseCoopers heeft een due diligence-rapport opgesteld dat luidt [16] :
"Management estimated that Rendo has around 102,700 customers of which some 57,000 have both electricity and gas connections as per early June 2006"
7.2
Bij brief van 7 juni 2006 hebben [naam2] en [appellant] de gemeentesecretarissen van de aandeelhoudende gemeenten bericht [17] :
"(…) Waarom wordt ingezet op exclusiviteit? De vraag wordt gesteld, waarom uitsluitend met deze koper wordt gesproken. Het bod van de koper is uitsluitend bindend onder voorwaarde van exclusiviteit. Anders gezegd, als RENDO onderhandelingen zou starten met een derde, dan vervalt het bod. De gedachte bestaat wellicht, dat een veiling meer geld opbrengt. Het bod is compleet en professioneel. Koper heeft een sterke organisatie achter zich staan. Ook voor het personeel is het bod gunstig. Koper heeft geen eigen retail organisatie. Dit biedt de beste kansen om als zelfstandige eenheid door te gaan. Een grote professionele organisatie biedt ook kansen voor individuele medewerkers. Indien koper een bestaand geïntegreerd bedrijf zou zijn, dan heeft het kantoor Hoogeveen vrijwel zeker geen toekomst meer en worden de medewerkers geïntegreerd in het overnemende bedrijf. (...)"
7.21
Bij brief van 7 juni 2006 [18] heeft DONG aan de aandeelhouders van Rendo Holding en in kopie aan [naam2] en [appellant] laten weten:
"Wij hechten eraan om u, als aandeelhouder van N.V. RENDO Holding (...), ervan op de hoogte te stellen dat DONG (...) vandaag een bindend bod op de leveringsactiviteiten van RENDO (...) heeft uitgebracht en verstuurd aan het management en de Raad van Commissarissen van RENDO. (...)"
7.22
In de notulen van vergadering van de raad van commissarissen van 15 juni 2006 is vermeld [19] :
"(…) De heer [naam2] meldt, dat voorafgaande aan deze vergadering de eindonderhandelingen over het bod hebben plaatsgevonden tussen RENDO en Electrabel. Namens RENDO waren hierbij aanwezig de heren [naam2] (Holding), [naam12] (RENDO Netbeheer) en [appellant] . Het uiteindelijke bod komt uit op 68 mln. euro. Electrabel neemt het personeel dat direct en indirect voor Levering werkt over. Hiervoor worden geen vergoedingen in mindering gebracht. (...) Het bod is uitgebracht onder een aantal ontbindende voorwaarden, zoals goedkeuring van de Raad van Commissarissen, de aandeelhouders (...) De Raad machtigt de heren [naam2] en [appellant] om een en ander af te handelen. (...) De Algemene vergadering van Aandeelhouders is het orgaan, dat uiteindelijk het definitieve besluit neemt. (...) Het voorstel van de Raad luidt nu als volgt:1) de aandeelhouders wordt geadviseerd RENDO Energielevering te verkopen onder nader uit te werken condities; (...) DONG heeft de laatste dagen de gemeenten individueel benaderd met een tegenbod. Uit analyse van het bod blijkt, dat het bod per saldo lager uitvalt. Het is een kwestie van definiëring waarop geboden wordt, per klant of per aansluiting. De Raad besluit verder niet op hei bod van DONG in te gaan. (...)"
7.23
Bij brief van 16 juni 2006 heeft [naam2] namens de raad van commissarissen, de algemene vergadering van aandeelhouders bericht [20] :
"(...) RENDO is niet actief op zoek gegaan naar een partner. Electrabel heeft RENDO benaderd. De commissarissen en de aandeelhouders hebben het bod besproken en zij vonden het bod dusdanig interessant, dat zij hun fiat hebben gegeven een zogenaamd due diligence te starten. Dat is een uitgebreid juridisch, financieel-economisch en fiscaal boekenonderzoekWaarom wordt ingezet op exclusiviteit?De vraag wordt gesteld waarom uitsluitend met Electrabel wordt gesproken. De gedachte kan bestaan, dat een veiling meer op zou brengen. Wij hebben PricewaterhouseCoopers in deze om advies gevraagd. Zij bevestigen dat het hier om een uitstekend bod gaat. Zeker als dit bod wordt afgezet tegen de bekende biedingen op een aantal andere bedrijven de laatste twee jaar. De markt is erg in beweging en zeer risicovol. RENDO heeft als kleine speler op de markt een nadeel als het gaat om de inkoop. Om de risico's als aandeelhouder van een commercieel leveringsbedrijf weg te nemen, is het moment nu gunstig om te gaan verkopen. Om die redenen is er bewust voor gekozen geen veiling te houden. Bij een veiling is het volstrekt onzeker welke partij uiteindelijk het beste bod uitbrengt. Als dat een bestaand geïntegreerd energiebedrijf zou zijn, dan heeft het kantoor vrijwel zeker geen zelfstandige toekomst meer en zijn de sociale gevolgen van de medewerkers zeer onzeker. Een veiling betekent een onbekende toekomst.Het bod
Electrabel is bereid om na onderhandeling en onder een aantal voorwaarden een bedrag van 66,5 mln euro te betalen voor Rendo Energielevering. Zoals hiervoor is gezegd, is dit bod zeer goed te noemen. Electrabel heeft aangegeven en inmiddels bevestigd, dat zij alle werknemers die direct en indirect voor Energielevering werken over zal nemen. Het gaat hierbij om circa 69,5 fte. Ook hun huidige rechtspositie wordt verzekerd. Dat is buitengewoon royaal te noemen. De Raad van Commissarissen is van mening, dat de belangen van de werknemers hiermee zijn gewaarborgd. Het sociale aspect is hiermee goed ingedekt. Onder deze condities is er maximale zorg voor de medewerkers. Naast het personeel wordt ook het kantoorgebouw in Hoogeveen overgenomen;ResuméOmdat de gemeenten de commerciële risico's van een leveringsbedrijf hiermee kunnen vermijden en gezien de zeer goede uitwerking van het bod voor aandeelhouders en personeel, ziet de Raad van Commissarissen voldoende redenen de Algemene vergadering van Aandeelhouders te adviseren tot verkoop van RENDO Energielevering over te gaan aan Electrabel. (...)"
7.24
Agendapunt op de algemene vergadering van de algemene vergadering van aandeelhouders van 19 juni 2006 is het voorgenomen besluit tot verkoop van Rendo Energielevering. Bij die vergadering is [naam13] aanwezig, accountant bij Deloitte. De notulen van die vergadering luiden [21] :
"(...) De heer [naam14] wijst op het bod van DONG dat alle gemeenten onlangs hebben ontvangen van 300-330 per klant. Het verschil in beide biedingen zit in de definitie die gebruikt wordt. Electrabel bied per aansluiting/per EAN- code. DONG biedt per cliënt/ per end-user. RENDO heeft 102.000 klanten in het gebied. Hiervan nemen 50.000 klanten 2 producten af. Als je dat afzet tegen het bod, dan is het bod zeer goed te noemen en is het bod van DONG lager dan het bod van Electrabel (...) De heer [naam13] bevestigt de argumenten die over tafel zijn gegaan. Het bod is enorm te noemen en ligt boven alle andere prijzen die elders geboden zijn. Electrabel wil nu doorpakken. Zij is sterk aan de inkoopzijde. RENDO is zeer goed in de retailmarkt. Het is dan ook logisch dat Electrabel het eerst bij RENDO langs gaat. (...)"
7.25
Bij brief van 20 juni 2006 [22] heeft Electrabel aan Rendo Holding ter attentie van [naam2] en [appellant] een bod van € 66,5 miljoen gedaan voor de aandelen in Rendo Energielevering onder in de brief vermelde voorwaarden.
7.26
[naam2] heeft bij brief 22 juni 2006 namens raad van commissarissen aan algemene vergadering van aandeelhouders laten weten [23] :
"(...) In de bijeenkomst op 19 juni jl. werd de vergelijking gemaakt met het hoogst gerealiseerde bod tot nu toe, zijnde het bod op NRE. Navraag bij NRE Holding leert, dat daar een bedrag van circa 304 euro per klant is geboden. Indien een klant zowel gas als elektriciteit afnam, dan werd een waarde verrekend van tweemaal 304 euro is 608 euro per klant. Indien we op dezelfde wijze de rekensom voor RENDO maken, dan zou RENDO Energielevering ongeveer 47 miljoen euro waard zijn (155.000 energie eenheden maal 304 euro). Het bod van Electrabel is beduidend hoger. Dat komt omdat in de onderhandelingen Electrabel bereid is gebleken veel meer leveringsrelaties in onze (nu) goedgevulde portefeuille aan te merken als klantrelatie. Hierdoor is het bod van Electrabel ook hoger dan het schriftelijk gedane bod van DONG, dat wij in onze raad van commissarissen-vergadering hebben besproken. Nog afgezien van de werkgelegenheids- en vestigingsplaatsaspecten, zijn wij daarom overtuigd van de aantrekkelijkheid van de finale Electrabel-bieding, zijnde € 66,5 miljoen. (...)"
7.27
Bij brief van 28 juni 2006 gericht aan [naam2] en [appellant] en in cc naar de aandeelhoudende gemeenten, heeft DONG onder meer bericht [24] :
"(…) Op 16 juni 2006 heeft RENDO bekendgemaakt tot overeenstemming te zijn gekomen met Electrabel met betrekking tot de overname van de leveringsactiviteiten van RENDO. (...) DONG (...) is bereid € 330 per direct beleverde gasklant/eindverbruiker of elektriciteitsklant/eindverbruiker te betalen (oftewel € 660 per direct beleverde klant/eindverbruiker die zowel gas als elektriciteit afneemt en € 330 per direct beleverde klant/eindverbruiker die ofwel gas ofwel elektriciteit afneemt). Gebaseerd op in totaal circa 200.000 klanten/eindverbruikers (het aantal vermeld in verschillende kranten, gebaseerd op de informatie verstrekt door de heer [naam2] tijdens de persconferentie van 16 juni), zou de prijs voor RENDO (...) gelijk zijn aan € 66 miljoen. Daarnaast bevestigen we dat we bereid zijn het kantoor van RENDO in Hoogeveen, op dezelfde voorwaarden als Electrabel, over te nemen voor een additioneel bedrag van € 3 miljoen, het bedrag dat naar wij denken Electrabel bereid is te betalen. Gebaseerd op bovenstaande aannames betekent dit een totaalbedrag voor RENDO (...) van € 69 miljoen. Daarnaast is DONG (...) mogelijk bereid dit bedrag te verhogen naar aanleiding van de hieronder genoemde aspecten: (…)DONG (...) is tevens bereid, als onderdeel van een succesvolle transactie, RENDO te compenseren voor mogelijke transactiekosten tot een bedrag van € 1 miljoen. (...)
7.28
De brief van DONG van 28 juni 2006 bevat een in de Engelse taal opgestelde appendix met voorwaarden waaronder het bod is uitgebracht. De Nederlandse vertaling daarvan luidt [25] :
"(...) De organisatie van RENDO Supply kan aan ons worden overgedragen zonder materiële nadelige gevolgen, en heeft na (af)splitsing ("unbundling") van de netwerkactiviteiten (voor zover benodigd) redelijke en voor ons aanvaardbare dienstverleningsovereenkomsten ("service level agreements"), een markt georiënteerde kostenstructuur, de werknemers, (inkoop en andere) contracten, rechten, activa en processen om op een juiste en winstgevende wijze haar onderneming in de normale bedrijfsvoering voort te zetten, zodanig dat RENDO Supply gereed en in staat is tot bedrijfsvoering in de concurrerende leveringsmarkt en winstniveaus heeft die vergelijkbaar zijn met andere Nederlandse leveringsondernemingen;(...)RENDO Supply heeft in totaal circa 200.000 klanten/eindverbruikers;Dit bod is onderworpen aan de finale goedkeuring door de Raad van Commissarissen van DONG Energy A/S; (...)"
7.29
In de notulen van de gecombineerde vergadering van de raad van commissarissen van Rendo Holding en Rendo Netbeheer van 29 juni 2006 is vermeld [26] :
“(...) Het Deense bedrijf DONG heeft zeer recent een laatste bod van 69 mln. Uitgebracht aan de aandeelhouders. Dit bod roept veel vragen op bij de aandeelhouders. Essentieel in deze discussie is het verschil in definitie van klanten en aansluitingen. Wanneer het bod van DONG afgezet wordt tegen het werkelijke aantal klanten, dan ontstaat een ander beeld.In de brief aan de aandeelhouders staat een en ander juist verwoord. In het bod van DONG staat niets over vestigingsplaatsen en personeel. (...) Er zijn opnieuw onderhandelingen geweest met Electrabel. Electrabel heeft verklaard tot medio 2011 retailactiviteiten vanuit Hoogeveen te blijven verrichten. (...) De heer [naam15] vraagt waarom exclusief gekozen is voor Electrabel. Mag de Raad dit bod van DONG eigenlijk wel negeren? Spreker behartigt de belangen van de stakeholders. Het bod van Electrabel lijkt redelijk, het vertegenwoordigt de marktwaarde. De heer [naam2] merkt op, dat een openbare tender slechter voor pand en personeel zou zijn uitgepakt. (...)
Besluit en voorstel.1. De Raad van Commissarissen van N.V. RENDO Holding besluit akkoord te gaan met het voornemen van de directie, om RENDO Energielevering B. V. te verkopen door RENDO Beheer B.V. aan Electrabel, een en ander conform de condities zoals verwoord in de brieven van 16 en 22 juni 2006.
2. De Raad van Commissarissen stelt de Algemene vergadering van Aandeelhouders voor overeenkomstig dit voorstel te besluiten op 6 juli 2006. (...)"
7.3
Bij e-mailbericht van 2 juli 2006 heeft [naam4] aan [appellant] bericht [27] :
In een telefoongesprek met de heer [naam2] op donderdag jl. heb ik gezegd, dat, indien de interne discussie binnen de kringen van de aandeelhouders daartoe aanleiding mocht geven én indien een extra actie van de kant van EBL nodig zou moeten zijn – vooral vanwege het aanvullende aanbod van DONG - we bereid zouden zijn de werkgarantie voor het vaste personeel te verhogen met 1 jaar en de prijs te verhogen tot een zodanig bedrag, dat daarmee het verschil met DONG voor een belangrijk deel zou worden goedgemaakt. Desgevraagd heb ik een bedrag van € 68 mio genoemd. (...)Met betrekking tot de eventuele verhoging van de prijs deelde jij me mede dat de aanbieding van DONG uiteindelijk daartoe geen aanleiding zou behoeven te geven, omdat deze uiterst onduidelijk is en het door DONG aangeboden bedrag niet spoort met de gehanteerde voorwaarden en uitgangspunten. (...)"
7.31
In de notulen van de algemene vergadering van aandeelhouders van Rendo Holding van 6 juli 2006 is vermeld [28] :
"De aandeelhouders stemmen in met de motie om 4 jaar werkgelegenheid te vragen. Het besluit tot verkoop wordt niet genomen onder voorwaarde dat de werkgelegenheidsgarantie 4 jaar wordt. (...)De algemene vergadering van aandeelhouders van N.V. RENDO Holding besluit goedkeuring te verlenen aan het voorstel van de Raad van Commissarissen van N.V. RENDO Holding om RENDO Energielevering B. V. te verkopen door RENDO Beheer B. V. aan Electrabel, een en ander onder de condities zoals verwoord in de brieven van 16, 22 en 29 juni 2006 (...) "
7.32
Bij brief van 21 augustus 2006 heeft [naam2] aan commercieel directeur [naam16] van Electrabel geschreven [29] :
"Hierbij voldoe ik graag aan uw verzoek om toelichting op het gedane eindbod. Tijdens een laatste telefonisch contact met de heer [naam4] , is gesproken over de ontstane situatie rondom o.a. de bieding van DONG, een aantal naar buitengekomen standpuntbepalingen van individuele aandeelhouders (zoals het 'nee' van de gemeente Hoogeveen) en het standpunt van de OR terzake van de garanties bij het aanhouden van de vestiging Hoogeveen (die toen nog ontbraken c.q. onvoldoende werden bevonden). Daarbij is door mij de vraag gesteld wat ik (in de ogen van Electrabel) zou kunnen antwoorden op de mogelijke kritische vragen van aandeelhouders over het laten passeren van het bod van DONG. De heer [naam4] antwoordde dat, onder de voorwaarde van het geheel ontbreken van resterende geschilpunten en het aanwezig zijn van een geaccordeerde eindovereenkomst, vlak vóór de ondertekening, als een soort finale afronding, het bod zou kunnen worden verhoogd met maximaal 1,5 miljoen. Als President-Commissaris heb ik deze toezegging gebruikt in o.a. mijn rol als burgemeester van [de gemeente] bij de vertrouwelijke behandeling/voorbereiding van de gemeentelijke standpuntbepaling, welke bij het 'nee' van Hoogeveen – positief moest zijn om tot meerderheidsbesluitvorming te komen. (...)"
7.33
Op 1 oktober 2006 is Rendo Energielevering door Electrabel overgenomen. Op
29 september 2006 is daartoe door enerzijds Rendo Beheer en NV Rendo en anderzijds Electrabel een overeenkomst gesloten. [30] In de overeenkomst is een koopprijs opgenomen van € 68 miljoen, waarvan € 3 miljoen voor de overname van het kantoorpand in Hoogeveen. In de overeenkomst wordt Rendo Beheer aangeduid als "de Verkoper", NV Rendo als "Infra", Rendo Energielevering als "de Vennootschap" en Electrabel als "de Koper". Bedoelde overeenkomst luidt verder:
"(...) 14 SAMENWERKING NA CLOSING14.1. Koper en de Vennootschap enerzijds en Verkoper en Infra anderzijds zullen elkaar als goed huisvader alle medewerking verlenen die zij redelijkerwijs van elkaar verlangen om te komen tot een efficiënte en zorgvuldige ontvlechting van de leveringsactiviteiten en de netwerkactiviteiten van de Verkoper (waaronder het adequate beheer door de Vennootschap en de Koper van het overgenomen register van afnemers en hun EAN codes en het tijdig en zorgvuldig factureren door de Vennootschap aan afnemers voor geleverde elektriciteit en gas), op zodanige wijze dat zowel Koper als Verkoper hun interne bedrijfsprocessen en de externe relatie met hun respectievelijke afnemers kunnen voortzetten. (...)"
7.34
In de periode van november 2006 tot en met juni 2007 heeft Electrabel ter attentie van [naam4] van Woldomus tot een bedrag van € 1 miljoen facturen ontvangen, welk bedrag Electrabel aan Woldomus heeft betaald. Op de facturen [31] is telkens vermeld:
"Honorarium voor verrichte advieskosten. De specificatie zat u separaat worden toegezonden".
De betreffende facturen zijn door [naam4] en commercieel directeur [naam16] geparafeerd.
7.35
Ten tijde van deze betalingen aan Woldomus was eerst de broer van [appellant] en later de schoonzus van [appellant] bestuurder van Woldomus. Per 31 augustus 2017 is de schoonvader van [appellant] de schoonzus van [appellant] opgevolgd als bestuurder van Woldomus. [appellant] broer, schoonzus en schoonvader hebben in die periode als bestuurder aan [appellant] blanco volmachten [32] verstrekt voor alle voorkomende handelingen en opdrachten betreffende de bedrijfsvoering van Woldomus.
7.36
Naar aanleiding van de betalingsinstructie van [naam4] heeft de afdeling inkoop van Electrabel gevraagd welke onderliggende stukken aan de facturen van Woldomus ten grondslag liggen. [naam4] heeft de betreffende medewerker van de afdeling bij e-mail van 8 november 2006 [33] bericht:
"(...) Ik breng nog eens onder de aandacht dat deze opdracht ook door inkoop als strikt vertrouwelijk behandeld dient te worden. Er bestaat geen offerte van deze opdracht en ook geen uurtarieven en urenbesteding. Er is wel een prestatieverplichting zoals jij dat noemt, maar die kan niet verder worden gespecificeerd. (....) Ik realiseer me dat die informatie wellicht niet voldoet aan de eisen die daaruit vanuit inkoop worden gesteld, maar in dit geval zullen we dat moeten accepteren. (...)”
7.37
In 2007 is [appellant] in contact gekomen met de heren [naam17] (hierna: [naam17] ) en [naam18] (hierna: [naam18] ), destijds bestuurders van een vennootschap handelend onder de naam Stramproy Groep. Deze vennootschap heeft zich beziggehouden met het zogeheten torrefactieproces waarbij houtsnippers (biomassa) in korte tijd worden omgezet in (een soort) steenkool die kan worden gebruikt als brandstof voor een elektriciteitscentrale. Stramproy Groep wilde vanuit de testfase een biomassacentrale op industrieel niveau in Steenwijk opzetten en zocht een geschikte partner. Er is gesproken over de mogelijkheid dat de Stramproy Groep in Steenwijk een torrefactiecentrale zou realiseren in combinatie met een warmtekrachtkoppeling en over de rol van Rendo hierin. Een warmtekrachtkoppeling is een elektriciteitscentrale die zowel stroom als warmte genereert.
7.38
Bij besluit van 25 mei 2007 is de door Rendo in 2006 voor de nieuw te bouwen warmtekrachtkoppeling aangevraagde MEP (Milieukwaliteit van de Elektriciteitsproductie) subsidie toegekend onder de voorwaarde dat de warmtekrachtkoppeling binnen drie jaar volledig operationeel diende te zijn.
7.39
Vanaf 16 juli 2007 luiden de statuten van Rendo Holding [34] :
"Taak en bevoegdheden van de directie(…)3. In alle gevallen waarin de vennootschap een tegenstrijdig belang met één of meer van haar directieleden heeft, wordt zij vertegenwoordigd door de algemeen directeur. De algemene vergadering is echter steeds bevoegd één of meer andere personen daartoe aan te wijzen."
7.4
Bij brief van 16 juli 2007 [35] heeft [naam16] (commercieel directeur van Rendo) aan [appellant] laten weten:
"In de Koopovereenkomst zijn Koper en Verkoper een voorlopige koopprijs voor de aandelen in het kapitaal van de Vennootschap overeengekomen, waarbij nadien een verrekening dient plaats te vinden van het Werkkapitaal en de Netto Uitstaande Schuld (zoals gedefinieerd in de Koopovereenkomst). Alle op Overdrachtsdatum openstaande debiteuren van de Vennootschap, welke niet per 1 maart 2007 door de Vennootschap zijn geïnd en welke thans een nominale waarde blijken te hebben van € 2.670.293 (de "Debiteurenpositie"), zijn echter uitgezonderd van de definitie van Werkkapitaal in artikel 1.1 van de Koopovereenkomst. Daarmee wordt voor de Debiteurenpositie door Koper niet betaald in het kader van voornoemde verrekening van het Werkkapitaal en de Netto Uitstaande Schuld. De Debiteurenpositie is per Overdrachtsdatum wel als gevolg van de aandelenoverdracht eigendom van Koper. Aangezien een significant deel van de Debiteurenpositie als oninbaar moet worden beschouwd, als gevolg waarvan de marktwaarde hiervan lager ligt dan de nominale waarde, bepaalt artikel 5.9 van de Koopovereenkomst dat Koper en Verkoper zullen overleggen over de door Koper aan Verkoper te vergoeden marktwaarde van de Debiteurenpositie. (...)Koper en Verkoper zijn echter overeengekomen de termijn van 1 juni 2007 te verlengen en hebben vervolgens op 28 juni 2007 overeenstemming bereikt over de marktwaarde van de Debiteurenpositie. Koper en Verkoper waarderen de Debiteurenpositie op € 50.000 (vijftigduizend euro). (...)"
7.41
Ten behoeve van de vergadering van de raad van commissarissen van
13 september 2007 is begin september 2007 een agenda verstuurd met een door de directie van Rendo opgestelde notitie over agendapunten 6
"standpuntbepaling over deelname aan het project van afval naar grondstof" [36] en 7
"deelname in productie van stroom" [37] .
De notitie luidt ten aanzien van agendapunt 6:
"Dit project behelst het opwekken van afvallen van biologische aard van bijvoorbeeld gemeentes, afvalverwerkingsbedrijven en of composteringsbedrijven, tot een uitstekend bruikbare grondstof voor elektriciteitscentrales. (...) Op bovenstaande wijze wordt dus niet alleen afval opgeruimd, maar tevens wordt voorkomen dat duurzame voorraden fossiele brandstof worden gebruikt. Er kunnen dan ook C02 emissie rechten wórden geclaimd voor het eindproduct. (...)Investering Om deze nieuwe activiteit te realiseren is circa 4 a 5 miljoen euro risicodragend kapitaal van RENDO nodig. (...)"
De notitie luidt ten aanzien van agendapunt 7:
"Deelname in productie van stroomWij hebben u eerder gemeld dat wij studeren op de mogelijkheid om een kleinere elektriciteitscentrale in het net in Steenwijk te plaatsen. Op deze wijze wordt het elektriciteitsnet minder kwetsbaar. Gezien de historie is dat een zeer wenselijke zaak gebleken. Na intensieve gesprekken met juristen over de strekking van de Wet Onafhankelijk Netbeheer en de hieruit volgende consequenties voor RENDO zijn wij tot de conclusie gekomen dat het voor RENDO niet wenselijk is om aandeelhouder te zijn van een dergelijk project. De Wet Onafhankelijk Netbeheer beoogt immers een heldere opsplitsing van netbeheer enerzijds en elektriciteitslevering en elektriciteitsproductie anderzijds. Nu RENDO door de verkoop van haar energieleveringsactiviteiten zich in de positie heeft gemanoeuvreerd van een Holding die voldoet aan de wet, lijkt het niet raadzaam weer de confrontatie met de op handen zijnde wetgeving op te zoeken. De directie zal zich inspannen om een partij te vinden die deze voor RENDO wenselijke activiteit in haar netgebied wil uitvoeren."
7.42
Over projecten in notulen van de vergadering van de raad van commissarissen
13 september 2007 opgenomen: [38] "7.Deelname in het project 'van afval naar grondstof’ (grondstof verrijking), De heer [appellant] licht het project toe. (...) De bussinesscase is al geruime tijd door RENDO opgezet en van vele zijden grondig bekeken. (...)De raad kan instemmen met hei voorstel om deel te nemen in dit project.8. Deelname in project stroomproductieRENDO gaat deelnemen in de opwekking van (noodstroom in Steenwijk. Het belang voor de RENDO netbeheerder van het doorgaan van het project is duidelijk. RENDO wenst dit evenwel te doen binnen de kaders van de Wet Onafhankelijk Netbeheer. Met het voorstel van de directie om het project verder vorm te geven, door de activa van dit project door een derde partij te laten exploiteren, wordt dan ook door alle commissarissen ingestemd. De exploitant gaat dan voor eigen risico voor de exploitatie zorgdragen."
Uit de notulen blijkt dat [naam20] en [appellant] bij deze vergadering van de raad van commissarissen van 13 september 2007 aanwezig zijn geweest.
7.43
In 2007 was [naam19] (hierna: [naam19] ) statutair bestuurder van N.V. Rendo.
7.44
Bij e-mail 26 september 2007 heeft [appellant] aan [naam20] , [naam19] , [naam17] en [naam18] bericht [39] :
"hedenochtend was ik bij notaris van de Laan te Groningen.Ik heb hem gevraagd voorbereidingen te treffen voor de oprichting van de 3 b.v. 's te weten:Stramproy Green Investments B.V = HoldingStramproy Green Coal = 100% dochter 1Stramproy Geen Electricity = 100% dochter 2De notaris heb ik voorts geïnformeerd dat de aandelen van de holding gehouden worden door 5 andere b.v. 's (de exacte verdeling van de aandelenverhouding hoop ik binnenkort bekend te kunnen maken)Een van die BV's is mijn persoonlijke BV Woldomus BV. De BV's van [naam20] en [naam19] moeten nog worden opgericht. Ik verzoek aan [naam17] en [naam18] svp aan de notaris bekend te maken, hoe hun bv's heten en waar deze gevestigd zijn."
7.45
[naam17] heeft op enig moment Ntech Holding BV (hierna: Ntech Holding) opgericht. [naam18] heeft op enig moment de vennootschap naar buitenlands recht Bio-Coal & Waste BVBA (hierna Bio-Coal) opgericht.
7.46
Bij e-mail 27 sep 2007 heeft [appellant] aan het toenmalige hoofd P&O van Rendo c.s. bericht [40] :
"zou je mij z.s.m. willen informeren over de volgende vraagstelling RENDO staat aan de vooravond van de lancering van een grote investering (24 miljoen euro) in een nieuwe te ontwikkelen fabriek in Steenwijk RENDO zou asset owner worden van deze fabriek. Een derde partij (Stramproy Group) wordt de exploitant van deze fabriek en betaalt huur aan RENDO. Deze derde partij heeft dus ook de mensen in dienst. RENDO heeft hiervoor geen mensen in dienst.In hoeverre is zo'n investering door RENDO bij de OR- adviesplichtig?- meldingsplichtig?"
7.47
De conceptversie van 25 oktober 2007 van de aandeelhoudersovereenkomst gesloten tussen Ntech Holding, Bio-Coal, Woldomus, [naam19] en [naam20] en SGI luidt [41] :
Woldomus, [naam19] en [naam20] wensen een belang te nemen in Stramproy Green Technology BV(...)"
7.48
Onder
'Mededelingen directie'is in de notulen van de algemene vergadering van aandeelhouders van 20 december 2007 opgenomen: [42] "RENDO is promotor van een project bij de totstandkoming van een noodstroomvoorziening ter versteviging van het elektriciteitsnet in Steenwijk. Dit net is relatief zwak door de huidige invoeding vanuit één hoogspanningstraject, waardoor het risico van uitval in crisissituaties relatief groot is. De noodstroomvoorziening draagt tevens bij aan het voldoen aan de duurzaamheidsverplichtingen van gemeenten en RENDO, doordat deze volledig 'groen' is en doordat de vrijkomende warmte wordt gebruikt voor het drogen van een vervolgproces. Als brandstof wordt kaphout en snoeihout gebruikt. RENDO heeft bij dit project de rol van financier met een aantrekkelijk rendement en vervult daarnaast een faciliterende rol. De exploitatie van het project (productie) geschiedt bewust door een derde partij. Indien RENDO zelf de productie ter hand zou nemen zou dit implicaties hebben inzake haar positie van de Wet Onafhankelijk Netbeheer. Dit wenst RENDO niet. De vervolgvraag of dit project aansluit bij de nieuwe activiteiten die RENDO wenst uit te voeren, wordt bevestigend beantwoord. Het rendement is goed, de activiteiten sluiten goed aan bij de belangen van de stakeholders, het risico is te overzien, het is een investering in infrastructuur gerelateerde activiteiten, die bovendien een positief energieduurzaam karakter heeft. De heer [naam2] meldt dat dit project uitgebreid in de Raad van Commissarissen is bediscussieerd en daar een groen licht heeft gekregen. Daar was de conclusie dat het project uitstekend past bij RENDO gezien de combinatie van noodstroomvoorziening en het voldoen aan de duurzaamheidverplichting."
Oprichting SGI
7.49
Op 20 december 2007 is Stramproy Green Investments BV (hierna: SGI) opgericht [43] . Oprichters van SGI waren Woldomus, Ntech Holding, Bio-Coal en mevrouw [naam21] (hierna: [naam21] ). De afspraken tussen enerzijds deze oprichters tevens aandeelhouders en mevrouw [naam22] (hierna [naam22] ), en anderzijds SGI zijn vastgelegd in een aandeelhoudersovereenkomst van 20 december 2007. [44] Vervolgens zijn ook SG Coal B.V. (hierna: SGC), SG Electricity B.V. (hierna: SGE) en SG Technology B.V. (hierna: SGT) opgericht. SGI is enig aandeelhouder van SGC, SGE en SGT. De torrefactiecentrale was ondergebracht in SGC, de warmtekrachtcentrale was ondergebracht in SGE en de knowhow was ondergebracht in SGT. In de akte van oprichting van SGI van 20 december 2007 is (in de slotverklaringen) tot bestuurder (algemeen directeur) benoemd [naam23 ] (hierna: [naam23 ] ).
7.5
Het hof stelt het volgende vast over de oprichters van SGI op het moment van oprichting van SGI op 20 december 2007:
- [naam21] is de echtgenote van [naam19] ;
- [naam22] is de toenmalige echtgenote van [naam20] ;
- [appellant] bezit 99,95% van de aandelen van Woldomus;
- [naam1] bezit 0,05% van de aandelen van Woldomus;
- [naam17] is samen met zijn echtgenote bestuurder van Ntech;
- [naam18] is 100% aandeelhouder van Bio-Coal;
- [naam19] , [naam20] en [appellant] zijn directieleden van Rendo:
o [naam19] als directeur van N.V. Rendo Holding en Rendo Duurzaam B.V.;
o [appellant] als statutair en algemeen directeur van NV. Rendo Holding; en
o [naam20] als directeur van Rendo Beheer BV.56
7.51
Woldomus hield 60% van de aandelen in SGI, waaronder 20% van de aandelen voor [naam22] . Woldomus en [naam22] hebben op 20 december 2007 een overeenkomst gesloten met een koopoptie voor [naam22] op aandelen in SGI die door Woldomus werden gehouden. Ntech Holding en Bio-Coal hielden ieder 20% van de aandelen in SGI.
7.52
Op 21 december 2007 heeft Rendo Holding aan SGC een achtergestelde lening verstrekt van € 3 miljoen (lening 1) en heeft Rendo Holding aan SGE een achtergestelde lening verstrekt van € 3 miljoen (lening 2). De beide overeenkomsten zijn namens Rendo Holding getekend door [appellant] .
7.53
Op 27 december 2007 is door Rendo c.s. € 1 miljoen betaald aan SGC en is
€ 1,5 miljoen betaald aan SGE. [appellant] heeft namens Rendo voor deze betalingen getekend.
7.54
Op 6 februari 2008 machtigt [naam1] als directeur van Woldomus [appellant] om alle
voorkomende handelingen te verrichten namens Woldomus. [appellant] heeft blijkens de aangiften vennootschapsbelasting van 2008 tot en met 2010 99,95% van de aandelen van Woldomus. [naam1] heeft 0,05% van de aandelen van Woldomus.
7.55
In mei 2008 hebben Rendo Netbeheer (verdwijnende rechtspersoon) en N.V. Rendo (verkrijgende rechtspersoon) een voorstel tot fusie opgemaakt. Dit voorstel is door het bestuur van de fuserende vennootschappen ondertekend. [appellant] heeft voor N.V. Rendo getekend en [naam20] heeft (als statutair bestuurder) voor Rendo Netbeheer getekend. Daarnaast is het voorstel tot fusie ook door de commissarissen van Rendo Netbeheer ondertekend.
7.56
Op 2 juni 2008 heeft Rendo Holding aan SGC een achtergestelde lening verstrekt van € 3 miljoen (lening 3) en heeft Rendo Holding aan SGE een achtergestelde lening verstrekt van € 3 miljoen (lening 4). De beide overeenkomsten zijn namens Rendo Holding getekend door [appellant] .
7.57
Op 10 juni 2008 is door Rendo c.s. € 2 miljoen betaald aan SGC als tweede betaling van lening I. [appellant] tekent de overeenkomst namens Rendo.
7.58
In de notulen van de algemene vergadering van aandeelhouders van 19 juni 2008, waar [naam20] bij aanwezig was, is opgenomen [45] :
"Ook is er extra financiering nodig voor meerdere projecten waarmee RENDO annex is. RENDO zal in het kader van duurzaamheid en innovatie zich meer gaan richten op het ondersteunen bij de totstandkoming van duurzame projecten in haar netgebied. Te noemen zijn projecten te: Steenwijk, Noodstroom elektriciteit opwek en productie Biobrandstoffen Hoogeveen, Onderzoek naar grootschalige mestvergisting o.a. met LTO Coevorden, Toepassing WKO systemen in delen van de nieuwbouwwijk Ossehaar en een WKO project in de gemeente Haren"
7.59
Op 26 juni 2008 is tussen Ntech Holding, Bio-Coal, Woldomus, [naam22] en [naam21] een aandeelhoudersovereenkomst SGI gesloten, die onder meer inhoudt dat [naam21] haar aandelen (omvattende een belang van 20%) in SGI verkoopt en overdraagt aan Woldomus en dat Woldomus haar aandelen in SGI (60% inclusief de voor [naam22] gehouden aandelen) met een terugkoopoptie verkoopt en levert aan de heer [naam24] , een kennis van [appellant] (hierna: [naam24] ). Deze afgesproken gang van zaken is dezelfde dag uitgevoerd. Daartoe is een nadere aandeelhoudersovereenkomst opgesteld die op 26 juni 2008 is ondertekend door de aandeelhouders. In de overeenkomst stemmen de aandeelhouders in met de aandelenoverdracht aan [naam24] en laten zij in het kader van de blokkeringsregeling weten geen gebruik te maken van hun aanbiedingsrecht. Deze overeenkomst was [naam20] tevoren, op 24 juni 2008, toegestuurd.
7.6
Op 1 juli 2008 treedt de WON in werking. waarin een onafhankelijke positie wordt geregeld van netbeheerders ten aanzien van productie-, handels-,en leveringsbedrijven van elektriciteit en gas.
7.61
Op 4 augustus 2008 is Rendo Netbeheer, als verdwijnende rechtspersoon, gefuseerd met N.V. Rendo. In een uittreksel van de KvK van 7 augustus 2008 is vermeld dat de registratie van Rendo Netbeheer BV op 6 augustus 2008 is beëindigd ten gevolge van fusie/splitsing met ingang van 5 augustus 2008 en dat laatstelijk [naam20] stond ingeschreven als bestuurder van Rendo Netbeheer BV. Na de fusie is [naam20] directeur strategie en regulering van N.V. Rendo geworden, waarbij [naam20] verantwoordelijk was voor de taken van N.V. Rendo als netbeheerder. Na de fusie is [naam19] directeur operations van N.V. Rendo geworden. Artikel 9 van de statuten van N.V. Rendo [46] luidt, onder meer:
"De leden van het bestuur mogen direct noch indirect binding hebben met een organisatorische eenheid die zich bezig houdt met het opwekken van (een producent), een organisatorische eenheid die zich bezig houdt met het leveren van (een leverancier), of een rechtspersoon die de productie., aankoop aflevering van (een handelaar) elektriciteit en gas verricht als bedoeld in de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet."De statuten van Rendo Netbeheer kenden een soortgelijke bepaling, in artikel 8 lid 1.
7.62
Op 11 september 2008 is door Rendo c.s. € 3 miljoen betaald aan SGC als betaling op lening 3. Op dezelfde datum is € 3 miljoen betaald aan SGE als tweede betaling van lening 2 en betaling van lening 4. Beide betalingen worden in opdracht van [naam23 ] uitgevoerd met goedkeuring van [appellant] .
7.63
Op 3 oktober 2008 heeft Rendo Holding aan SGE een achtergestelde lening verstrekt van € 2 miljoen (lening 5). De overeenkomst is namens Rendo Holding getekend door [appellant] .
7.64
Op 26 maart 2009 heeft [naam20] samen met zijn broer [naam25] Marella BV (hierna: Marella) opgericht. [naam25] was statutair bestuurder van Marella. Op de dag van de oprichting heeft [naam25] 99% van de aandelen in Marella aan [naam20] verkocht en geleverd. [naam25] hield 1% van de aandelen in Marella. Op 31 maart 2009 heeft [naam22] haar koopoptie op aandelen in SGI voor nul euro verkocht aan Marella. Marella bezat vanaf 31 maart 2009 dan ook de koopoptie op het aandelenbelang van 20% dat voorheen voor [naam22] werd gehouden door Woldomus en dat ten tijde van de overname van de koopoptie van [naam24] was.
7.65
Bij e-mail van 6 juli 2009 [47] heeft [appellant] aan [naam26] van Mazars Berenschot Corporate Finance BV (hierna: MBCF) bericht:
"Beste [naam26] ,ik heb de factuur voor RENDO in goede orde ontvangen.ik stel voor dat ik deze ga betalen zo gauw als ik een leuk adviesrapportje van je heb gekregen.Ik zou hierin zo mogelijk graag de volgende engelse statements willen lezen (...)
4. RecommendationsTo get more grip on the total operation RENDO is adviced to buy the ground and building asap (...) "
7.66
Op 30 oktober 2009 is door Rendo c.s. € 2 miljoen betaald aan SGE als betaling op lening 5. [naam20] heeft voor N.V. Rendo voor deze betaling getekend.
7.67
In oktober 2009 is binnen SGI gesproken over de inbreng van de (op 23 juli 2009 door [naam17] en [naam18] opgerichte vennootschap) EPC International BV (hierna: EPC) in SGI. Veel van de correspondentie hierover is gevoerd met [appellant] en [naam20] , dat wil zeggen buiten de meerderheidsaandeelhouder [naam24] om. Zo luidt een bijlage van een e-mail van [appellant] van 26 oktober 2009 over deze inbreng aan [naam17] en [naam20] [48] :
'positieve aspecten oude voorstel1. het eigen vermogen van SGI wordt (voor de buitenwereld) opgekrikt."
7.68
Bij e-mail van 6 november 2009 [49] heeft [appellant] aan [naam17] en [naam20] laten weten:
"Ik denk dat je goed hebt aangevoeld dat het betalen van een bedrag op 22/12 voor ons zeer belangrijk is. Van deze gedachte wensen wij dan ook geen afstand te doen. (...) Voorts hoort wat ons betreft er bij dit soort transacties ook een stukje aanbetaling. Ergo boter bij de vis. (...) Gezien de zeer korte termijn die wij nog hebben om tot een gedragen voorstel te komen, stellen wij voor dat SGI de bedragen die zij dan nog ontbeert voorzover die niet uit het zuiden kunnen komen leent van de suikeroom."
7.69
Op enig moment voorafgaand aan de op 22 december 2009 vastgestelde nadere aandeelhoudersovereenkomst is een zogeheten stappenplan inkoop aandelen opgesteld. In dit stappenplan wordt beschreven welke handelingen ondernomen moeten worden om de inkoop van de aandelen van Woldomus en Marella en de betaling daarvan mogelijk te maken. Het stappenplan bevat afspraken over de uitbetaling van de inkoop van de aandelen van Woldomus en Marella, over een tussen SGI en Rendo te sluiten sale and lease back transactie en over het omzetten van de huidige lening van € 14 miljoen naar een lening van € 8 miljoen aan SGE en een lening van € 7,8 miljoen aan SGC.
7.7
Op 25 november 2009 heeft Rendo Holding aan SGC een achtergestelde lening verstrekt van € 1,8 miljoen (hierna: lening 6). De overeenkomst is namens Rendo Holding getekend door [appellant] . Met leningen 1 tot en met 6 is een totaalbedrag van € 15,8 miljoen gemoeid (EUR 8 miljoen aan SGE en € 7,8 miljoen aan SGC).
Sale and leaseback transactie 1
7.71
Op 27 november 2009 heeft SGI een perceel industrieterrein met daarop de in aanbouw zijnde biomassacentrale voor € 7 miljoen (exclusief € 1.330.000,- aan omzetbelasting) verkocht en geleverd aan Rendo Holding, waarna SGI het perceel met de biomassacentrale van Rendo Holding heeft gehuurd [50] . [appellant] vertegenwoordigt Rendo Holding.
7.72
Op 29 november 2009 heeft (de algemene vergadering van aandeelhouders van) Marella besloten over te gaan tot uitoefening van de koopoptie op de aandelen in SGI. Op
2 december 2009 heeft Woldomus de (60%) aandelen in SGI van [naam24] gekocht en (bij notariële akte) verkregen voor € 15.000,-. [51] Op 2 december 2009 heeft Woldomus 20% van de aandelen SGI aan Marella verkocht en (bij notariële akte) geleverd voor een bedrag van € 5.000,-. [52]
7.73
In de notulen van de vergadering van de raad van commissarissen van N.V. Rendo van 17 december 2009 [53] is vastgelegd:
"Er wordt melding van gemaakt dat het project biomassacentrale in Steenwijk qua realisatie achter loopt op de planning. Deze achterstand hield verband met een revisieaanvraag van de vergunning. Het project blijft rendabel. Waarschijnlijk start de levering van stroom nu echter pas in het tweede kwartaal van 2010. Om de RENDO belangen veilig te stellen en in de ontstane extra liquiditeitsbehoefte van de exploitant te voorzien, zal RENDO een aankoop gaan doen van de desbetreffende grond en opstallen. De exploitant huurt deze activa vervolgens van RENDO terug, tegen een rendement van 8%. "
[appellant] is bij deze vergadering aanwezig.
7.74
Op 22 december 2009 is EPC ingebracht in SGI om het eigen vermogen van SGI boekhoudkundig te verhogen teneinde de inkoop van aandelen mogelijk te maken. Op
22 december 2009 is een nadere aandeelhoudersovereenkomst SGI gesloten tussen Ntech Holding, Bio-Coal, Woldomus en Marella. In deze overeenkomst is onder meer vastgelegd dat SGI de aandelen van Woldomus (40%) en Marella (20%) inkoopt voor een bedrag van (in totaal) € 8,1 miljoen, waarvan € 5,4 miljoen voor Woldomus en € 2,7 miljoen voor Marella. Tussen partijen is afgesproken dat de betaling in gedeelten zal plaatsvinden, dat de aandelen bij de laatste betaling zullen worden geleverd en dat het deel van de koopsom dat niet direct wordt voldaan zal worden omgezet in een rentedragende lening van Marella aan SGI waarop op gezette tijden moet worden afbetaald.
7.75
Op 23 december 2009 is door Rendo c.s. € 1,8 miljoen betaald aan SGC.
7.76
Op 23 december 2009 heeft Marella een bedrag van € 0,5 miljoen ontvangen van SGI. Op 23 december 2009 heeft Woldomus een bedrag van € 1 miljoen ontvangen van SGI. [54]
7.77
In februari 2010 is [naam2] als voorzitter van de raad van commissarissen van Rendo Holding opgevolgd door [naam3] , toen burgemeester van Meppel. [naam3] is tot 2014 voorzitter van de raad van commissarissen geweest.
7.78
Bij e-mail van 8 maart 2010 [55] heeft [appellant] aan [naam17] en [naam20] , voor zover hier van belang, het volgende geschreven:
"Hallo [naam17] ,1. Zouden we svp ook nog eengeconsolideerdejaarrekening van SGI kunnen krijgen op de Hotmail?Zou de accountant svp inelke jaarrekening(intern en extern per vennootschap) de volgende omschrijvingen/verwijzingen willen schrappen:a. Marellab. Woldomusc. NV RENDO Holdingd. RENDO NV (.. )e. RENDOf. etcetera alle soortgelijke verwijzingen naar deze externe partijen, (met wie een geheimhoudingsovereenkomst bestaat.) Dit zeeeeer zorgvuldig per pagina willen doorvoeren, waarvoor dank.Dit verzoek svp niet 1 op 1 doormailen. (...)"
7.79
In een advies gedateerd op 17 juni 2010 gevoegd bij een e-mail van 1 juli 2010 heeft [naam26] van MBCF aan N.V. Rendo t.a.v. [appellant] een positief advies gegeven voor het verstrekken van een aanvullende tijdelijke lening van € 4,5 miljoen teneinde SGI in staat te stellen om de bouw van de biomassacentrale te voltooien en aan haar financiële verplichtingen te voldoen.
7.8
Op 18 juni 2010 heeft Rendo Holding aan SGC een achtergestelde lening verstrekt van € 4,5 miljoen (lening 7). De overeenkomst is namens Rendo Holding getekend door [appellant] . Al met al heeft Rendo Holding alsdan uit hoofde van geldleningen aan SGE
€ 8 miljoen betaald en aan SGC € 12,3 miljoen betaald (in totaal € 20,3 miljoen).
7.81
Op 22 juni 2010 is [naam23 ] (die eerder tot bestuurder was benoemd van SGI [56] ) in dienst getreden bij Woldomus.
7.82
Op 25 juni 2010 is van lening 7 € 3.010.845,37 betaald door Rendo c.s. aan SGC. Het restant van lening 7 is verrekend met facturen van Rendo.
7.83
Op 29 juni 2010 heeft Marella een bedrag van € 0,5 miljoen ontvangen van SGC en heeft Woldomus van SGC een bedrag van € 1 miljoen ontvangen. [57]
7.84
Op 14 juli 2010 is door Rendo c.s. € 4,5 miljoen betaald aan SGC.
7.85
Bij e-mail van 26 oktober 2010 [58] heeft [appellant] aan [naam17] en [naam18] laten weten:
Ik constateer dat onze gedachten over een korte termijn financiering ver uiteen lopen. RENDO niet betalen qua rente of aflossing is geen optie meer voor mij. We komen uit dit probleem zo via de mail absoluut niet uit. Donderdag 28 oktober dienen er wat mij betreft knopen gehakt te worden over de rentebetaling en aflossing aan RENDO. De geloofwaardigheid van SGI en de RENDO gelederen staat op het spel! Indien er dan geen besluiten worden genomen dan wordt de situatie onvoorspelbaar en oncontroleerbaar voor mij.
7.86
Bij schriftelijke overeenkomst van 1 november 2010 [59] heeft Woldomus een bedrag van € 1 miljoen geleend aan SGC. In deze overeenkomst is bepaald dat het geen achtergestelde lening betrof en dat de lening uiterlijk op 1 juli 2011 volledig
afgelost moest zijn.
7.87
Bij brief van 27 december 2010 [60] heeft [naam26] (MBCF) aan Rendo Holding t.a.v. [appellant] een prognose verstrekt voor SGI met daarin verwerkt de voorgenomen sale and leasebacktransactie om activa van SGI te kopen voor € 2,25 miljoen. De brief luidt verder:
"Deze transactie verhoogt de zekerheidspositie van N. V. Rendo, omdat zij hiermee de volledige infrastructuur van de Biocoal-fabriek in Steenwijk in haar bezit heeft. De verwachte financiële lease/lening van Torrefactie 1 ad € 6.000.000 start in januari 2011, waarmee de tijdelijke lening ad € 4.500.000 van Rendo wordt afgelost. Zoals u ziet in Bijlage 1 wordt in het eerste operationele jaar 2011 een winst van € 1.300.000 geprognosticeerd. Dat is lager dan eerder aan u werd gemeld. De reden hiervoor is grotendeels gelegen in het ontbreken van omzet door de gemelde opstartproblemen. Het management van SGI heeft verzekerd dat deze problemen m de loop van de komende maanden opgelost worden."
Sale and leaseback transactie 2
7.88
Op 30 december 2010 heeft SGI roerende zaken (duurzame systemen of bedrijfsmiddelen) voor (afgerond) € 2,25 miljoen verkocht aan Rendo Duurzaam waarna SGI deze roerende zaken van Rendo Duurzaam heeft gehuurd. [61]
7.89
Eind 2010 is op de leningen van Rendo Holding aan SGI en haar dochtervennootschappen € 1 miljoen afgelost, door te verrekenen met een koopsom met betrekking tot de sale and leasebacktransactie waardoor aan leningen € 19,3 miljoen resteerde.
7.9
In juli 2011 heeft Rendo Duurzaam van Rendo Holding verkregen de onroerende zaken die Rendo Holding op 27 november 2009 voor € 7 miljoen van SGI had verkregen door middel van de eerste sale and leasebacktransactie (een perceel industrieterrein met daarop de in aanbouw zijnde biomassacentrale).
7.91
SGI en Rendo Duurzaam hebben een vaststellingsovereenkomst gesloten - en op
22 september 2011 notarieel vast laten leggen - ingevolge welke Rendo Duurzaam aan SGI een vergoeding moet betalen van € 3,7 miljoen voor in de biomassacentrale gedane investeringen, waarvoor SGI aan Rendo Duurzaam jaarlijks een huurbedrag moet voldoen. [62] Van het bedrag van € 3,7 miljoen wordt € 1,7 miljoen verrekend met vorderingen die Rendo c.s. op SGI heeft en wordt het restant overgemaakt aan SGI en EPC.
7.92
Op 22 september 2011 hebben Rendo Duurzaam en SGI een huurovereenkomst gesloten betreffende de verhuur van alle roerende zaken die Rendo van SGI heeft verworven waarbij zij zijn overeengekomen dat Rendo over de jaren 2011 en 2012 geen huur in rekening zal brengen bij SGI.
7.93
Als gevolg van de (drie) sale and leasebacktransacties heeft SGI (van N.V. Rendo en Rendo Duurzaam) in totaal € 12,95 miljoen ontvangen.
7.94
Bij notariële akte van 22 september 2011 heeft Rendo Duurzaam (onder meer) de door Rendo Holding met SGE en SGC gesloten overeenkomsten van geldlening overgenomen als bedoeld in artikel 6:159 BW. In de notariële akte is vermeld dat SGC en SGÉ medewerking wensen te verlenen aan de overdracht van de leningen van Rendo Holding op Rendo Duurzaam.
Overname SGI door Horizon
7.95
Op 22 september 2011 heeft Horizon BioEnergy Netherlands BV (hierna; Horizon) de aandelen van Marella in SGI overgenomen, waarbij de vordering van Marella op SGI met € 450.000,- is afgewaardeerd. De openstaande vordering die Woldomus op SGI had is door Horizon overgenomen voor € 2,25 miljoen [63] Horizon heeft aan Woldomus op
22 september 2011 een bedrag van € 0,5 miljoen betaald [64] , zoals ook eerder was overeengekomen [65] . Woldomus heeft al met al € 2,5 miljoen ontvangen voor de aandelen in SGI (op 23 december 2009 € 1 miljoen, op 29 juni 2010 € 1 miljoen en op 22 september 2011 € 0,5 miljoen).
7.96
In januari 2012 heeft [naam23 ] aan Woldomus een brief gestuurd met volgende inhoud [66] :
"Recentelijk heeft u mij de vraag gesteld, om s.v.p. schriftelijk te reageren op de vraag, wat ik mij nog herinner van de eerste werkzaamheden, die ik voor Woldomus B.V. heb verricht. Omdat het alweer een lange tijd geleden is, kan ik mij hierover echter nog maar heel weinig herinneren. Ik weet nog slechts dat ik enkele jaren geleden een computermodel in opdracht van Woldomus B. V. heb gemaakt. Het computermodel maakte berekeningen over de inkoop van energie.
7.97
Vanaf enig moment in 2012 heeft het openbaar ministerie een strafrechtelijk onderzoek tegen (onder meer) [appellant] en Electrabel ingesteld. Electrabel heeft een schikking getroffen met het openbaar ministerie voor een bedrag van € 2,5 miljoen. Dit bedrag is ten goede gekomen aan Rendo Holding. Electrabel heeft daarnaast een bedrag van € 850.000,- aan Rendo Holding betaald (in totaal € 3.350.000,-).
7.98
[naam23 ] is op 9 mei 2012 als getuige gehoord door twee opsporingsambtenaren van Belastingdienst/FIOD. In dat verhoor heeft [naam23 ] verklaringen afgelegd over de inhoud van de arbeidsovereenkomst die hij met Woldomus had gesloten. Het daarvan opgemaakte proces-verbaal [67] luidt:
"(...) [appellant] is nadien bij mij gekomen. Hij zei er moet nog een zinnetje in. Het betreft de zin "In de honorering is tevens meegenomen de beloning voor eerder verrichte werkzaamheden aangaande de bouw van een computermodel m.b.t. de optimalisatie van inkoop van energie".Deze zin is er later ingezet. Op 22-06-2010 is die overeenkomst ondertekend. Daarna is de zin erin gezet en is het document opnieuw ondertekend. Het is dan geantidateerd. Het is meer dan een jaar later opgenomen, die zin bedoel ik (...)
Ik trek een groot gedeelte van mijn verhaal terug. Er was geen computermodel. Ik had daar niets mee te maken. Ik kan helemaal niets met computers. (...) Heb ik ook geen verstand van. Wil ik ook helemaal niet. Ik heb geen computermodel gemaakt. (...) Het verhaal gaat mis bij het verhaal van het computermodel. Dit computermodel heb ik in ieder geval niet gemaakt. Wellicht is het er wel maar daar heb ik niets mee te maken. Alles wat er gebeurd is met computermodellen en de verkoop aan Electrabel daar weet niets van. Dat het in mijn arbeidscontract staat dat is op verzoek van [appellant] . Ik heb het inderdaad ondertekend. (...)"
7.99
[naam2] is óp 14 mei 2012 als getuige gehoord door twee opsporingsambtenaren Belastingdienst/FIOD. Het daarvan opgemaakte proces-verbaal luidt [68] :
"Opmerking: Wij tonen gehoorde (...) een verslag van overleg tussen Electrabel (...) en NV Rendo Holding, d.d. 27februari 2006. (...) Uit dit verslag volgt dat Rendo exclusiviteit gunt aan Electrabel tot 1 april 2006. Bij dit gesprek zijn onder meer aanwezig [naam4] , [naam2] en [appellant] .
Antwoord: "(...) Dat had te maken met het feit dat Electrabel ook nog in onderhandeling was met Cogas. Voor ons was het belangrijk dat Electrabel voor ons zou kiezen. Uiteindelijk heeft Electrabel toch ook Cogas overgenomen. De exclusiviteit was voor ons zeker zo belangrijk als voor Electrabel. Electrabel wilde graag als leverancier op de Nederlandse markt komen, wij wilden graag verkopen. De exclusiviteit was dus een wederzijds belang. Electrabel had aan slechts één marktpartij genoeg om een Nederlandse marktpositie in te nemén. Die kans wilden wij onderzoeken. Wij wisten dan zeker dat wij drie maanden de tijd hadden om tot een deal te komen. Electrabel wist dan omgekeerd dat wij niett naar een andere koper op zoek gingen. De exclusiviteit is zeker niet door [appellant] opgedrongen. Het was een strategisch belang voor ons als bestuur."
Vraag: (...) wordt met het terzijde schuiven van het bod van DONG de exclusiviteit van Electrabel bedoeld?
Antwoord: "Als wij hadden willen verkopen aan DONG dan hadden wij de periode van exclusiviteit van Electrabel kunnen afwachten. Het heeft er dus niets mee te maken dat het bod van DONG terzijde wordt geschoven in verband met de verleende exclusiviteit aan Electrabel."
Vraag: Heeft RENDO (...) het bod van DONG terzijde geschoven? Zo ja, waarom?
Antwoord: "Nee, absoluut niet. Het totaalpakket was van belang. Er is gewogen op het totaalpakket. Wij hebben het proces zo zichtbaar gemaakt richting de aandeelhouders, ook al omdat alle aandeelhouders op de hoogte waren van het bod van DONG, dat ieder aandeelhouder zijn eigen afweging kon maken. De AVA bleef vasthouden aan het voorstel van de Raad van Commissarissen om te verkopen aan Electrabel. Met name ook vanwege de randvoorwaarden waaraan Electrabel heeft voldaan."
Opmerking: (...) In de email van 2juli 2006 van [naam4] aan [appellant] , refereert [naam4] aan een gesprek dat hij met de heer [naam2] (gehoorde) heeft gehad, over extra acties van de kant van Electrabel, vooral vanwege het aanvullende aanbod van DONG. Electrabel heeft daarbij onder meer een bedrag genoemd van € 68 miljoen.
Vraag: Herinnert u zich bedoeld telefoongesprek? Heeft u met [naam4] onderhandeld over verhoging van het bod van Electrabel?
Antwoord: "Dit gesprek ken ik, ik heb onderhandeld over het bod van Electrabel en heb het bod van DONG gebruikt als onderhandelingsmiddel. Ook hier gaat het weer over versterking van de personeelskant en de verzilvering van de omzetvergroting van Rendo.''
7.100 Op 29 juni 2012 is [appellant] op non-actief gesteld omdat het Openbaar Ministerie een strafrechtelijk onderzoek naar hem instelde.
7.101 Per 12 juli 2012 heeft [naam20] de benoeming tot tijdelijk bestuurder van Rendo Holding geaccepteerd.
7.102 Medio 2012 is [appellant] ontslagen wegens verdenking van fraude.
7.103 Notulen vergadering van de raad van commissarissen van Rendo Holding van
23 november 2012 luiden [69] :
"De heer [naam27] geeft aan geschrokken te zijn over de situatie waarin we verzeild zijn geraakt. Hoe heeft dit kunnen ontstaan dat er ruim 30 miljoen naar een onzeker project is gestopt?De heer [naam20] geeft aan dat er binnen RENDO alleen onze voormalig directeur met dit project bezig is geweest en dat er verder niemand iets vanaf wist. Vanaf juli 2012 is de heer [naam20] hier actief ingedoken samen met de heer [naam28] en [naam29] ."
7.104 Op 4 december 2012 is [naam20] met [appellant] door de FIOD gearresteerd op verdenking van fraude. Eind december 2012 is [naam20] op staande voet ontslagen.
7.105 [naam3] is op 4 december 2012 als getuige gehoord door twee opsporingsambtenaren van de Belastingdienst/FIOD. Het daarvan opgemaakte proces-verbaal luidt [70] :
"Vraag: Was de Raad van Commissarissen van Rendo en/of u destijds als commissaris op de hoogte van de 60% (middellijke) deelneming door de drie directeuren van Rendo (via echtgenotes dan wel een vennootschap) in SGI?
Antwoord: Nee, voor mij zelfsprekend nee en als commissaris sprekend ook nee.
Vraag: Hebben de directieleden van Rendo, de heren [appellant] , [naam20] en [naam19] de Raad van Commissarissen, of aan u als President Commissaris om toestemming gevraagd voor dit aandelenbezit?
Antwoord: Wat denkt u dat het antwoord is? Nee dus.
(...)
Antwoord: (...) Ik wil nog wel verder opmerken dat als de Raad van Commissarissen dit allemaal had geweten in 2007 dan was dit hele project niet doorgegaan en had Rendo niet geïnvesteerd in dit project"
7.106 [naam18] is op 4 december 2012 als verdachte gehoord door twee opsporingsambtenaren van de Belastingdienst/FIOD. Het daarvan opgemaakte proces-verbaal luidt [71] :
"Vraag: Waarom ging u aandelen inkopen en wie heeft deze constructie bedacht? Antwoord: Wij zagen dat er steeds meer belangstelling was en wij wilden van de overige aandeelhouders af. De constructie rond EPC is bedacht door een combinatie van [naam17] ,, [naam30] [72] en [naam31] .(...)
Vraag: Hoe was de liquiditeitspositie van SGC BV en SGI BV voorafgaand aan het verkrijgen van de leningen van totaal 4,5 miljoen euro van Rendo in juni 2010?Antwoord: Die liquiditeitspositie is nooit goed geweest, we hadden nog geen inkomsten enkel uitgaven. "
7.107 [naam17] is op 4 december 2012 als verdachte gehoord door twee opsporingsambtenaren van de Belastingdienst/FIOD. Het daarvan opgemaakte proces-verbaal luidt [73] :
"Antwoord: (...) EPC is een vehikel dat we gebruikt hebben om de vermogenspositie van SGI te verhogen. (...) De reden om EPC te laten waarderen was om een mogelijkheid te creëren om de aandelen van de andere aandeelhouders, niet zijnde van mij of [naam18] in te kunnen kopen. De andere aandeelhouders betroffen Woldomus en Marella BV. pas inkopen als je een positief eigen vermogen hebt. De waarde van de aandelen van EPC zorgde hiervoor. (...) "
7.108 [naam24] is op 5 december 2012 als verdachte gehoord door twee opsporingsambtenaren van de Belastingdienst/FIOD. Het daarvan opgemaakte proces-verbaal luidt [74] :
"Vraag: Heeft u ook werkzaamheden verricht voor Stramproy Green Investments BV, zo ja welke en wanneer? (…)
Antwoord: Daar heb ik geen werkzaamheden voor verricht. Over deze BV kan ik verder ook helemaal niets vertellen, maar het is wel zo dat [appellant] mij heeft gevraagd om daar een jaar aandeelhouder van te worden. Hij heeft mij er wel eens iets over verteld. Dat ze van houtsnippers iets maken. Ik wist er verder niets van. [appellant] vertelde mij dat hij een belangenverstrengeling had met Rendo en daarom vroeg hij om te helpen. Ik denk dat dit ergens in 2008 is geweest, in februari ofzo. Hij zei niet direct dat het een jaar zou duren, hij zei voor een korte periode misschien een of twee jaar. Hij garandeerde mij dat hij ze terug zou kopen. Ik wist dus dat het slechts tijdelijk zou zijn en ik heb het gedaan omdat hij mijn vriend is. (...)
Vraag: U koopt van de vennootschap Woldomus BV van de heer [appellant] aandelen Stramproy Green Investments BV en spreekt met hem af dat hij de aandelen weer terugkoopt op het moment dat de heer [appellant] dat wil. Ook spreekt u met hem of dat u in de tijd dat u wel aandeelhouder bent, niet actief bent in Stramproy Green Investments BV. Bent u het met ons eens dat u bent gebruikt als een stroman om de heer [appellant] , als de feitelijke gerechtigde, buiten beeld te houden?
Antwoord: Het begrip stroman ken ik niet. Achteraf zou het wel zo kunnen zijn dat ik gebruikt ben om [appellant] buiten beeld te houden. (...)"
7.109 [naam2] is op 10 december 2012 als getuige gehoord door twee opsporingsambtenaren van de Belastingdienst/FIOD. Het daarvan opgemaakte proces-verbaal luidt, voor zover hier van belang [75] :
"Vraag: Was de Raad van Commissarissen van Rendo en/of u als toenmalig President Commissaris op de hoogte van de 60% (middellijke) deelneming door de drie directeuren van Rendo (via echtgenotes dan wel een vennootschap) in SGI?
Antwoord: Neen, de Raad van Commissarissen en ook ik was niet op de hoogte van de deelneming door de directie van Rendo in SGI Vraag: Hebben de directieleden van Rendo, de heren [appellant] , [naam20] en [naam19] de Raad van Commissarissen, of aan u als President Commissaris om toestemming gevraagd voor dit aandelenbezit?
Antwoord: Nee, zij hebben niet om toestemming gevraagd voor dit aandelenbezit.
(...)
Opmerking: De gehoorde wordt geconfronteerd met een passage uit de verklaring van [naam18] van 4 december 2012, op de vraag had de raad van commissarissen van NV Rendo Holding toestemming gegeven aan de directie van NV Rendo Holding om een belang (middellijk dan wel onmiddellijk) te hebben in een bedrijf die stroom produceert:" [naam17] heeft dal tegen mij gezegd dat hij dat heeft gevraagd aan [appellant] en dat [appellant] heeft gezegd dat de Raad van Commissarissen hier positief over hebben gestemd. Wij hebben nooit een document hierover gezien."
Vraag: Wat is uw reactie hierop?
Antwoord: (...) Als hij bedoelt te zeggen dat raad van commissarissen toestemming heeft gegeven aan de directieleden van Rendo om op persoonlijke titel aandelen te verkrijgen in Stramproy dan is dat volstrekt onjuist. Wij hebben dit als Raad van Commissarissen nooit geweten en wij zouden daar ook nooit toestemming voor hebben verleend
(...)
Vraag: Als de Raad van Commissarissen had geweten dat de directieleden van Rendo ( [appellant] , [naam20] en [naam19] ) tevens meerderheidsaandeelhouders waren van SGI, zou de Raad van Commissarissen dan toestemming hebben verleend voor verstrekking van bovenstaande leningen ad € 20.300.000 door Rendo?
Antwoord: Als de Raad van Commissarissen had geweten van de doorbetalingen aan rechtspersonen van [appellant] en [naam20] had de Raad van Commissarissen absoluut geen toestemming verleend voor deze leningen.
Vraag: Als u als toenmalig President-Commissaris had geweten dat de directieleden van Rendo ( [appellant] , [naam20] en [naam19] ) tevens meerderheidsaandeelhouders waren van SGI, zou u dan toestemming hebben verleend voor verstrekking van bovenstaande leningen ad € 20.300.000 door Rendo?
Antwoord: Absoluut niet.
Opmerking: De gehoorde wordt geconfronteerd met een passage uit de verklaring van de huidige President Commissaris [naam3] van 4 december 2012:"Ik wil nog wel verder opmerken dat als de Raad van Commissarissen dit allemaal had geweten in 2007 dan was dit hele project niet doorgegaan en had Rendo niet geïnvesteerd in dit project.
Vraag: Wat is uw reactie hierop?
Antwoord: Het zijn zijn woorden, maar ik ben het er volledig mee eens."
7.110 Op 31 januari 2013 is [naam2] als getuige gehoord door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de Rechtbank Noord-Nederland. Het daarvan opgemaakte proces-verbaal luidt [76] :
"In de laatste fase van de onderhandelingen met Electrabel heb ik als president commissaris telefonisch contact met [naam4] opgenomen als voorzitter van de Raad van Commissarissen. Ik vond het belangrijk dat ik hierover zelf, in plaats van [appellant] , contact met [naam4] had. Het was ook een kwestie die door de OR als heel belangrijk werd beschouwd. Namens de Raad van Commissarissen heb ik dus nog contact gehad hierover om zekerheid te krijgen. (...) We hebben voor dit proces een versterkte accountbegeleiding ingehuurd. (...)U houdt mij voor dat ik heb gezegd dat ik zelf de onderhandelingen heb gevoerd. Ik bedoel hiermee in mijn rol als voorzitter van de Raad van Commissarissen. Dit betreft het begingesprek en de eindfase. Tijdens het eerste gesprek met [appellant] en [naam4] , het strategisch begin, leek mij dat zij elkaar vanuit hun studie kenden. Na dat eerste gesprek had de Raad van Commissarissen de bestuurlijke regie op het proces. De tussenstappen zoals gesprekken met accountant; klantenanalyses en dergelijke zijn door [appellant] gedaan. Het bedrag moest te matchen zijn met het gekapitaliseerde rendement. De Raad van Commissarissen besprak de voortgang en monitorde. (...)Het kernpunt is dus dat ik eerlijk heb verteld aan DONG dat we niet in gesprek konden gaan want dat we in een exclusiviteitfase zaten waarbij we belangrijke niet financiële aspecten op tafel hadden die we waarschijnlijk binnen zouden halen. Ik bedoelde dus te zeggen dat extra condities, die voor ons heel belangrijk waren, al binnen hadden. Ik wist niet of DONG dat ook zou willen. Er waren voor mij geen zwaarwegende redenen om de exclusiviteit met als kernargument aan DONG voor te houden. Eigenlijk heb ik dus gewoon gezegd: U bent te laat".DONG bood geen hogere prijs volgens [appellant] , zijn mensen en volgens mijzelf. Ik heb dit ook laten uitrekenen, het kon geen substantieel hogere prijs worden. Dit is door [appellant] verder uitgewerkt in het eindstuk dat aan de AVA werd aangeboden neergelegd [appellant] heeft dit ook nog toegelicht. Mijn bron van wetenschap omtrent de hoogte van de prijs, en het feit dat de door DONG geboden prijs niet hoger was dan de prijs die Electrabel had geboden, was dus [appellant] (...)"
7.111 Aan SGI is op 2 mei 2013 op verzoek van haar bestuurder Horizon voorlopig Surseance van Betaling verleend. Op diezelfde dag is het faillissement uitgesproken van SGC en SGE. Op 8 mei 2013 is de surseance van SGI omgezet in een faillissement.
7.112 Op 25 april 2013 is [naam4] als verdachte gehoofd door twee opsporingsambtenaren van de Belastingdienst/FIOD [77] . Het daarvan opgemaakte proces-verbaal luidt:
"Vraag: Volgens de specificatie (...) is sprake van een computermodel. Heeft Woldomus BV daadwerkelijk de prestaties of leveringen voor Electrabel verricht zoals omschreven in de specificatie?
Antwoord: Dat is mij niet bekend. U vraagt mij of ik de naam [naam23 ] ken. Vóór het verhoor in mei 2012 had ik nooit van hem gehoord. De FIOD heeft zijn naam genoemd. (…)"
7.113 [naam18] is op 11 september 2013 als verdachte gehoord door twee opsporingsambtenaren van de Belastingdienst/FIOD. [78] Het daarvan opgemaakte proces-verbaal luidt, voor zover hier van belang:
" Vraag: Wanneer heeft u van [appellant] gehoord wie [naam24] was en wat vond u daarvan?
Antwoord: (...) [appellant] wist mij te overtuigen dat ik geen contact met [naam24] zou hebben. Die wijziging was volgens [appellant] nodig vanwege de Splitsingswet. Volgens die wet mochten de directieleden van RENDO op geen enkele wijze, dus ook niet indirect, aandeelhouder van SGI zijn. De aandelen gingen over naar [naam24] de vertrouwenspersoon van Rendo. Overigens is [naam24] op geen enkele AVA aanwezig geweest en ik heb hem eenmalig bij de notaris gesproken. [naam24] had dus in de praktijk geen zeggenschap. (...)"
7.114 In opdracht van Rendo Holding heeft Ernst & Young Accountants LLP (hierna: EY) een accountantsonderzoek gedaan gericht op het in kaart brengen van de feiten en omstandigheden met betrekking tot de besluitvorming, totstandkoming van en uitvoering van de overeenkomsten met SGI en daartoe behorende groepsmaatschappijen in relatie tot energiecentrale Steenwijk alsmede de financiering energiecentrale. EY heeft dat onderzoek verricht en daarover op 25 september 2013 gerapporteerd. Het rapport luidt [79] :
"Als onderdeel van de jaarrekening 2007 is onder de toelichtingen het volgende weergegeven:Noot 3) Financiële vaste activa 2007
(bedragen * € 1.000)
(...)Achtergestelde geldleningen 2.500
(...)''De achtergestelde geldleningen aan bedrijven, met ondernemingsactiviteiten die een versterkende invloed hebben op het energienetwerk van RENDO, hebben een looptijd van 10 jaar en een rentepercentage van 8% per jaar. In totaal is voor € 6 miljoen aan leningen overeengekomen waarvan € 2,5 miljoen in 2007 beschikbaar is gesteld. Terugbetaling van de lening zal lineair geschieden in 7 achtereenvolgende jaren, vervallende voor het eerst op 31 december 2010"
(...)
Als onderdeel van de jaarrekening 2008 is onder de toelichtingen het volgende weergegeven:Noot 3) Financiële vaste activa 2008
(bedragen *€ 1.000)
(...) .Achtergestelde geldleningen 2.500
(...)"De achtergestelde geldleningen aan bedrijven, met ondernemingsactiviteiten die een versterkende invloed hebben op het energienetwerk van RENDO, hebben een looptijd van 10 jaar en een rentepercentage van 1-maands euribor + 5,3% per jaar. In totaal is voor € 15,8 miljoen aan leningen overeengekomen waarvan € 3,8 miljoen in 2009 beschikbaar is gesteld. Terugbetaling van de lening zal lineair geschieden in 10 achtereenvolgende jaren, vervallende voor het eerst op 31 december 2010" (...)
Als onderdeel van de jaarrekening 2009 is onder de toelichtingen het volgende weergegeven:Noot 3) Financiële vaste activa 2009(bedragen * € 1.000
Boekwaarde 1 januari 2009 12.000Aankopen, verstrekte leningen (...) 3.800
Als onderdeel van de jaarrekening 2010 is onder de toelichtingen het volgende weergegeven:Noot 3) Financiële vaste activa 2010(bedragen * € 1.000) €Boekwaarde 1 januari 2010 15.800Aankopen, verstrekte leningen (...) 4.500(…)
Als onderdeel van de jaarrekening 2011 is onder de toelichtingen het volgende weergegeven:Noot 3) Financiële vaste activa 2011
(bedragen * € 1.000)
Boekwaarde 1 januari 2011 20.300
(…)Verkopen, aflossingen, onttrekkingen (1000)(...)19.3
Over aan SGI of aan haar dochters verstrekte leningen is in rapport van EY [80] vermeld:
"In de kwartaal rapportage van NV Rendo Holding van het 4e kwartaal 2008 is onder ''Treasury' het navolgende over de liquiditeit en solvabiliteitspositie van NV Rendo Holding opgenomen:
"De leningen aan Stramproy Green Coal betreffen twee achtergestelde leningen van 6 miljoen elk. Het rentepercentage over deze leningen bedraagt 8%. Gezien de liquiditeit en het langdurige karakter van de lening u/g Stramproy valt te overwegen om deze lening lang te financieren i.p.v. kort. De komende maanden wordt een verdere daling van de lange rente verwacht, voorlopig is het dan ook aan te raden om de korte financiering voort te zetten maar op een later tijdstip om te zetten in lange financiering"
In de notulen van de bespreking van de kwartaalrapportage 4° kwartaal 2008 is het volgende vermeld:
"Voor wat betreft de keuze van omzetting lening/reeds aangaan van nieuwe lening met betrekking tot de langlopende financiering zal een aanvullend gesprek plaatsvinden tussen [appellant] , [naam20] en [naam28] . (…)In de kwartaal rapportage van NV Rendo Holding van het 1e kwartaal 2010 is onder "Treasury" het navolgende over de liquiditeit en solvabiliteitspositie van NV Rendo Holding opgenomen:"De leningen aan Stramproy Green Coals betreffen twee achtergestelde leningen van respectievelijk 8 miljoen en 7,8 miljoen. (...)
In de notulen van de bespreking van het T kwartaalrapport 2010 is het navolgende vermeld:
"Stramproy. [appellant] geeft aan dat er een nieuwe leningsovereenkomst van 4,5 miljoen is afgesproken. [naam28] vraagt zich af of er niet teveel risico wordt genomen? [appellant] geeft aan dat de nieuwe lening gedekt is door meer dan 8 miljoen aan activa. Verder is op juridisch gebied advies gevraagd door een separate notaris. Op economisch gebied heeft Mazars Berenschot een positief advies rapport geschreven. Met de nieuwe lening worden ook alle facturen die per 1 juli zouden komen open te staan richting Rendo naar Stramproy verrekend (per saldo wordt dus minder dan 3,6 miljoen uitbetaald). De voortgang richting dit project gaat in afstemming met de raad van commissarissen. De directie houdt hier natuurlijk een eigen bevoegdheid in. (...)"
7.115 Een persbericht van het Openbaar Ministerie van 16 december 2013 luidt [81] :
"Het Openbaar ministerie (OM) is met GDF Suez Energie Nederland N.V. – voorheen Electrabel Nederland N.V. (Electrabel NL) - een transactie overeengekomen van een betaling aan het OM van drie miljoen euro.Dit bedrag wordt betaald vanwege betalingen van in totaal één miljoen euro door Electrabel NL aan een vennootschap van de toenmalige algemeen directeur van Rendo Holding B.V. in 2006 en 2007. De betalingen hielden kennelijk verband met de overname aan de energieleveringspoot van Rendo (Rendo Energielevering B.V.) door Electrabel NL in 2006. Deze betalingen waren met een valse factuurstroom aan Electrabel NL afgedekt. (...)"
7.116 Op 18 maart 2014 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland aan Rendo Holding verlof verleend tot het ten laste van [appellant] (doen) leggen van conservatoir beslag op onroerende zaken, roerende zaken, aandelen op naam en onder derden. [82] Bij beschikking van 25 april 2014 heeft de voorzieningenrechter van diezelfde rechtbank Rendo Holding toegestaan tot het ten laste van [appellant] (doen) leggen van conservatoir beslag onder Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen en onder het APB. [83]
7.117 [naam23 ] is op 7 april 2015 als getuige gehoord door de rechter-commissaris belast met strafzaken in de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de rechtbank). Het daarvan opgemaakte proces-verbaal luidt [84] , voor zover hier van belang:
'Y ) Ik heb nooit werkzaamheden voor Woldomus verricht. Ik heb geen Excel spreadsheetmodel ontwikkeld. Ik had dat ook niet gekund. Ik kan een computer bedienen, maar als het te ingewikkeld wordt, dan kan ik het niet. Ik kan niet programmeren. Ik beschik niet de vaardigheden en de kennis om een computermodel te maken. Ik heb bij de FIOD een aantal facturen gezien voor in totaal een miljoen Euro ofzo. Ik had deze facturen niet eerder gezien. Ik wist niet van het bestaan van die facturen. Ik wist niet dat er geld aan Woldomus door Electrabel was betaald. Ik heb nooit werkzaamheden voor Electrabel verricht. Ik heb wel werkzaamheden voor Rendo verricht op het gebied van duurzame energie. (...)"
7.118 Op 5 oktober 2015 is [naam2] als getuige gehoord door de rechter-commissaris belast met strafzaken in de rechtbank. Het daarvan opgemaakte proces-verbaal luidt [85] :
"U vraagt mij of [appellant] mij heeft verteld dat hij door [naam4] was benaderd om werkzaamheden te verrichten? Dat heeft hij me inderdaad verteld. Het ging om werkzaamheden met betrekking tot Muntsystemen, de systemen met betrekking tot de in- en verkoop. [appellant] vertelde dat een bureautje van zijn schoonvader deze werkzaamheden zou gaan verrichten. Ik heb toen wel aan [appellant] gevraagd of dat wel kon. Het waren beperkte bedragen, 1 a 2 ton. Ik snapte dat er hulp moest komen."
7.119 [naam17] is 11 oktober 2017 als getuige gehoord door rechter-commissaris belast met strafzaken in deze Rechtbank. Het daarvan opgemaakte proces-verbaal luidt [86] :
"Het klopt dat [appellant] en ik in november 2009 over en weer e-mailden over de inbreng van ETC en de financiering van de inkoop van de aandelen, u vraagt mij wie het zogenaamde stappenplan dat hiervoor is gemaakt, heeft bedacht. Ik denk dat dit in interactie is gebeurd en dat het een combinatie van ideeën was. [appellant] wilde wel dat de stappen in een document werden vastgelegd. Ik weet niet wie dit heeft opgesteld. De aandelenovereenkomst die ook onderdeel was van dit stappenplan, is door Stephan Visscher opgesteld."
Electrabel strafzaak
7.120 De strafkamer van dit hof heeft bij arrest van 21 oktober 2020 [87] [appellant] veroordeelt wegens passieve ambtelijke omkoping en het (meermalen) plegen van valsheid in geschrift tot een gevangenisstraf van 20 maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft daarbij geoordeeld dat [appellant] als directeur van N.V. Rendo Holding bewust een belofte en gift heeft gevraagd/aangenomen van zijn medeverdachte wetende dat deze hem gedaan werden met als doel het verkrijgen van een voorkeurspositie in de zin van verkrijging van diens ondersteuning bij de overname.
7.121 Daarnaast heeft het hof bij arrest van 21 oktober 2020 [88] Woldomus veroordeeld wegens valsheid in geschrift voor het valselijk opmaken van zeven facturen aan Electrabel, waarop door Electrabel een bedrag van € 1.000.000,- heeft betaald. Het Hof heeft Woldomus een geldboete van € 400.000,- opgelegd.
SGI strafzaak
7.122 Nadat de mondelinge behandeling ter zitting was gesloten heeft het hof ambtshalve kennisgenomen van de op 21 december 2022 op tegenspraak gewezen arresten in de strafzaken van het openbaar ministerie tegen (onder meer) [appellanten] door de strafkamer van dit hof in de SGI-zaak.
7.123 In het dossier bevond zich het vonnis van de strafkamer van de rechtbank Noord-Nederland op 6 februari 2018 waarin [appellant] was veroordeeld tot vier jaren gevangenisstraf. Het hof heeft [appellant] in zijn arrest van 21 december 2022 [89] eveneens veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier jaren.
Het hof overweegt onder meer dat [appellant] en S.A. [naam20] hebben zich vanaf de oprichting van SGI op 20 december 2007 schuldig hebben gemaakt aan oplichting van Rendo door Rendo te misleiden omtrent hun feitelijke deelname aan SGI. Al het geld dat Rendo vanaf die datum aan SGI of haar dochters heeft verstrekt is de vrucht van deze oplichting geweest. Daarnaast is het hof van oordeel dat [appellant] en [naam20] zich bij de uitbetaling van Woldomus en Marella op 23 december 2009 en 29 december 2010 eveneens schuldig hebben juni gemaakt aan oplichting van Rendo, door Rendo te misleiden omtrent het doel en de besteding van de door Rendo in dit verband aan SGI verstrekte gelden. Op grond van al het voorgaande stelt het hof bovendien vast dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [appellant] en [naam20] die in de kern bestaat een gezamenlijke uitvoering.
Het hof is van oordeel dat [appellant] tezamen en in vereniging met anderen door listige kunstgrepen bij Rendo een onjuiste voorstelling van zaken in liet leven heeft geroepen waardoor zij is bewogen tot de afgifte van enig goed door Rendo en het tenietdoen van een inschuld van Rendo. Het hof komt daarmee tot bewezenverklaring van het medeplegen van oplichting van Rendo (feit 1).
Geoordeeld is dat [appellant] geoordeeld zich schuldig heeft gemaakt aan:
- de voortgezette handeling van het medeplegen van oplichting;- het door de bestuurder opzettelijk openbaar maken van een onware toelichting op een staat, meermalen gepleegd;- valsheid in geschrift;- valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;- het medeplegen van valsheid in geschrift.
7.124 Woldomus is bij arrest van 21 december 2022 [90] van de strafkamer van dit hof Woldomus veroordeeld voor het medeplegen van de voortgezette handeling van oplichting, begaan door een rechtspersoon, na aftrek wegens schending van de redelijke termijn, tot een geldboete van
€ 450.000,-
7.125 Het hof heeft daarbij overwogen:
Dat de ten laste gelegde oplichting van Rendo heeft plaatsgevonden in de sfeer van de
rechtspersoon Woldomus is naar het oordeel van het hof evident. Deze rechtspersoon valt met
betrekking tot het handelen ten aanzien van SGI volledig samen met de natuurlijke persoon
[appellant] . Dit maakt dat strafbare handelingen van [appellant] redelijkerwijze kunnen worden
toegerekend aan Woldomus als rechtspersoon. Daarbij is van belang dat [appellant] 99,95%
van de aandelen van Woldomus bezat waarmee hij de feitelijke zeggenschap had over deze
onderneming. Dat [naam1] als directeur van Woldomus was aangesteld maakt dit niet anders, nu
[naam1] slechts 0,05% van de aandelen in handen had en dus op geen enkele wijze bepalende
invloed kon uitoefenen. Dit geldt temeer, nu [naam1] op 6 februari 2008 [appellant] heeft
gevolmachtigd om namens Woldomus alle voorkomende (rechts)handelingen te verrichten.
Hiermee heeft [naam1] afstand gedaan van elke inhoudelijke betrokkenheid bij Woldomus.
Ook overigens blijkt uit de feitelijke gang van zaken dat [appellant] binnen Woldomus
(als enige) besliste wat er met de aandelen SGI gebeurde en dat hij ook degene was die optrad als ware hij aandeelhouder van SGI.
7.126 De rechtbank had bij vonnis van 6 februari 2018 Woldomus veroordeeld tot een geldboete van € 350.000,- .
8. De motivering van de beslissing in hoger beroep
8.1
[appellanten] hebben in principaal appel tweeëntwintig grieven geformuleerd. Daarnaast hebben Rendo c.s. in incidenteel appel vijftien grieven geformuleerd. Duidelijkheidshalve zal het hof de grieven in het principale appel aangeven met de Romeinse cijfers I tot en met XXII en de grieven in het incidentele appel met de Arabische cijfers 1 tot en met 15.
8.2
Het hof maakt verder ter structurering van het geschil de volgende indeling. Eerst worden de grieven betreffende de vaststaande feiten behandeld (de grieven I en II). Daarna de grieven betreffende de Electrabel zaak (de grieven III tot en met VII en de grieven 1 tot en met 9), waarbij na een korte inleiding, per thema zowel de principale als de incidentele grieven worden beoordeeld. Vervolgens komen de grieven betreffende de SGI-zaak aan de orde (de grieven VIII tot en met XXII en de grieven 10 tot en met 12) eveneens per thema. Ten slotte zal het hof aandacht besteden aan een groep grieven die niet specifiek op een van de twee delen van het geschil betrekking hebben of die een restkarakter hebben (de grieven in het incidentele appel 13 tot en met 15).
De Electrabel-zaak en de SGI-zaak: de vaststaande feiten (grieven I en II)
8.3
Partijen hebben ervoor gekozen hun standpunten zeer gedetailleerd uit te werken, wat soms de grote lijn van de onderbouwing van vordering en verweer enigszins versluierd. Tegen de door de rechtbank in haar vonnis van 20 maart 2019 (onder 2) vastgestelde feiten zijn slechts de grieven I en II gericht. Veel van de overige grieven betreffen weliswaar de feiten maar zijn vooral gericht tegen daaraan gegeven kwalificaties en daaraan verbonden conclusies. Hoewel ook die laatste categorie betrekking heeft op de feiten gaat het dan meer om de onderliggende redenering of waardering van de feiten dan om de feiten als zodanig. Zo draait het bij het oordeel aangaande de strekking van de betaling (steekpenning of vergoeding voor werkzaamheden) niet zo zeer om de vraag of de feiten vast staan maar welke waardering en conclusies daaraan moeten worden verbonden. Slechts de grieven I en II hebben (ten dele) betrekking op de vraag of de daarin genoemde feiten vaststaan.
8.4
Grief I ziet op de inhoud van het aanbod dat Electrabel bij brief van 20 juni 2006 aan Rendo Holding deed. In grief II wordt betoogd dat de rechtbank er ten onrechte vanuit gaat dat de onderhandelingen met Electrabel werden gevoerd door [appellant] , terwijl dit feitelijk gebeurde door de voorzitter van de raad van commissarissen ( [naam2] ). Zie in dit verband de toelichting op grief I. [91]
8.5
Beide grieven falen. Uit de grote hoeveelheid e-mails, brieven en rapporten waaruit door beide partijen uitgebreid is geciteerd, volgt dat aanvankelijk (vanaf 14 februari 2006) alleen [appellant] het contact met Electrabel had. Ook [appellanten] zelf betogen dat op
27 februari 2006 [naam2] als voorzitter van de Raad van Commissarissen bij die onderhandelingen werd betrokken. Tevens volgt uit de overgelegde stukken dat sindsdien, tot het moment dat op 1 oktober 2006 de overeenkomst tot stand kwam [appellant] en [naam2] naast elkaar bij de onderhandelingen met Electrabel betrokken waren. De onderhandelingen met Electrabel zijn dus vrijwel de hele periode (met uitzondering van de eerste twee weken) door [appellant] en [naam2] gezamenlijk gevoerd. Dit ligt ook voor de hand, enerzijds was het [appellant] die beschikte over de parate kennis en informatie die nodig was bij de onderhandelingen terwijl anderzijds de bevoegdheid om te beslissen inzake de verkoop was voorbehouden aan de raad van commissarissen en de vergadering van aandeelhouders. Alleen zij hadden zeggenschap over een eventuele overeenkomst.
8.6
Hoewel [appellant] en [naam2] samen de onderhandelingen deden had onderhield Electrabel ook daarbuiten contact met [appellant] . Niet alleen vormde [appellant] als CEO een logisch aanspreekpunt maar het is aannemelijk dat Electrabel ervan uit ging dat [appellant] intern met [naam2] communiceerde. De onder 2 van het vonnis van
20 maart 2019 vastgestelde feiten staan ook in dit hoger beroep vast. Zij zijn hiervoor onder 6, voor zover van belang, weergegeven. Daarbij zij opgemerkt dat het hof bij de beoordeling van de grieven, anders dan de cassatierechter, niet beoordeelt of de rechtbank haar beslissingen juist heeft gemotiveerd. Het hoger beroep geeft partijen een tweede kans hun standpunten op basis van door hen aangevoerde en aan te voeren feiten te doen beoordelen. De vraag of het hoger beroep slaagt hangt af van de overtuigingskracht van de door partijen aangevoerde argumenten en feiten en niet van de kwaliteit van de motivering door de rechtbank.
De Electrabelzaak (de grieven III tot en met VIII en de grieven 1 tot en met 9)
8.7
Procedureel doet zich in de Electrabelzaak een probleem voor nu de rechtbank in deze zaak wel is gekomen tot afgeronde overwegingen welke maken dat te verwachten is dat de rechtbank komt tot een veroordeling van [appellant] tot betaling van een bedrag van € 1.042.316,56 vermeerderd met rente.
8.8
In het kader van de Electrabelzaak gaat het in hoger beroep nog om twee schadeposten te weten het nadeel doordat een lagere koopprijs dan mogelijk voor de aandelen is verkregen en de te lage waardering van de debiteurenportefeuille. Daarbij komen de volgende thema’s aan de orde:
a. de feitelijke grondslag van de vorderingen
(de grieven III tot en met IX en de grieven1 tot en met 5);
b. de juridische grondslagen: (grief 7)
c. de schade en causaliteit (grief XII en de grieven 6 tot en met 9); en
d. verjaring (ongenummerde grief).
Electrabel-zaak: de feitelijke grondslagen van de vorderingen (grieven III tot en met XI en1 tot en met 5 alsmede 6 en grief 7 ten dele)
8.9
De grondslag die Rendo c.s. voor dit deel van haar vordering heeft aangevoerd, komt erop neer dat [appellant] met Electrabel in de periode van 14 februari tot 1 oktober 2006 een afspraak heeft gemaakt waarbij aan [appellant] betaling van een bedrag van € 1.000.000,- is toegezegd als deze het ertoe zou leiden dat Rendo Energielevering aan Electrabel zou worden verkocht.
8.1
[appellant] erkent dat hij met Electrabel heeft afgesproken dat als Electrabel het energieleveringsbedrijf zou overnemen Electrabel aan [appellant] een bedrag zou worden betaald. Hij weerspreekt echter dat toen al duidelijk was dat dit een bedrag € 1.000.000,- zou zijn. Ook weerspreekt [appellant] dat hij als tegenprestatie voor deze betaling diende aan te sturen op de verkoop aan Electrabel. Volgens [appellant] zou, als het energieleveringsbedrijf zou overgaan naar Electrabel, zijn functie binnen Rendo sterk in betekenis afnemen (‘uitgehold worden’). Energielevering was immers de voornaamste activiteit van Rendo. Daarom heeft [appellant] , zo stelt hij, met Electrabel afgesproken dat hij (bij overname door Electrabel) na de overname advieswerkzaamheden voor Electrabel zou verrichten. [appellant] stelt dat het legitiem en gebruikelijk was dat hij daarover bij een bedrijfsovername als de onderhavige voorafgaand aan de koop met Electrabel een regeling heeft getroffen. Op de vraag of [appellant] over deze afspraak ook de Raad van Commissarissen en/of de algemene vergadering van aandeelhouders heeft geïnformeerd en in hoeverre, gaat het hof hierna in.
8.11
Het hof beoordeelt eerst wat de gemaakte afspraken tussen [appellant] en Electrabel inhielden. Vast staat dat tussen [appellant] en Electrabel is afgesproken dat door Electrabel na de overname enig bedrag zou worden betaald. Vast staat ook dat kort na de overname een bedrag van € 1.000.000,- aan [appellant] (althans Woldomus) is betaald. Ook gaan beide partijen ervan uit dat tegenover deze betaling een tegenprestatie door [appellant] diende te staan. Zij verschillen echter van mening wat de aard en inhoud van die tegenprestatie was en of voor [appellant] al voor de overnamedatum (1 oktober 2006) duidelijk was dat aan hem na de overname een bedrag van € 1.000.000,- zou worden voldaan.
8.12
Het is Rendo c.s. die zich beroepen op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde inhoud van de genoemde afspraak tussen [appellant] en Electrabel. Om die reden is het aan haar om de feiten en omstandigheden, waarop het bestaan van die afspraak is gebaseerd, te stellen en zo nodig te bewijzen. [appellanten] stellen weliswaar dat de door [appellant] te leveren tegenprestatie bestond in advieswerkzaamheden maar de bewijslast daarvan rust niet op hen. Zij beogen met die stelling slechts de door Rendo c.s. aangevoerde feiten, te weten dat sprake was van (een afspraak tot) steekpenningen te ontzenuwen. In het licht van die verdeling van stelplicht en bewijslast zal het hof de wederzijdse stellingen van partijen en hun grieven beoordelen.
8.13
De door Rendo c.s. gestelde afspraak tussen [appellant] en Electrabel heeft twee kenmerken:
(a) [appellant] zou als tegenprestatie het daarheen leiden dat de koop aan Electrabel zou worden gegund en
(b) [appellant] wist al vóór de overname dat en wat daarvoor aan hem zou worden betaald. Rendo c.s. hebben ter onderbouwing daarvan het volgende aangevoerd.
8.14
Al naar aanleiding van het eerste contact in het kader van de onderhandelingen tussen partijen op 14 februari 2006 vermeldt [naam4] (van Electrabel) in zijn persoonlijke aantekeningen dat [appellant]
‘sterk positief’zal ‘
adviseren’ en
‘het proces begeleiden vanwege aandeelhouders’. In die aantekeningen wordt er ook melding van gemaakt dat [appellant] voor zijn
‘medewerking’een fee wenst die
‘neerkomt’op € 1.000.000,-. [92]
8.15
Daarnaast is gewezen op de e-mail van 14 februari 2006. Daarin schrijft [naam4] aan zijn medebestuurder bij Electrabel ( [naam5] ) dat [appellant] aan Electrabel heeft geadviseerd haar bod op een bepaalde wijze in te kleden (niet gerelateerd aan het aantal aansluitingen)
‘omdat daarmee het totale bedrag flink zou stijgen’. In diezelfde e-mail benadrukt [naam4] de
‘grote waarde voor ons’(hof: lees Electrabel) van [appellant] voor het ‘overname-traject’. In diezelfde e-mail wordt geschreven dat [appellant] ook waardevol is voor de periode na overname (
‘en wellicht ook daarna in het integratietraject’) maar voorop wordt in die e-mail gesteld de waarde van [appellant] voor het overname-traject. Betekenisvol daarbij is dat die waardering in de tekst volgt op het door [appellant] aan [naam4] gegeven advies aangaande de genoemde prijsvorming. Direct daarop volgt in de tekst van de e-mail dat [appellant] echter een een
‘fee van € 1 mio voor zijn bemiddeling’claimt. Vervolgens koppelt [naam4] die fee aan
‘gebleken prestatie en resultaat’. Ten slotte wordt vermeld dat de fee ook denkbaar is als een combinatie van consultancy-fee, succes-fee, aanbreng-fee, integratie-fee etc.’ Naar het oordeel van het hof blijkt uit de gekozen bewoordingen klip en klaar dat tussen [appellant] en Electrabel ter sprake is geweest dat [appellant] in het voordeel van Electrabel betrokken zou zijn bij de onderhandelingen en dat daarvoor een vergoeding zou worden betaald. Dat dit werd gekoppeld aan een succesvol afsluiten van het overnametraject doet aan dat alles niet af maar vloeit daaruit min of meer logisch voort. [93]
8.16
Ook in zijn e-mail van 17 februari 2006 aan [appellant] spreekt [naam4] over
‘incentives’, welke uitdrukking niet wijst op een vergoeding voor geleverde diensten maar op een prikkel die dient als stimulans, een aansporing of een aanmoedigingspremie. [94]
8.17
Weliswaar zouden de processtukken ook voeding kunnen geven aan de gedachte dat aan [appellant] ook in het vooruitzicht is gesteld dat hij na de overname tegen betaling werkzaamheden voor Electrabel kon verrichten maar onmiskenbaar wordt uit de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden duidelijk dat aan [appellant] een aanmoedigingspremie zou worden betaald voor zijn diensten ten gunste van Electrabel bij het overnametraject.
8.18
Bij die aanmoedigingspremie en niet bij een tegenprestatie voor na overname te verrichten advieswerkzaamheden past ook de verheimelijking van de aard en omvang van de vergoeding. Die heimelijkheid blijkt uit de persoonlijke aantekeningen van [naam4] :
‘Niets op papier: gentleman’s agreement!’. [95] Zij blijkt ook uit de indruk die [naam6] kreeg van de hier bedoelde constructie, zoals die indruk blijkt uit zijn e-mail van 23 maart 2006 aan [naam4] . Daarin merkt [naam6] op dat hij niet precies weet wat er met [appellant] is afgesproken maar dat hij de
‘sterke indruk heeft dat [appellant] dit onderwerp volledig buiten het zicht van zijn Raad van Commissarissen en aandeelhouders wil houden’. [96]
8.19
Die heimelijkheid blijkt voorts als de facturen die [appellant] via Woldomus in de acht maanden na overname (november 2006 tot en met juni 2007) aan Electrabel zendt, bij Electrabel intern tot vragen leiden. [naam4] deelt dan aan de betreffende medewerker bij Electrabel mee:
"(...) Ik breng nog eens onder de aandacht dat deze opdracht ook door inkoop als strikt vertrouwelijk behandeld dient te worden. Er bestaat geen offerte van deze opdracht en ook geen uurtarieven en urenbesteding. Er is wel een prestatieverplichting zoals jij dat noemt, maar die kan niet verder worden gespecificeerd. (....) Ik realiseer me dat die informatie wellicht niet voldoet aan de eisen die daaruit vanuit inkoop worden gesteld, maar in dit geval zullen we dat moeten accepteren. (...)”
Zou sprake zijn geweest van een ‘prestatieverplichting’ bestaande in geleverde diensten of (zoals [appellant] stelt de ontwikkeling van een computerprogramma) dan was er geen enkele reden geweest dat Electrabel niet had voldaan aan haar eigen eisen. Zulks had dan zelfs voor de hand gelegen. [97]
8.2
Rendo c.s. hebben daarmee toereikend onderbouwd dat [appellant] vanaf vrijwel het eerste moment in de onderhandelingen met Electrabel een vergoeding heeft bedongen voor het ten behoeve van Electrabel adviseren tijdens de overname en het gunstig adviseren aan de raad van commissarissen en de aandeelhouders van Rendo aangaande een overname door Electrabel. Hij verkeerde daartoe als liaison tussen de onderhandelende partijen ook in een ideale op vertrouwen gebaseerde positie waarin hij gebruik kon maken van de situatie dat de ene hand niet wist wat de andere deed.
8.21
[appellanten] stellen daar weliswaar tegenover dat zij een vergoeding kregen voor na de overname te verrichten werkzaamheden ten behoeve van Electrabel en later ook nog dat die vergoeding een te ontwikkelen computerprogramma betrof. Zelfs als dit juist zou zijn en ook voor werkzaamheden na overname geld is betaald, wat in het licht van de heimelijke manier van betalingen via een Escrow-rekening , de binnen Electrabel gehanteerde geheimzinnigheid over de aard van de betalingen en gelet op de ontkennende verklaringen van [naam23 ] in de strafzaken ongeloofwaardig is, doet dit er niet aan af dat in het betaalde bedrag ook een substantiële vergoeding als steekpenningen besloten ligt.
8.22
Bij de onrechtmatigheid waarom het hier gaat is minder de precieze hoogte van de aan [appellant] betaalde steekpenningen van belang maar eerst en vooral dat [appellant] zich voor zijn rol in het onderhandelingstraject heeft laten betalen door en gebruiken ten behoeve van Electrabel. Uit wat is gesteld, is naar het oordeel van het hof, aannemelijk geworden dat het daarbij ging om een substantieel deel van de betaling.
8.23
Overigens zou ook de belofte aan [appellant] dat hij bij het slagen van onderhandelingen met Electrabel dat hij na die overname (rijkelijk) betaald werk zou mogen doen voor Electrabel voor de positie van [appellant] als onderhandelaar aan de zijde van Rendo een vertroebelend financieel belang in het leven roepen. [appellant] zou daardoor immers een persoonlijk financieel belang krijgen bij het slagen van de onderhandelingen met Electrabel.
8.24
Ten slotte heeft [appellant] nog uitgebreid betoogd dat tegenover de aan hem c.q. Woldomus gedane betalingen wederdiensten stonden zoals onder meer het ontwikkelen van een computerprogramma. Wat er van dat verweer ook zij, het doet niet af aan de omstandigheid dat er voorafgaand aan de verkoop tussen [appellant] en Electrabel een afspraak is gemaakt, dat [appellant] een vergoeding zou ontvangen als de verkoop aan Electrabel zou worden gegund. Zelfs al in het eerste gesprek was daarvan sprake lange tijd voordat ook maar iets in concrete termen was gezegd over de aard en omvang van de na overdracht door [appellant] c.q. Woldomus beweerdelijk te verrichten diensten.
8.25
Voor het hof staat daarmee buiten twijfel dat in ieder geval een belangrijk deel van de vergoeding van € 1.000.000,- die Electrabel in de circa acht maanden na de overname heeft voldaan aan [appellant] zag op de diensten van die [appellant] ten gunste van Electrabel heeft verricht tijdens de onderhandeling. In ieder geval voor zijn ten gunste van Electrabel ingekleurde belang bij het slagen van de onderhandelingen met Electrabel. Een andersoortig financieel belang door het in het vooruitzicht stellen van betaalde advieswerkzaamheden dient onder de gegeven omstandigheden van verheimelijking eveneens als perverterend voor de rol van [appellant] te worden beschouwd. Linksom of rechtsom heeft [appellant] daarmee tijdens de onderhandelingen een onaanvaardbare dubbelrol gespeeld en falen de grieven waarin [appellant] stelt dat de vergoeding ‘slechts’ zag op zijn dienstverlening gedurende de periode na de overname.
8.26
Ook de grieven dat [appellant] open kaart zou hebben gespeeld met de Raad van Commissarissen en/of de aandeelhouders falen. [appellant] stelt weliswaar dat hij met [naam2] heeft gesproken en diens toestemming heeft gekregen voor na de overname te verrichten arbeid. Hij heeft echter niet met [naam2] gesproken over het al in februari 2006 tussen hem en [naam4] gecommuniceerde bedrag van € 1.000.000,- en evenmin daarover dat hij bij de onderhandelingen ten gunste van Electrabel adviseerde. Dat [appellanten] onder de gegeven omstandigheden niet was gehouden [naam2] mededeling te doen over de omvang van zijn persoonlijk financieel belang, getuigt van een grove miskenning van de hem als CEO en onderhandelaar van Rendo toevallende verantwoordelijkheid. Het volhouden van het standpunt dat dit niet het geval is, getuigt daarnaast van een gebrek aan realiteitszin.
8.27
[appellant] heeft tijdens de onderhandelingen een ontoelaatbare dubbelrol gespeeld ten nadele van Rendo c.s. en ten voordele van Electrabel en heeft daarbij kenbaar uit de overgelegde stukken zijn eigen financieel belang op het oog gehad, terwijl hij eraan heeft meegewerkt dat deze handelwijze zou worden onttrokken aan het oog van de Raad van Commissarissen en de aandeelhouders van Rendo.
8.28
Het hof komt tot deze conclusie los van de strafrechtelijke veroordelingen van [appellanten] in zowel eerste aanleg als in hoger beroep. In de uitspraken van de strafrechter is volop bevestiging te vinden van het in deze civiele zaak door het hof gegeven oordeel. Zelfs als dwingende bewijskracht zou ontbreken doordat beroep in cassatie is ingesteld
(het hof is daarmee niet bekend) komt het hof ook los van deze strafvonnissen tot het oordeel dat [appellant] onrechtmatig jegens Rendo c.s. heeft gehandeld. In zoverre missen partijen belang bij een behandeling van de grieven in het principale en het incidentele appel aangaande de betekenis van de genoemde strafrechtelijke uitspraken.
8.29
Ook Electrabel mist, gezien de door het hof gegeven oordelen, belang bij de behandeling van een deel van haar grieven in het incidenteel hoger beroep. In het bijzonder de grieven 1 tot en met 5, en ten dele de grieven 6 en 7. In zoverre falen ook de grieven in het incidentele hoger beroep. Voor zover de grieven betrekking hebben op schade en causaliteit in relatie met de Electrabel-zaak komt het hof daarop in het onderstaande terug.
8.3
Met het vorenstaande is de onrechtmatigheid van het handelen van [appellant] gegeven of men die onrechtmatigheid nu baseert op artikel 2:9 BW of op artikel 6:162 BW. Daarmee komt thans de vraag aan de orde of Rendo c.s. als gevolg van dit onrechtmatig handelen schade hebben geleden. Door partijen is in hun wederzijdse standpunten zowel het bestaan van schade, de omvang daarvan als het oorzakelijk verband met het onrechtmatig handelen door [appellanten] aan de orde gesteld. Het hof zal bij ieder van deze aspecten stil staan.
8.31
De grieven III tot en met IX falen.
Schade door het onrechtmatig laten betalen van een incentive van € 1.000.000,-.
8.32
De schade waarvan Rendo c.s. vergoeding vorderen omvat twee posten, te weten:
(a) schade doordat een te lage koopprijs is verkregen;
(b) schade doordat de debiteurenportefeuille van de overgenomen vennootschap voor een te lage prijs is verkocht aan Electrabel.
De rechtbank heeft de vordering onder (b) toegewezen en vordering onder (a) afgewezen.
8.33
Electrabel had haar betalingsverplichting aan [appellant] afhankelijk gesteld van het tot stand komen van een koopovereenkomst tussen Rendo c.s. en Electrabel. De enkele omstandigheid dat deze afspraak was gemaakt en dat [appellant] zich op grond daarvan heeft doen betalen, zonder daarvan melding te maken bij de raad van commissarissen en de algemene vergadering van aandeelhouders, is onrechtmatig jegens Rendo c.s.
8.34
Daaruit vloeit echter niet zonder meer voort dat als gevolg van dat onrechtmatig handelen Rendo c.s. ook schade heeft geleden. Als immers [appellant] aan zijn onrechtmatige afspraak met Electrabel geen uitvoering zou hebben gegeven, of als uitvoering van die afspraak de voor Rendo c.s. meest gunstige uitkomst van het onderhandelingstraject zou zijn, is van schade die in causaal verband staat met het onder 8.30 genoemde onrechtmatig handelen van [appellant] geen sprake. Daartoe is nodig dat [appellant] ter uitvoering van zijn afspraak met Electrabel, Rendo c.s. heeft bewogen tot het aangaan van een transactie met Electrabel die voor Rendo c.s. nadelig was.
8.35
Grief XII en grief 9 betreffen de toewijzing van de schadevergoeding betreffende de debiteurenportefeuille. De grieven 6, 7 ten dele en 8 hebben betrekking op de afwijzing van de schade door een te lage koopprijs en de juridische kosten gemaakt voor de Electrabel zaak. In het incidenteel hoger beroep wordt ook de ingangsdatum van de wettelijke rente aan de orde gesteld.
De vordering in verband met de debiteurenportefeuille (grief XII en grief 9)
8.36
De koopovereenkomst hield met Electrabel hield in dat aan Electrabel de aandelen in Rendo Energielevering werden overgedragen waardoor Electrabel kon beschikken over het gehele kapitaal van die vennootschap waaronder de debiteuren op het moment van de overdracht. In de daarvoor door Electrabel te betalen prijs is de debiteurenportefeuille niet betrokken, daarover zouden partijen afzonderlijk met elkaar afrekenen. Zij hebben daarover de volgende afspraken gemaakt: [98]
( a) de nominale waarde van de debiteuren werd door partijen per overdrachtsdatum (1 oktober 2006) bepaald op € 2.670.293. Hierna door het hof aangeduid als de oude debiteuren;
( b) alle oude debiteuren werden per 1 oktober 2006 ‘eigendom’ van Electrabel.
Het hof merkt op dat van enige eigendomsovergang geen sprake was. De oude debiteuren waren en bleven ongeacht de datum waarop zij betaalden debiteuren van Rendo Energielevering. Slechts de aandeelhouder van deze vennootschap wijzigde. Het begrip ‘eigendom’ heeft hier dus uitsluitend betekenis voor de prijsbepaling. Gevolg van deze afspraak was dat de betalingen door deze oude debiteuren vloeiden in het werkkapitaal van de overgenomen vennootschap.
( c) Voor de oude debiteuren die op 1 maart 2007 nog niet hadden betaald wenste Electrabel niet de nominale waarde te voldoen. Partijen zouden voor die oninbare debiteuren een afzonderlijke door Electrabel aan Rendo te betalen prijs afspreken, aangeduid als de marktwaarde;
( d) De termijn tot 1 maart 2007 is door partijen nog verlengd tot 1 juni 2007. Met betrekking tot de op die datum nog steeds openstaande debiteuren hebben partijen op 28 juni 2007 overeenstemming bereikt over de marktwaarde daarvan en deze bepaald op € 50.000,-. [99]
8.37
Daarmee zijn er in dit verband drie perioden te onderscheiden:
(a) de periode tot 1 oktober 2006;
(b) de periode van 1 oktober 2006 tot 1 juni 2007;
(c) de periode ingaande 1 juni 2007.
8.38
Voor een afzonderlijke vordering tot schadevergoeding betreffende debiteurenportefeuille is daarmee slechts de vaststelling van de marktwaarde van de per 1 juni 2007 openstaande oude debiteuren relevant. Gesteld noch gebleken is immers dat de nominale waarde die het vertrekpunt vormde onjuist is vastgesteld. De debiteuren die voor
1 juni 2007 hadden betaald, waren verdisconteerd in de overnameprijs voor het overige.
8.39
Rendo c.s. hebben onweersproken gesteld [100] dat er in de periode van 1 maart 2007 (Hof: bedoeld zal zijn 1 juni 2007) tot en met 2011 door debiteuren nog abusievelijk een bedrag van in het totaal € 91.006,78 is betaald aan Rendo en dit bedrag door Rendo aan Electrabel is overgemaakt en dus ten goede van Electrabel is gekomen.
8.4
Wat partijen blijkens de discussie naar aanleiding van grief XII verdeeld houdt is hoe de marktwaarde van de debiteuren per 1 juni 2007 moet worden vastgesteld en of deze een waarde van € 50.000,- overtreft. Daarnaast betoogt [appellant] dat de hier bedoelde vordering is verjaard en dat de vordering niet in causaal verband staat tot de hem verweten onrechtmatige gedraging (het aannemen van steekpenningen voor het bewerkstelligen van verkoop van de aandelen aan Electrabel).
8.41
Het hof oordeelt als volgt. Op zich is ook in hoger beroep door Rendo c.s. niet inzichtelijk gemaakt hoe zij de omvang van haar vordering heeft bepaald. Zoals hiervoor overwogen, zijn slechts de nominale waarde en de marktwaarde per 1 juni 2007 bepalend voor het door Electrabel voor de debiteuren te betalen bedrag. Dat [appellant] bij de vaststelling van de marktwaarde onzorgvuldig heeft gehandeld hebben Rendo c.s. niet aan hun vordering ten grondslag gelegd. Dat de marktwaarde per 1 juni 2007 onjuist is, is niet dan wel onvoldoende onderbouwd. De nominale waarde per die datum, noch de marktwaarde zijn aan de hand van de beoordeling door een deskundige door Rendo c.s. aan hun vordering ten grondslag gelegd. Wel is gekozen voor een betoog dat uitgaat van de waarden per 1 maart 2006. Dat is onvoldoende.
8.42
De regel dat op het hof de taak rust ingeval van onduidelijkheid over de schadeomvang die omvang te schatten kan Electrabel evenmin redden. De onrechtmatige daad van [appellant] die in het vorenstaande is vastgesteld, bestaat daarin dat [appellant] zich heeft laten betalen om het daarheen te leiden dat de verkoop van de aandelen aan Electrabel zou worden gegund. Het hier gemaakte verwijt houdt in dat [appellant] na de verkoop de marktwaarde van de debiteurenportefeuille per 1 juni 2007 te laag heeft doen vaststellen. Dat vormt een afzonderlijk onrechtmatig handelen waarvoor een concrete onderbouwing ontbreekt. Gezien de onduidelijkheid over de marktwaarde van de debiteurenportefeuille die op van de oude debiteuren per 1 juni 2007, staat die onrechtmatigheid niet althans onvoldoende vast. Zij is in ieder geval niet, zoals Rendo c.s. betoogt, evident. In het betoog van [appellant] ligt besloten dat die onrechtmatigheid ontbreekt. In ieder geval heeft hij expliciet aangevoerd dat er geen sprake is van causaliteit tussen zijn handelen en de beweerdelijk te lage opbrengst van de debiteurenportefeuille.
8.43
Die verweren slagen en staan in de weg aan de toewijzing van de vordering ter zake van de debiteurenportefeuille. Bij een behandeling van hun overige verweren hebben [appellanten] daarmee onvoldoende belang. Uit het vorenstaande volgt dat grief 9 faalt. Grief XII slaagt en de hier bedoelde vordering zal alsnog worden afgewezen.
Vordering wegens de prijs voor de aandelen (de grieven 6 en 7 ten dele, en 8)
8.44
Vast staat dat [appellant] een incentive heeft ontvangen om het ertoe te leiden dat Rendo zou worden verkocht aan Electrabel en dat [appellant] als CEO van Rendo Holding bij de daarop onderhandelingen nauw betrokken was. Vast staat ook dat [appellant] de raad van commissarissen van Rendo Holding niet dan wel onvoldoende heeft geïnformeerd. Voorts staat vast dat die onderhandelingen hebben geresulteerd in een koopovereenkomst met Electrabel en dat daarbij voorbij is gegaan aan het door DONG gedane aanbod. Ten slotte staat vast dat [appellant] van Electrabel betaling heeft ontvangen.
8.45
Onder 8.34 is al overwogen dat hoewel dit handelen onrechtmatig is tegenover Rendo c.s., daaruit niet zonder meer voortvloeit dat Rendo c.s. als gevolg daarvan schade heeft geleden. Daarvoor is nodig dat [appellant] ter uitvoering van zijn afspraak met Electrabel, Rendo c.s. heeft bewogen tot het aangaan van een transactie met Electrabel die voor Rendo c.s. nadelig was. Het is aan Rendo c.s. feiten en omstandigheden te stellen die aannemelijk maken dat sprake was van schadeveroorzakend handelen of nalaten door [appellant] ter uitvoering van diens afspraak met Electrabel.
8.46
Vervolgens dient de omvang van het daardoor voor Rendo c.s. veroorzaakte nadeel te worden vast gesteld in overeenstemming met artikel 6:97 BW. Als de onrechtmatigheid is gegeven en aannemelijk is dat daardoor schade is geleden, is de rechter bij het begroten van de schadeomvang, niet gebonden aan de gewone regels voor stelplicht en bewijslast maar heeft hij een zeer grote vrijheid bij zijn beleid ten aanzien van het vaststellen van de feiten. Hij dient die schadeomvang desnoods te schatten. [101]
8.47
Het hof overweegt ten aanzien van het schadeveroorzakend handelen door [appellant] het volgende. Uit de overgelegde correspondentie volgt dat de organen met beslissingsbevoegdheid, te weten de raad van commissarissen en de vergadering van aandeelhouders zowel door [naam2] als [appellant] voorzien zijn van informatie, die erop neerkwam dat het bod van DONG minder gunstig was, dat Electrabel een (zeer) goed marktconform aanbod had gedaan en dat Electrabel nu kon en wilde doorpakken. Anders gezegd zowel [appellant] als [naam2] waren zijdens Rendo betrokken bij de onderhandelingen en beiden hebben er bij de raad van commissarissen en de vergadering van aandeelhouders op aangedrongen om de koop te gunnen aan Electrabel. Veelzeggend over de rol van [naam2] is daarbij de inhoud van de brief van 21 augustus 2006 van [naam2] aan commercieel directeur [naam16] van Electrabel. [102] Het handelen van [naam2] is echter geen onderwerp in deze procedure.
8.48
Uiteindelijk hebben deze onderhandelingen met Electrabel en DONG alsmede overleggen binnen Rendo geleid tot de beslissing in de vergadering van aandeelhouders van 6 juli 2006 waarin is besloten de koop te gunnen aan Electrabel. Bedenkingen die de aandeelhouders kenbaar maakten in de algemene vergadering werden zowel door [naam2] als [appellant] tegengesproken en door hen werd aangedrongen op het gunnen van de koop aan Electrabel. Zie voor de twijfels en weerstand in de vergadering van aandeelhouders de brief van 16 juni 2006 van [naam2] aan de algemene vergadering, [103] de brief van 22 juni 2006 van [naam2] aan de algemene vergadering, [104] de e-mail van 29 juni 2006 van [naam4] aan [appellant] [105] en de brief van 21 augustus 2006 van [naam2] aan [naam16] . [106]
8.49
Daaruit zou de conclusie kunnen worden getrokken dat zowel [naam2] als [appellant] hebben bijgedragen aan het gunnen van de koop aan Electrabel. Dat neemt echter niet weg dat het alleen [appellant] was die een persoonlijk financieel belang had bij de verkoop aan Electrabel en dat het bovendien [appellant] was die als CEO kennis had van het aantal aansluitingen, klanten en de opbrengsten die daarmee samenhingen. Niet duidelijk wordt in hoeverre de door [naam2] op de algemene vergadering uitgeoefende druk tot verkoop aan Electrabel is ingegeven door informatie afkomstig van [appellant] . Vast staat wel dat dat zowel [appellant] als [naam2] in de algemene vergadering hebben aangestuurd op verkoop aan Electrabel.
8.5
In dat verband (kort gezegd: wiens inbreng gaf de doorslag in de algemene vergadering) hebben Rendo c.s. zich beroepen op de groepsaansprakelijkheid van artikel 6:166 BW. In deze bepaling heeft de wetgever het oog gehad op causaliteitsproblemen die eigen zijn aan het handelen door een groep waarin diverse deelnemers al dan niet handelend deelnemen. Daarbij gaat het om samenhang van de gedragingen (objectieve samenhang) en samenhang tussen de personen (subjectieve samenhang). Terzijde merkt het hof op dat een groep in de zin van artikel 6:166 BW ook kan bestaan uit slechts twee personen zoals hier het geval is. [107] Aan deze vereisten is bij het gezamenlijk handelen van [naam2] en [appellant] voldaan. Het gevolg daarvan is dat Rendo c.s. met voorbij gaan aan het bod van DONG een koopovereenkomst is aangegaan met Electrabel.
8.51
Het antwoord op de vraag naar de schade hangt daarmee samen met het antwoord op de vraag naar de causaliteit van die schade. Als immers aannemelijk is dat het bod van DONG gunstiger was dan dat van Electrabel en dit voor [appellant] kenbaar was of had kunnen zijn, is daarmee de schade gegeven die voortvloeide uit het aansturen op het toch aanvaarden van het aanbod door Electrabel. De causaliteit van die schade is evenzeer gegeven, dan wel op de voet van het eigen handelen van [appellant] dan wel op de voet van artikel 6:166 BW.
8.52
De rechtbank heeft de vordering betreffende de omvang van de gerealiseerde koopprijs afgewezen op grond van de overweging dat niet is komen vast te staan dat het door [appellant] komt dat geen verdere onderhandelingen met DONG zijn aangegaan en
met DONG geen overeenkomst tot stand is gekomen. Zoals uit het vorenstaande volgt oordeelt het hof daarover anders.
8.53
De vraag is daarmee of de verkoopprijs van de aandelen aan Electrabel voor Rendo c.s. minder gunstig was dan de eveneens aan de orde zijnde verkoopprijs die DONG bereid was te betalen. Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord zijn de onrechtmatigheid en causaliteit gegeven.
8.54
Voor de bepaling of het bod van DONG hoger was dan het bod van Electrabel gaan beide partijen kennelijk uit van de omvang van het bedrag dat DONG bereid zou zijn geweest te betalen aan Rendo c.s. respectievelijk wat Electrabel heeft betaald. Over de hoogte van het laatste bedrag zijn partijen het eens, te weten € 68.000.000.-. Daarmee gaat het uitsluitend nog om de omvang van het bedrag waarvan het aannemelijk is dat DONG dit in het kader van de overname van Rendo Energielevering had willen betalen.
Rendo c.s. hebben dit laatste bedrag als volgt berekend:
1. Aansluitingen (206.660 x € 330) € 68.178.000,-
2. Pand Hoogeveen € 3.000.000,-
3. Software € 1.500.000,-
4. Bijdrage Transactiekosten €
1.000.000,-
5. Totaal € 73.678.000,-
8.55
Het verweer dat dat [appellant] daartegen naar voren brengt is dat het bod van Electrabel een goed bod was en dat de betrokkenen en adviseurs aan Rendo zijde het daarover eens waren. Dit argument gaat echter aan de essentie van de vordering voorbij. De stelling van Rendo c.s. is immers niet dat het bod van Electrabel geen goed bod was maar dat zij door de gekochte vooringenomenheid van [appellant] het betere bod van DONG is misgelopen.
8.56
Daartegen brengt [appellant] naar voren dat Rendo c.s. ten onrechte uitgaan van een bedrag per aansluiting van € 330,- terwijl het aanbod van DONG was € 310,- tot € 330,- per aansluiting alsmede dat Rendo niet het genoemde aantal klanten had (206.660). Het bod van DONG zag aldus [appellant] niet op het aantal aansluitingen maar op de
“directly served retail gas client or retail electricity client”. Er zijn, aldus [appellant] , veel minder klanten dan aansluitingen.
8.57
Dit verweer faalt. Het laatste aanbod dat DONG in haar brief van 28 juli 2006 deed aan [naam2] en [appellant] luidt, voor zover hier relevant, als volgt:
“DONG Energy is bereid € 330 per direct beleverde gasklant/eindverbruiker of elektriciteitsklant/eindverbruiker te betalen (oftewel € 660 per direct beleverde klant/eindverbruiker die zowel gas als elektriciteit afneemt en € 330 per direct beleverde klant/eindverbruiker die ofwel gas ofwel elektriciteit afneemt). Gebaseerd op in totaal circa 200.000 klanten/eindverbruikers (het aantal vermeld in verschillende kranten, gebaseerd op de informatie verstrekt door de heer [naam2] tijdens de persconferentie van 16 juni), zou de prijs voor RENDO Supply gelijk zijn aan € 66 miljoen. Daarnaast bevestigen we dat we bereid zijn het kantoor van RENDO in Hoogeveen, op dezelfde voorwaarden als Electrabel, over te nemen voor een additioneel bedrag van € 3 miljoen, het bedrag dat naar wij denken Electrabel bereid is te betalen.” [108]
8.58
[appellant] geeft de afspraak onjuist weer. Per aansluiting, dat wil zeggen per direct beleverde klant, wordt € 330,- per klant geboden als deze klant uitsluitend gas
ofelektriciteit afneemt. Neemt diezelfde klant gas
enelektriciteit af dan is DONG bereid per direct beleverde klant € 660,- te betalen. Door uit te gaan van € 330,- per direct beleverde klant houden Rendo c.s. derhalve een (zeer) voorzichtige schatting aan. Zelfs als het werkelijke aantal aansluitingen enigszins lager zou zijn dan het aantal waar Rendo c.s. vanuit gaan maakt dit dat het bedrag van € 68.178.000,- waar Rendo c.s. vanuit gaan dat het hof schattenderwijs de gestelde schadepost niet onaannemelijk oordeelt.
8.59
De overige posten die Rendo c.s. in hun berekening van het bedrag dat DONG had willen betalen opnemen, worden door [appellant] niet gemotiveerd weersproken. Het hof volgt Rendo c.s daarom in hun berekening van het totaal bedrag van € 73.678.000,- als een juiste benadering van het bedrag dat DONG, zou met haar tot zaken zijn gekomen, bereid zou zijn geweest aan Rendo c.s. te betalen. Dat bod is hoger dan het bedrag dat door Electrabel is betaald en het verschil tussen deze bedragen, te weten € 5.678.000,- komt als schadevergoeding voor toewijzing in aanmerking, Met dien verstande dat conform de berekening in de akte van wijziging een bedrag van € 5.261.255,39 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2017 zal worden toegewezen.
8.6
De grieven 6 en 7 ten dele, en 8 in onderlinge samenhang gelezen slagen.
De SGI-zaak (de grieven XIII tot en met XXII en de grieven 10 tot en met 12)
8.61
Het tweede geschil (de SGI zaak) handelt over een aantal financiële transacties aangegaan tussen Rendo c.s. en vennootschappen van de Stamproy groep (SGI) in de periode na de verkoop door Rendo aan Electrabel. Rendo c.s. betogen dat zij door [appellanten] zijn opgelicht [109] doordat dezen hen op onrechtmatige wijze hebben bewogen tot het aangaan van financiële transacties aangaande de ontwikkeling van een energiecentrale en een project voor het op gunstige wijze opwekken van energie (de torrefactiereactor). De investeringen die met deze financiële transacties waren beoogd, zijn verloren gegaan. Rendo c.s. vorderen vergoeding van de schade die zij stellen daardoor te hebben geleden. Die schade stellen zij gelijk aan het totale bedrag dat zij sinds de oprichting van SGI aan SGI en/of haar dochters hebben verstrekt, in het totaal € 31.806.662,39 te verminderen met reeds gedane terugbetalingen. Dat bedrag is als volgt gespecificeerd:
a. Verstrekte leningen € 19.300.000,00
b. wettelijke rente over a. van 8 mei 2013 – 13 maart 2017 € 1.876.882,21
c. Sale and Lease Back transacties € 9.700.000,00
d. wettelijke rente over c. van 8 mei 2013 – 13 maart 2017
€ 938.780,18totaal € 31.806.662,39
Met betrekking tot de posten onder a. en b. wijst Rendo c.s. als benadeelde aan: N.V. Rendo Holding. Met betrekking tot de posten onder c. en d. wijst Rendo c.s. als benadeelde aan: Rendo Duurzaam. Beide als benadeeld aangemerkte vennootschappen zijn partij in de onderhavige procedure.
8.62
Rendo c.s. betogen dat de juridische grondslagen in de SGI-zaak bestaan in onrechtmatig handelen en ongerechtvaardigde verrijking door [appellanten] , alsmede kennelijk onbehoorlijk bestuur en wanprestatie door [appellant] . De feitelijke grondslagen voor alle genoemde schadeposten is steeds dezelfde, te weten dat [appellanten] respectievelijk [appellant] tegenover de raad van commissarissen en de algemene vergadering van aandeelhouders in strijd met hun informatieverplichting hebben verzwegen en verborgen gehouden dat zij Rendo c.s. geld deden lenen, leenden dan wel Sale and Lease Back Transacties deden aangaan of aangingen met vennootschappen waarin [appellanten] indirect een eigen belang hadden.
8.63
Omdat Woldomus in eerste aanleg niet is verschenen en tegen haar verstek is verleend, heeft de rechtbank de vordering tegen haar toegewezen op grond van artikel 139 Rv. In hoger beroep is Woldomus wel verschenen en heeft zij samen met [appellant] haar grieven geformuleerd. Dit verloop van de procedure heeft tot gevolg dat de in de grieven in het principaal appel besloten verweren hebben te gelden als de enige door Woldomus geformuleerde verweren in dit hoger beroep. In het incidentele appel zal het hof voor wat betreft het hoger beroep tegen [appellant] op grond van de devolutieve werking ook rekening houden met de door [appellant] in eerste aanleg gevoerde verweren.
8.64
Het vorenstaande heeft mede tot gevolg dat de door de rechtbank (in haar tussenvonnis van 20 maart 2019 onder 4.30 tot en met 4.49) beoordeelde grondslagen uitsluitend [appellant] betreffen. Zowel voor betreft aan [appellant] verweten onrechtmatig handelen, ongerechtvaardigde verrijking, bestuurdersaansprakelijkheid en werknemersaansprakelijkheid. Woldomus wordt in beginsel slechts aangesproken op grond van onrechtmatig handelen en ongerechtvaardigde verrijking. Zoals overwogen is de feitelijke grondslag en daarin betrokken feiten voor al deze juridische kwalificaties vergaand gelijk, te weten het niet informeren van de raad van commissarissen en de algemene vergadering van aandeelhouders.
8.65
In haar tussenvonnis heeft de rechtbank voor wat betreft [appellant] overwogen dat met een redelijke mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat als Rendo c.s. wetenschap zouden hebben gehad van de indirecte belangen van [appellant] in SGI, zij geen leningen aan SGI zouden hebben verstrekt en de sale and leasebacktransacties niet met SGI zouden zijn aangegaan. Rendo c.s. wilden de financiering alleen aangaan met een onafhankelijke derde. Daartoe wijst de rechtbank op de verklaringen van [naam3] en [naam2] tegenover de FIOD dat zij als commissarissen niet wisten dat de achterliggende persoon (onder meer) [appellant] was en dat zij als zij dat wel hadden geweten geen toestemming voor de financiering van het project van SGI hadden gegeven. De rechtbank oordeelt de handelwijze van [appellant] zeer ernstig verwijtbaar omdat deze bij het aangaan van de financieringen tevens bestuurder van Rendo c.s. was en een omvangrijk privébelang had in SGI. Het ging, aldus de rechtbank, om het uitlenen van gemeenschapsgeld. Dat er schade zou ontstaan was, aldus de rechtbank, voor [appellant] voorzienbaar omdat de risico's voor Rendo c.s. veel te groot waren. Bovendien wist [appellant] , althans had hij moeten weten, dat het geld voor zijn aandelenbelang in SGI waarmee hij een onrechtmatig voordeel verkreeg, rechtstreeks afkomstig was van Rendo c.s.
8.66
In haar eindvonnis heeft de rechtbank de vordering van Rendo c.s. ten dele toegewezen en wel als volgt.
a) de geldleningen € 11.840.376,09
b) de sale en leaseback transacties € 9.450.000,00
c) de wettelijke rente over deze bedragen vanaf 13 maart 2017
c.) de kosten voor extern fraude-onderzoek
€ 75.245,00totaal € 21.365.621,09.
8.67
Het bedrag onder a) heeft de rechtbank als volgt vastgesteld: de geldlening van € 19.300.000,- (zie hiervoor onder 8.61) verminderd met € 5.000.000,- en verminderd met een (per saldo) betaald bedrag van € 2.459.623,91. Het onder b) genoemde bedrag heeft de rechtbank als volgt vastgesteld. Uit hoofde van de eerste sale and leasebacktransactie moest nog € 5.750.000,00 worden betaald (€ 7.000.000,- minus € 1.250.000,-). Uit hoofde van de derde sale and leasebacktransactie moest nog € 3.700.000,- worden betaald. Voor de sale and leasebacktransacties moest daarmee € 9.450.000,- (€ 5.750.000,- plus € 3.700.000,-) worden betaald.
8.68
Aan de feitelijke grondslagen alsmede de daarop toegepaste toetsingsnormen heeft de rechtbank in haar motivering niet uitgebreid aandacht besteed. Deze wordt min of meer terloops in het tussenvonnis aangenomen.
8.69
In het principaal appel wordt in de grieven XIII tot en met XX bestreden dat er een deugdelijke grondslag voor de vorderingen in de SGI-zaak is (rechtsoverweging 4.31 tot en met 4.41 van het tussenvonnis). Ook grief 11 in het incidenteel appel betreft de grondslag voor de vorderingen. De grieven XXI en XXII in het principaal appel alsmede de grieven 10 en 12 in het incidenteel appel betreffen de schadeomvang en de toerekenbaarheid van de schade aan het handelen/nalaten door [appellanten] Ten slotte beroepen [appellanten] zich in grief XXII op verjaring van de vorderingen van Rendo c.s.
8.7
Het hof zal eerst ingaan op de grondslagen voor de vorderingen (de grieven XIII tot en met XX en grief 11) en daarna op de schade omvang en toerekenbaarheid de grieven XXI en XXII en de grieven 10 en 12. Ten slotte zal het hof aandacht besteden aan het verjaringsverweer (grief XXII).
De grondslagen van de vorderingen in de SGI-zaak
8.71
Grief XIII is gericht tegen de overweging dat [appellant] althans Woldomus met het oog op “eigen gewin” hebben geparticipeerd in SGI. [appellanten] betogen dat hun drijfveer een geheel andere was. Zij voeren aan dat op [appellant] (in zijn hoedanigheid van bestuurder van Rendo Holding) druk werd uitgeoefend door [naam2] om met SGI tot zaken te komen.
De reden daarvoor was dat SGI een oplossing zou kunnen bieden voor de problemen met stroomvoorziening in Steenwijk en de daaruit te verwachten economische en politieke schade. De samenwerking met SGI was gewenst omdat binnen SGI de (door [appellant] bedachte) oplossing voor de onzekere stroomvoorziening in Steenwijk zou kunnen worden opgelost. Die oplossing bestond in de ontwikkeling van twee projecten (volgens het plan van [appellant] ) waarvoor alleen binnen SGI de kennis en mogelijkheden bestonden. Die twee projecten betroffen (a) het tot stand brengen van een noodstroomcentrale ten behoeve van de inwoners van de gemeente Steenwijk en (b) de ontwikkeling van een torrefactiecentrale. Die centrale zou dan op uitdrukkelijk verlangen van [naam2] dienen te worden gebouwd in Steenwijk. Met behulp van torrefactie-technologie zou kostengunstig stroom kunnen worden geproduceerd. Omdat er (nog steeds aldus [appellanten] ) geen andere partij in de markt te vinden was om deze projecten te financieren werd Woldomus als financier van die projecten aangewezen. Van economische motieven was (opnieuw en nog steeds aldus [appellanten] ) geen sprake omdat de participatie in SGI onvoordelig was. Het project leverde geen tot nauwelijks rendement en kende veel risico’s. Een kleine stroomcentrale kon niet concurreren met andere partijen in de markt en het torrefactieconcept was niet of moeilijk te beschermen tegen inbreuk daarop door derden. Voor de ontwikkeling binnen of met behulp van SGI was echter vreemd kapitaal nodig. Zonder dit vreemde kapitaal kon met de twee genoemde projecten niet worden begonnen.
8.72
Kort weergegeven komt dit betoog erop neer dat [appellant] een oplossing had bedacht voor de problemen met stroomvoorziening in de gemeente Steenwijk, voor de realisatie van welk plan door [appellanten] een groep vennootschappen (SGI) werd aangewezen, terwijl [appellanten] in SGI een economisch belang hadden dan wel verwierven, dat de in dat verband te verwezenlijken projecten binnen SGI volgens [appellanten] weinig kans op gewin maar wel veel risico’s boden en ten slotte [appellant] de toezichthoudende organen binnen Rendo Holding niet bekend maakte met de omstandigheid dat [appellant] naast bestuurder tevens via Woldomus een economisch belang had in de vennootschappen waarin Rendo Holding haar zeer omvangrijke investeringen deed op instigatie van [appellant] .
8.73
Woldomus voert nog aan dat ook vanuit haar eigen vermogen leningen aan SGI zijn verstrekt. Kennelijk bedoel Woldomus daarmee te benadrukken dat [appellanten] zuivere (dat wil zeggen niet op eigen voordeel gerichte) beweegredenen hadden bij de investeringen door Rendo c.s. in SGI. [appellanten] noemen de door Woldomus verstrekte lening van
€ 10.000,- aan SGI zelfs substantieel gezien de risico's en onzekerheid van de twee projecten bij start.
Reeds hier overweegt het hof dat dit argument, zonder nadere toelichting die ontbreekt, onbegrijpelijk is. In verhouding tot de investering door Rendo c.s. vormde de omvang van de investering door Woldomus nog geen 0,5 procent. Zij viel daarbij in het niet en droeg in dat verband zeker geen substantiële of zelfs maar vergelijkbare investering.
8.74
Het hof overweegt het volgende. Ook als juist zou zijn dat Woldomus, andere doelen dan “eigen gewin” nastreefde en zelfs als die doelen op zichzelf voor anderen dan de vennootschap (in dit geval beweerdelijk de burgers en bedrijven in Steenwijk) lovenswaardig zouden zijn, verontschuldigt dit [appellanten] niet. Voorop staat dat uit de eigen betogen van [appellanten] volgt dat sprake was van een in economische zin ongunstige investering, met veel risico’s. Dat laatste had [appellant] moeten doen beseffen dat hij Rendo c.s. had moeten informeren over de omstandigheid dat het belang dat hij diende met zijn adviezen en besluiten een ander belang was dan het belang van de vennootschap. Het begrip “eigen belang" in de hier gebruikte context ziet op ieder belang door de bestuurder beoogd belang dat niet parallel loopt met het belang van uitsluitend de vennootschap. Zo kan ook het belang van een bestuurder om een eigen kind een goede positie te verschaffen binnen de vennootschap te verschaffen, weliswaar niet rechtstreeks eigen gewin betreffen. Het gaat dan echter nog steeds om een “eigen” belang van de bestuurder in die zin dat dit belang niet parallel loopt aan het belang van de vennootschap. Met het vorenstaande is nog niet de vraag beantwoord of sprake is van een “tegenstrijdig belang” in de zin van de wet maar uit het vorenstaande volgt wel dat de op zich goede bedoelingen van [appellant] zo daarvan sprake zou zijn, [appellant] niet verontschuldigen en op zichzelf niet in de weg staan aan de grondslagen zoals die hierna zullen worden beoordeeld.
8.75
Omdat grief XIII niet kan leiden tot de conclusie dat er voor de vorderingen van Rendo c.s. geen grondslag is, faalt zij.
8.76
De grieven XIV tot en met XX zal het hof in onderlinge samenhang beoordelen. Zij strekken er alle toe dat [appellant] niet gehouden was de raad van commissarissen en de algemene vergadering van aandeelhouders van Rendo Holding te informeren over het indirecte belang van [appellanten] in SGI. Het daartoe strekkende verweer is als volgt opgebouwd:
(a) er is geen sprake van een tegenstrijdig belang (grief XIV);
(b) zelfs als wel sprake zou zijn van een tegenstrijdig belang had [appellant] geen informatieverplichting aan de raad van commissarissen en/of de algemene vergadering van aandeelhouders omdat Woldomus in de verhouding Rendo en GSI als “derde partij” gold (grief XIV);
(c) [appellanten] hebben niet getracht hun (indirecte) belang in GSI te maskeren (grief XV);
(d) Rendo c.s. wilden zaken doen met een “derde partij” (zoals Woldomus), dat hoefde niet een “derde onafhankelijke partij” te zijn (grieven XVI en XVII);
(e) [appellant] wist wel dat er leningen en sale and leaseback transacties met SGI waren aangegaan maar niet dat daarmee een te groot risico voor Rendo c.s. in het leven werd geroepen (grieven XVIII en XIX);
(f) de door Rendo c.s. verstrekte leningen waren niet bedoeld om [appellanten] in staat te stellen aandelen in te kopen (grief XX);
8.77
Het hof zal deze grieven zoveel mogelijk gezamenlijk beoordelen aan de hand van de daarin aan de orde gestelde thema’s.
Is er sprake van een tegenstrijdig belang?
8.78
In het debat tussen partijen is “tegenstrijdigheid van belangen” een steeds terugkerend thema. Het hof zal eerst uitwerken hoe dit begrip in de rechtspraak is uitgewerkt. Voorop staat “tegenstrijdig belang” een feitelijk begrip is dat per zaak dient te worden ingevuld. Daaraan ten grondslag liggende feiten dienen in beginsel te worden aangevoerd en bij voldoende weerspreken daarvan worden bewezen door de partij die zich beroept op het bestaan van een tegenstrijdig belang. In dit geval dus door Rendo c.s. Het begrip “tegenstrijdig belang” zelf wortelt weliswaar in concrete feiten maar zelf is zij een aan die feiten gegeven kwalificatie of conclusie.
8.79
In zijn arrest van 29 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0033 (Bruil) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat van een tegenstrijdig belang sprake is als de bestuurder door de aanwezigheid van een persoonlijk belang of door zijn betrokkenheid bij een ander, met dat van de rechtspersoon niet parallel lopend belang, niet in staat moet worden geacht het belang van de vennootschap en de daaraan verbonden onderneming te bewaken op een wijze die van een integer en onbevooroordeeld bestuurder mag worden verwacht. De ratio is te voorkomen dat de bestuurder zich bij zijn handelen (met name) laat leiden door zijn persoonlijk belang in plaats van (uitsluitend) het door hem te dienen belang van de vennootschap. Uit de parlementaire geschiedenis volgt dat de in het Bruil-arrest vervatte regel nog steeds van belang is voor de uitleg van de huidige wettelijke regeling (TK 2008/09, 31763, 3, p. 12).
8.8
Sinds het Bruil-arrest is het begrip “tegenstrijdig belang” niet langer een abstract begrip maar dient het meer concreet te worden opgevat. Daarmee is bedoeld dat het erom gaat of de bestuurder in het concrete geval ook inderdaad het persoonlijke belang zwaarder heeft laten wegen of dat hij daartoe de intentie had. Om die reden kan de vraag of sprake is van een tegenstrijdig belang slechts worden beantwoord met inachtneming van alle relevante omstandigheden van het concrete geval.
8.81
Dat het begrip “tegenstrijdig belang” niet abstract maar concreet moet worden begrepen, wil niet zeggen dat sprake is van een subjectieve norm in die zin dat de subjectieve bedoeling de bestuurder doorslaggevend is. Anders gezegd: het gaat er niet om of hij kwade of goede bedoelingen had jegens de vennootschap. Het gaat erom of uit de objectief vast te stellen feiten volgt dat sprake is van een toestand die strijdigheid van belangen inhoudt.
8.82
Uit het genoemde Bruil-arrest [110] volgt dat het gaat om een situatie waarin de bestuurder (i) door de aanwezigheid van een persoonlijk belang
of(ii) door zijn betrokkenheid bij een ander met dat van de vennootschap niet parallel lopend belang, niet in staat
“moet worden geacht”het belang van de vennootschap en de daaraan verbonden onderneming te bewaken op een wijze die van een integer en onbevooroordeeld bestuurder mag worden verwacht (cursivering door het hof aangebracht). Daarbij kan voldoende zijn dat de bestuurder te maken heeft met zodanig onverenigbare belangen dat
“in redelijkheid kan worden betwijfeld”of hij zich bij zijn handelen uitsluitend heeft laten leiden door het belang van de vennootschap en de daaraan verbonden onderneming. Dit wordt als volgt uitgewerkt: ‘omstandigheden die zodanig van invloed
“kunnen zijn geweest”op de besluitvorming van de betrokken bestuurder dat hij “
zich niet in staat had mogen achten”het belang van de vennootschap(pen) en de daaraan verbonden onderneming met de vereiste integriteit en objectiviteit te behartigen. De cursiveringen zijn aangebracht door het hof en laten zien dat het weliswaar gaat om concrete feiten maar dat de rechter deze mag objectiveren en daaraan logische daaruit voortvloeiende begrijpelijke conclusies mag trekken.
8.83
Anders dan dit hof van 27 januari 2009, ECLI:GHLEE:2009:H3152 heeft geoordeeld zal het hof in de onderhavige zaak oordelen dat een “tegenstrijdig belang” zich niet slechts kan voordoen als sprake is van een ernstig, zwaarwegend, substantieel tegenstrijdig belang. Die hoge drempel volgt niet uit de jurisprudentie die de Hoge Raad in 2009 zoals uitgewerkt in 2011 heeft gewezen.
8.84
In HR 14 oktober 2011, ECLI:NL:HR:2011:BR0119 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het erom gaat of de bestuurder door de aanwezigheid van een persoonlijk belang, niet in staat moest worden geacht het belang van de vennootschap en de daaraan verbonden onderneming te bewaken op een wijze die van een integer en onbevooroordeeld bestuurder mag worden verwacht en dat het hof daartoe had moeten onderzoeken of die bestuurder te maken had met zodanig onverenigbare belangen dat in redelijkheid kon worden betwijfeld of hij zich bij zijn handelen uitsluitend heeft laten leiden door het belang van de vennootschap en de daaraan verbonden onderneming. Ook oordeelde de Hoge Raad in dit arrest dat, als de statuten van een vennootschap bepalen dat haar bestuurder in geval van tegenstrijdig belang bevoegd is de vennootschap te vertegenwoordigen, die bestuurder gehouden is om de algemene vergadering zo tijdig te informeren over de aanwezigheid van een tegenstrijdig belang dat deze in de gelegenheid is haar taak en bevoegdheden (het aanwijzen van een ander persoon voor de besluitvorming) uit te oefenen. Dat de bestuurder die nalaat dit te doen niet al daardoor wegens tegenstrijdig belang onbevoegd is de vennootschap te vertegenwoordigen, neemt niet weg dat op hem wel de rechtsplicht rustte tot informering van de algemene vergadering en/of de raad van commissarissen. Schade die voortvloeit uit schending van die rechtsplicht kan tot interne schadeplichtigheid van die bestuurder leiden.
Van belang is of de bestuurder te maken had met zodanig onverenigbare belangen dat in redelijkheid kon worden betwijfeld of hij zich bij zijn handelen uitsluitend heeft laten leiden door belang van de vennootschap en de daaraan verbonden onderneming.
8.85
Of zich een tegenstrijdig belang voordoet is de waardering van een feitelijke situatie. Niet is vereist dat de aanwezigheid van een tegenstrijdig belang aan de betrokken bestuurder kan worden verweten of dat hij zelf de situatie van het tegenstrijdig belang heeft veroorzaakt. Als zich echter een tegenstrijdig voordoet roept dat voor de bestuurder de verplichting in het leven op een bepaalde wijze te handelen. Onder meer moet hij de organen binnen de vennootschap die toezicht en controle houden op zijn bestuurlijk handelen van het bestaan van die situatie op de hoogte stellen. Laat hij dat na dan handelt hij in strijd met het wezen van zijn taak als bestuurder, te weten zodanig handelen dat hij uitsluitend het belang van de vennootschap voor ogen houdt. Het bestaan van een tegenstrijdig belang is daarmee de feitelijke grondslag voor een gedragsnorm. Neemt de bestuurder ondanks een tegenstrijdig belang deel aan de beraadslaging en besluitvorming, dan schendt hij die gedragsnorm. Dit kan worden aangemerkt als een onbehoorlijke taakvervulling en leiden tot persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder.
8.86
De feiten die in deze zaak vast staan zijn dat [appellant] de raad van commissarissen en de algemene vergadering van Rendo Holding niet heeft geïnformeerd over zijn indirecte belang in SGI, de vennootschap aan wie Rendo c.s. zeer grote bedragen geld ter beschikking hebben gesteld. Ook staat vast dat [appellanten] wisten (zie de toelichting op grief XIII) dat de twee projecten waarvoor investeringen vereist waren economisch niet lucratief zouden zijn en risicodragend waren. Die risico’s hebben zich ook verwerkelijkt waardoor Rendo c.s. haar gehele ingelegde kapitaal van ruim € 31 miljoen hebben verloren.
8.87
Dat daarbij [appellant] niet uit zou zijn op persoonlijk gewin, het hof is daarvan in het licht van alle relevante feiten bepaald niet overtuigd, is een voor het al dan niet bestaan van een tegenstrijdig belang irrelevant argument. Voor de daarop aansluitende informatie verplichting geldt hetzelfde. Vast staat dat [appellant] een belang heeft willen dienen dat niet parallel liep aan het belang van de vennootschap van de bestuurder of dat belang nu “eigen” moet worden genoemd of “een ander belang vormde dat niet parallel liep met de vennootschap” is voor het al dan niet bestaan van tegenstrijdigheid van belangen niet relevant.
8.88
Het door [appellant] geschetste en door hem kennelijk gediende belang was (de eigen lezing van [appellant] volgend) het politieke belang van de gemeente Steenwijk bij een goede stroomvoorziening en bij werkgelegenheid. Om reden van dat belang heeft [appellant] Rendo c.s. bewogen tot investeringen in SGI de vennootschap waarin hijzelf indirect participeerde. Hij was dus enerzijds de bestuurder binnen de vennootschap die uitleende en had anderzijds een economisch belang in de vennootschap aan welke geld werd geleend en waaraan geld ter beschikking werd gesteld. Het effect van dit samenstel van feiten komt neer op een conflict van belangen dat de wetgever heeft willen voorkomen omdat het de vrijheid om te besluiten in uitsluitend het belang van de vennootschap beperkt. Dat [appellant] binnen SGI geen zeggenschap had is onverenigbaar met de overige vaststaande feiten. Deze wijze van handelen maakt niet alleen dat de besluitvorming door [appellant] werd beïnvloed door belangen die niet parallel liepen aan die vennootschap maar dat [appellant] daarmee ook zijn positie als bestuurder heeft misbruikt om de vennootschap te bewegen tot het doen van risicovolle beleggingen die hebben geleid tot het verlies van een belangrijk deel van het kapitaal van de vennootschap.
8.89
Dat [appellant] die risico’s onderkende en begreep volgt ook uit de omstandigheid dat hij de investering vanuit Woldomus beperkte tot € 10.000,- ofwel minder dan 0,5 procent van de investeringen die hij als bestuurder Rendo c.s. liet doen. Anders gezegd: zodra het eigen vermogen van Woldomus betreft is sprake van een aanmerkelijk voorzichter investeringsgedrag. Het standpunt van [appellanten] dat de investering vanuit het eigen vermogen van Woldomus in het licht van de voorliggende kwestie substantieel is gezien onder meer de bestaande risico’s benadrukt de onaanvaardbaarheid van de beslissing van [appellant] tot het doen van torenhoge investeringen vanuit Rendo c.s.
8.9
Dat sprake was van een tegenstrijdig belang staat daarmee vast, zodat grief XIV faalt. Hetzelfde geldt voor grief XV waarin [appellanten] betogen dat zij niet hebben getracht een tegenstrijdig belang te maskeren. Dit betoog steunt kennelijk op de gedachte dat het er toe doet of [appellant] goede of slechte bedoelingen had met het niet informeren van de raad van commissarissen en de algemene vergadering van aandeelhouders. Zoals overwogen is dat voor het bestaan van een “tegenstrijdigheid van belangen” en voor het bestaan van de daaruit voortvloeiende rechtsplicht tot informatie niet relevant. Waar het om gaat is dat tegenstrijdigheid van belangen vaststaat en tevens vaststaat dat deze door [appellant] is verzwegen voor de raad van commissarissen en de algemene vergadering van aandeelhouders. Of dat verzwijgen bewust of uit bijvoorbeeld nonchalance slechts verwijtbaar plaats vond, kan kleuring aan de zaak geven maar de onrechtmatigheid van het bestuurlijk handelen schuilt in het feitelijk verzwijgen. Het beroep dat [appellant] erop doet dat hij niet heeft willen ‘maskeren’ baat hem niet.
Ook het betoog dat de rechtbank ten onrechte heeft vastgesteld dat de drijfveer voor het lenen van het geld is gelegen in de behoefte aan kapitaal om de eigen aandelen in te kopen (grief XX) faalt daarmee. Het slagen van deze grief zou immers slechts voeding geven aan het betoog dat [appellanten] zonder kwade bedoelingen aanstuurden op de leningen. Zoals hier overwogen gaat het daar in de kern niet om.
8.91
[appellanten] hebben verder betoogd dat het hen, ook als sprake is van een tegenstrijdig belang, vrij stond om de leningen te verstrekken (grieven XVI en XVII). Dit betoog komt erop neer, althans zo begrijpt het hof dit verweer, dat [appellanten] weliswaar geen “onafhankelijke derde” was maar een “derde”. Met zoveel woorden betogen [appellanten] dat zij wisten dat de raad van commissarissen en de algemene vergadering van aandeelhouders geen geld wilden lenen en financiële transacties wilden sluiten met een niet “onafhankelijke derde”. [appellanten] beschouwen Woldomus echter als een “derde” waarvan hen niet duidelijk hoefde te zijn dat investeringen daarmee ook als ongewenst werden beschouwd.
8.92
Het begrip “derde” wordt in ons vermogensrecht op verschillende manieren gebruikt. Het kan gaan om een buiten de directe verhouding staande (rechts)persoon of om een niet bij een rechtshandeling betrokken persoon maar ook om iemand die geen belang heeft bij een bepaalde rechtshandeling of rechtsbetrekking. In de onderhavige zaak gaat het bij uitstek om de scheiding van belangen. Zodra iemand derhalve een eigen belang heeft is hij niet langer een “derde”. Het begrip onafhankelijkheid en derde zijn dan onlosmakelijk met elkaar verbonden. [appellanten] hebben dat begrepen dan wel behoren te begrijpen. Het vervolgens in deze context maken van een onderscheid tussen een “derde” en een “onafhankelijke derde” miskent de betekenis “dat hier toekomt aan het begrip “derde”. Uit het vorenstaande volgt dat [appellanten] niet voor wat betreft hun belangen niet onafhankelijk waren en dat zij dus geen “onafhankelijke derde” en daarmee evenmin een “derde” waren.
8.93
Voor het overige tamboereert de grief nog op de goede bedoelingen van [appellanten] Zoals hiervoor overwogen kan ook dat [appellant] niet verontschuldigen.
8.94
De omstandigheid dat de raad van commissarissen en de algemene vergadering van aandeelhouders wisten dat de leningen en sale and lease back constructies grote bedragen omvatten en niet vrij waren van risico’s maakt het gemaakte verwijt niet anders. De gewraakte beleggingen waren riskant en [appellant] zou zich alleen dan aan de conclusie dat sprake is kennelijk onbehoorlijk bestuur kunnen onttrekken als hij de raad van commissarissen en de algemene vergadering van aandeelhouders uitdrukkelijk gewezen zou hebben dat zijn besluitvorming mede gekleurd werd door een tegenstrijdigheid van belangen, bestaande in onder meer zijn indirecte belang in GSI. Daarbij kan, binnen de grenzen van de rechtsstrijd, ook betrokken worden dat uit de aan het hof ter beschikking gestelde stukken en uit de eigen stellingen van [appellant] is gebleken, dat het tegenstrijdige belang ook bestond in het belang van de gemeente Steenwijk, haar inwoners en bedrijven, dat [appellanten] naar eigen zeggen beoogde te dienen. Dit terwijl ook die belangen niet parallel liepen met die van de vennootschap. De grieven XVI en XVII falen.
8.95
Grief XVIII omvat slechts het betoog dat [appellant] wist dat sprake was van leningen en transacties met GSI. Dit betoog kan op zichzelf nog in samenhang met de andere grieven niet leiden tot de vernietiging van de beslissingen in eerste aanleg. Ook grief XVIII faalt daarmee.
8.96
Dat sprake was van een voor [appellant] bestaande informatieverplichting vindt ook steun in de omstandigheid dat [appellant] in strijd handelde met artikel 11 lid 2 onder b van de Elektriciteitswet. Daarin heeft de wetgever een scheiding willen aanbrengen tussen (rechts)personen die betrokken zijn in netbeheer en zij die betrokken zijn bij de productie van stroom en de handel daarin. In het licht van die wettelijke norm kon [appellant] niet in beide werelden een rol vervullen en/of een (indirect) belang hebben. Terecht merken Rendo c.s. op dat de in die bepaling gegeven norm in redactioneel opzicht in de loop der jaren wel enigszins is gewijzigd maar dat de basisgedachte ongewijzigd is, te weten de bepaling dat de leden van het bestuur en de meerderheid van de leden van de raad van commissarissen direct noch indirect binding mogen hebben met een producent, een leverancier of een handelaar.
8.97
Hetgeen [appellanten] daartegen aan voeren komt er in de kern op neer dat zij een “derde partij” waren, waaruit zou volgen dat hun belang in GSI niet kon leiden tot een schending van de in artikel 11 lid 2 sub b uit de Electriciteitswet tot uitdrukking gebrachte norm. Dat verweer snijdt geen hout. [appellant] was immers bestuurder binnen Rendo c.s. en had tegelijkertijd een (indirect) belang in GSI als beoogd producent. Daarmee is geoordeeld dat grief 11 (incidenteel appel) slaagt.
8.98
Niet alleen zag [appellant] zich geconfronteerd met een conflict van belangen waarbij hij ervoor heeft gekozen het belang van Rendo achter te stellen bij andere daarmee niet parallel verlopende belangen maar bovendien overtrad hij met die handelwijze de Electriciteitswet. Het is, onder die omstandigheid, onbegrijpelijk dat [appellanten] vasthouden aan hun standpunt dat de raad van commissarissen en de algemene vergadering van aandeelhouders niet hoefde te worden geïnformeerd over het genoemde conflict van belangen, alsmede welke belangen daarbij een rol speelden en over de overtreding van wettelijke bepalingen. De raad en de vergadering konden daardoor hun toezicht houdende taken niet naar behoren uitoefenen. Van deze wijze van besturen dient [appellanten] een persoonlijk ernstig verwijt te worden gemaakt. Er is daarmee sprake van kennelijk onbehoorlijk in de zin van artikel 2:9 BW en in de zin van artikel 6:162 BW. [appellanten] zijn in beginsel gehouden de schade die het gevolg is van dat handelen te vergoeden aan de benadeelde partijen.
8.99
Het in grief XIX aan de orde gestelde betoog dat [appellant] niet wist dat sprake was van transacties en leningen die een te groot risico voor Rendo c.s. in het leven riepen is in het licht van alle feiten niet alleen ongeloofwaardig. Het raakt bovendien niet de kern van het aan [appellanten] gemaakte verwijt. Ook als waar zou zijn dat [appellanten] zich niet hebben gerealiseerd dat zij een te groot risico voor Rendo c.s. in het leven riepen hebben zij bewerkstelligd dat de raad van commissarissen en de algemene vergadering van aandeelhouders niet over alle informatie beschikte voor een toezicht op deze gang zaken. Ook grief XIX faalt.
8.100 Uit het vorenstaande volgt dat de grieven XIV tot en met XX in het principaal appel falen en dat grief 11 in het incidenteel appel slaagt.
Causaliteit
8.101 Daarmee komt het hof toe aan de vraag of er sprake is van een oorzakelijk verband in de zin van een condicio sine qua non verband tussen het hiervoor omschreven onrechtmatig handelen door [appellanten] en de door Rendo c.s. gestelde schade en vervolgens of die schade in redelijkheid aan [appellanten] dient te worden toegerekend. In dat verband zal het hof de grieven XXI en XXII in het principaal appel alsmede grief 10 in het incidenteel appel beoordelen.
8.102 De grieven XXI en XXII komen er in de kern op neer dat [appellant] , grotendeels met herhaling van argumenten, die in het voorgaande al zijn verworpen nogmaals benadrukt dat hij heeft gemeend juist en goed te handelen maar bovendien dat er bij de uitvoering van de projecten tegenvallers waren die niet te voorzien waren en die daarom niet aan [appellanten] kunnen worden toegerekend.
8.103 Deze verweren falen. Zij zien immers eraan voorbij dat het er niet om gaat dat er tegenvallers waren of wat de bedoelingen van [appellanten] waren. [appellant] had de belangen van uitsluitend de vennootschap moeten bewaken en heeft ervoor gekozen dat niet te doen. Hij heeft het erop aan laten komen dat informatie niet met de raad van commissarissen en de algemene vergadering van aandeelhouders werd gedeeld en het daarom tot een uitvoering van de twee riskante projecten heeft kunnen komen met geld afkomstig van Rendo c.s. Dat zich vervolgens de onderkende risico’s eventueel aangevuld met niet voorzienbare risico’s hebben verwerkelijkt doet aan dat verwijt niet af. Voldoende is komen vast te staan dat [appellant] de raad van commissarissen en de algemene vergadering van aandeelhouders niet heeft geïnformeerd en dat om die reden het aangaan van leningen en financiële transacties door Rendo c.s. aan SGI tot stand is gekomen. Te meer als waar zou zijn dat [appellant] heeft begrepen dat de raad van commissarissen en de algemene vergadering van aandeelhouders met het oog op andere belangen dan die van Rendo de financiële transacties aangingen, om deze vennootschapsorganen volledig te informeren.
8.104 De grieven XXI en XXII falen.
8.105 Tegen de hoofdelijkheid van de veroordeling van [appellant] en Woldomus is geen grief gericht. Het hof gaat daarom op het betoog van vooral Rendo c.s. aangaande artikel 6:166 BW niet nader in en zal evenals de rechtbank oordelen dat sprake is van hoofdelijkheid van Woldomus en [appellant] inzake de vorderingen van Rendo c.s. in de SGI-zaak.
8.106 In grief 10 richten Rendo c.s. bezwaar tegen, in het bijzonder rechtsoverweging 4.53. Daarin overweegt de rechtbank dat zij het niet redelijk acht om een bedrag van
€ 4 a 5 miljoen toe te rekenen aan [appellanten] Als reden daarvoor overweegt de rechtbank dat Rendo c.s. dit bedrag wel had willen investeren in GSI.
8.107 Deze overweging komt het hof onbegrijpelijk voor. Immers de onrechtmatigheid van het handelen van de [appellanten] ligt daarin dat zij de raad van commissarissen en de algemene vergadering van aandeelhouders niet hebben geïnformeerd over het indirecte belang van [appellanten] in SGI. Daarmee hebben zij bewerkstelligd dat deze organen van de vennootschap op basis van onvolledige informatie hebben besloten om, onder meer ook het hier bedoelde bedrag van € 5 miljoen als investering ter beschikking te stellen aan SGI. Waarom voor dit bedrag de beslissingen van de raad van commissarissen en de algemene vergadering van aandeelhouders niet en voor de overige bedragen wel aan [appellant] kunnen worden toegerekend is onduidelijk.
8.108 Dit geldt te meer omdat de rechtbank als vaststaand aanneemt dat de raad van commissarissen en de algemene vergadering van aandeelhouders niet (volledig) zijn geïnformeerd door [appellanten] en ook dat als dat wel het geval zou zijn geweest dat de toestemming voor het verstrekken van alle gelden aan SGI zou zijn geweigerd.
8.109 Het vorenstaande komt erop neer dat grief 10 slaagt en dat het hof [appellanten] zal veroordelen ook het door de rechtbank gekorte bedrag van € 5.000.000,- aan Rendo c.s. te betalen.
De schadeomvang (grief 12 incidenteel appel)
8.110 In grief 12 maken Rendo c.s. bezwaar tegen de afwijzing van hun schade als gevolg van de tweede sale and leasebacktransactie. De rechtbank heeft die afwijzing gebaseerd op een ontoereikend onderbouwing daarvan. Rendo c.s. betogen dat zij deze schadepost wel voldoende hebben onderbouwd in hun stellingen en wel voldoende hebben gedocumenteerd in door hen overgelegde stukken.
8.111 Rendo c.s. citeren uit hun “akte na tussenvonnis toelichting schade, verzoek ex artikel 31 Rv” van 17 april 2019 onder 3.2:
"Met de tweede sale- en leasebacktransactie zijn verdere aangebrachte zaken gekocht door RENDO. De daartoe opgemaakte akte (Productie 209M) noemt de koopsom van € 2.250.496 (ex BTW) en verwijst naar de nadere specificatie van de activa (Productie 209N0) en contracten en facturen. De restantbetaling (na verrekening diverse posten) volgt uit Productie 209PQ.”
8.112 Productie 209M is de notariële akte koop en levering van roerende zaken van 30 december 2010. Productie 209 NO is een lijst waarop de genoemde roerende zaken worden gespecificeerd. Productie 209PQ is een getallenoverzicht waarop een verrekening is weergegeven van de openstaande leningen vermeerderd met rente en verminderd met de waarde van hier genoemde roerende zaken.
8.113 De roerende zaken die onderdeel zijn van de verkoop, zo blijkt uit notariële akte, zijn omschreven in een activalijst. Daarin is niet verwerkt de torrefactiecentrale. Deze is, aldus Rendo c.s., geen eigendom geworden van Rendo c.s. Dat laatste vindt bevestiging in de omstandigheid dat die centrale is geliquideerd door de curator in het faillissement van SGI. [appellanten] hebben dit ook niet weersproken.
8.114 In het totaal hebben Rendo c.s. voor roerende zaken € 2.250.496,- betaald, te weten € 8.330.496,- minus de waarde van de torrefactiecentrale ad € 6.080.000,-. Dat vindt bevestiging in de als productie 209NO overgelegde activalijst.
8.115 De genoemde roerende zaken waarvan Rendo c.s. wel de eigendom hebben verkregen zijn eigendom geworden van IJsbeer Energie Steenwijk. Rendo c.s. onderbouwen die eigendomsovergang door vergelijking van de activalijst (overgelegd als productie NO) te vergelijken met de roerende zaken gespecificeerd in bijlage 2 behorend bij de koopovereenkomst tussen Rendo Duurzaam en IJsbeer Energie Steenwijk (Productie 209V).
8.116 Hoewel deze onderbouwing niet uitblinkt in helderheid, begrijpt het hof daaruit dat Rendo c.s. stelt en onderbouwt dat zij door de tweede sale and leasebacktransactie aan schade heeft geleden die gelijk gesteld dient te worden aan de roerende zaken die zij in dat verband heeft verworven en heeft moeten verkopen. Dat en waarom dat leidt tot schade en waarom die in oorzakelijk verband staat met het hiervoor omschreven onrechtmatig handelen van [appellanten] volgt uit de door Rendo c.s. gestelde feiten maar ook uit de overige aan de rechter overgelegde stukken niet. De rechtbank wijst daar dan ook terecht op onder 2.15 van haar eindvonnis.
8.117 De door de rechtbank gesignaleerde onduidelijkheid wordt door Rendo c.s. in het hoger beroep niet weggenomen. Weliswaar vult zij de gestelde feiten aan door er thans ook te wijzen om welke roerende zaken het ging bij de tweede sale and leaseback transactie en stelt zij dat het deze zaken zijn die zijn verkocht aan IJsbeer Energie Steenwijk. Echter, ook nu ontbreekt nog een navolgbare redenering waarom daaruit schade in de gestelde omvang voor Rendo c.s. voortvloeit.
8.118 Het daartegen door [appellanten] gevoerde verweer vangt aan met het betoog dat ook voor [appellanten] de onderbouwing van deze schadepost niet begrijpelijk is. Waarna [appellanten] zich in dit antwoord verliezen in een exposé van feiten waarvan evenmin steeds duidelijk is hoe en wat de relevantie daarvan is voor het door grief 12 aangesneden thema.
8.119 Voorop staat echter bij de beoordeling van een vordering dat het aan de eisende partijen is daartoe een toereikende verankering in de feiten te geven. Die onderbouwing ontbreekt, zodat de gestelde schade verband houdend met de tweede sale and leasebacktransactie ook door het hof niet zal worden toegewezen. Grief 12 faalt.
Resterende verweren
8.120 Het hof dient nog een oordeel te geven over twee verweren die door [appellanten] zijn opgeworpen aan het eind van grief XXII in het principale appel, te weten dat het hof bij de vaststelling van de totale omvang van de vorderingen van Rendo c.s. rekening dient te houden met betalingen die in dit verband door andere dan in deze procedure betrokken partijen zijn gedaan. Als voorbeeld worden [naam20] en [naam19] genoemd. Daarnaast betogen [appellanten] dat de vorderingen van Rendo c.s. in de SGI-zaak zijn verjaard. Het hof gaat hierna op beide verweren in.
Betalingen door andere betrokkenen
8.130 Dit verweer dient te worden aangemerkt als een bevrijdend verweer en de ter onderbouwing daarvan te stellen en zo nodig te bewijzen feiten dienen daarom door [appellanten] te worden aangevoerd. De grief bevat echter niet meer dan de constatering dat als er ter zake van de in deze zaak aan de orde zijnde vorderingen betalingen zijn gedaan daarmee rekening moet worden gehouden bij het thans nog door [appellanten] aan Rendo c.s. verschuldigde bedrag.
8.131 Afhankelijk van de omstandigheden van het geval kan die constatering juist zijn. Of dat het geval is en vervolgens of dergelijke betalingen zijn gedaan, moet steun vinden in door [appellanten] aan te voeren feiten. Deze feiten ontbreken.
8.132 Rendo c.s. hebben onder 645 tot en met 643 stilgestaan bij dit verweer. Zij stellen daar dat zij inderdaad in het kader van de financiële afhandeling twee schikkingen hebben getroffen op grond waarvan zij van anderen dan [appellanten] substantiële bedragen hebben ontvangen. Zij stellen echter tevens dat zij op deze opbrengsten aanmerkelijke incassokosten in mindering mochten brengen en dat zij dat ook hebben gedaan, evenals op grond van de imputatieregels gegeven in artikel 6:44 BW rente op die opbrengsten in mindering hebben gebracht. Het per saldo resterende bedrag is, aldus Rendo c.s., haar schade en nog altijd hoger dan de bedragen die zij met betrekking tot de schikkingen netto heeft ontvangen. Bovendien hebben deze betalingen ten dele, aldus Rendo c.s., geen betrekking op de vorderingen voortvloeiend uit het onrechtmatig handelen door [appellanten] Rendo c.s. stellen zich daarom op het standpunt dat zij hun vorderingen in deze procedure niet hoeven te verminderen. De rechtbank heeft deze, aldus nog steeds Rendo c.s., dan ook terecht toegewezen.
8.133 Grief XXII voor zover die ertoe strekt dat de betalingen door anderen dan [appellanten] in mindering dienen te komen op de vorderingen van Rendo c.s. faalt om die redenen.
Verjaring
8.134 [appellant] hebben aan het slot van grief XXII betoogd dat de vorderingen van Rendo c.s. in de SGI-zaak zijn verjaard. [appellanten] onderbouwen die grief onder 7.139 van hun memorie van grieven als volgt:
“De achtergestelde leningen en sale- en leaseback transacties die in 2007 en 2008 tot stand gekomen zijn, waren in ieder geval uiterlijk juni 2014 bekend bij de AVA en de raad van commissarissen. Toen Rendo een vordering instelde waren de vorderingen dus reeds verjaard. Voor zover Woldomus door Rendo aansprakelijk wordt gesteld o.g.v. zelfstandige OD (art. 6:162 BW) geldt vorenstaande ook voor Woldomus en als geen sprake is van zelfstandige OD. Voor zover Rb geoordeeld heeft dat voor [appellant] sprake is van wp of OgV voor [appellanten] dan is in voorgaande voldoende onderbouwd dat hiervan geen sprake is. Dit geldt ook voor Woldomus.”
8.135 Rendo c.s. antwoorden daarop terecht dat de verjaring ingeval van onrechtmatige daad wordt beheerst door artikel 3:310 BW. Deze bepaling vereist dat de verjaringstermijn eerst dan een aanvang neemt als de partij wiens vordering zou zijn verjaard bekend is met het bestaan van de schade en met de daarvoor aansprakelijke persoon. Welke bekendheid, overweegt het hof aanvullend, subjectief van karakter is.
8.136 Rendo c.s. hebben gemotiveerd aangevoerd dat zij pas na het uitgebreide onderzoek wat heeft plaatsgevonden naar de SGI fraude in 2012 en 2013 en na het faillissement van SGI (op 8 mei 2013) bekend zijn geworden met de schade en het feit dat deze veroorzaakt is door [appellanten] Vervolgens is zijdens Rendo c.s. op 31 maart 2014 een brief verzonden waarin zij [appellanten] aansprakelijk hebben gesteld voor de thans gevorderde schade. Vervolgens is op 21 november 2014 is de dagvaarding betekend, waarmee een eventueel geldende verjaringstermijn tijdig is gestuit.
8.137 Bij een beroep op verjaring dient degene die zich op het rechtsgevolg van de verjaring beroept feiten en omstandigheden waarop dat beroep is gebaseerd te stellen en zo nodig te bewijzen. In dit geval is dat [appellanten] De daartoe door [appellanten] aangevoerde feiten kunnen, in het licht van de daartegenover door Rendo c.s. aangevoerde feiten, het beroep op verjaring niet dragen. Daarmee hebben [appellanten] niet aan hun stelplicht voldaan en faalt hun daarop gebaseerde beroep op verjaring.
8.138 Ook in zoverre faalt grief XXII.
Resterende grieven 13 tot en met 15 in het incidenteel appel
8.139 Daarmee resteren ten slotte nog de grieven 13 tot en met 15 uit het incidenteel appel. In grief 13 maken Rendo c.s. aanspraak op vergoeding van de beslagkosten. Dit deel van de vordering is door de rechtbank afgewezen omdat Rendo c.s. geen toereikende onderbouwing had gegeven. In hoger beroep hebben Rendo c.s. die onderbouwing wel gegeven en hebben zij de onderliggende stukken overgelegd.
8.140 Het hof is van oordeel dat daarmee dit deel van de vordering voldoende is aangetoond en zal deze alsnog toewijzen. Grief 13 slaagt.
8.141 In grief 14 maken Rendo c.s. aanspraak op vergoeding van de wettelijke rente vanaf datum faillissement SGI, te weten 8 mei 2013. Het hof overweegt daarover het volgende. De wettelijke rente over vordering is verschuldigd vanaf het moment dat sprake is van verzuim (artikel 6:119 BW). Het gaat in de onderhavige zaak om vorderingen uit onrechtmatige daad c.q. artikel 2:9 BW. Op grond van artikel 6:83 onder b BW volgt dat het verzuim in die gevallen direct intreedt zonder dat een ingebrekestelling is vereist.
8.142 Uit de vaststaande feiten volgt dat de onrechtmatige handelingen door [appellanten] (het niet informeren van de raad van commissarissen en de algemene vergadering van aandeelhouders) plaatsvond geruime tijd voor 2013. In hun vordering hebben Rendo c.s. ervoor gekozen de wettelijke rente te vorderen vanaf 8 mei 2013. Uit de in dit arrest genomen beslissingen staat vast dat er in ieder geval op dat moment sprake was van verzuim en dus dat er vanaf dat moment wettelijke rente was verschuldigd.
8.143 Grief 14 slaagt derhalve zodat de vordering van Rendo c.s. ook op dit punt zal worden toegewezen.
8.144 Ten slotte vorderen Rendo c.s. vergoeding van buitengerechtelijke kosten. Ook deze vorderingen zijn door de rechtbank niet toegewezen. Rendo c.s. hebben terecht bezwaar gemaakt tegen het daarbij door de rechtbank gehanteerde criterium te weten misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen.
8.145 Vereist is dat de gevorderde buitengerechtelijke kosten redelijk zijn in omvang en in redelijkheid zijn gemaakt. Het hof is van oordeel dat gezien de door Rendo c.s. overgelegde specificaties van dit deel van haar vorderingen voldoende aannemelijk is dat aan deze dubbele redelijkheid toets is voldaan. Aannemelijk is dat de omvang en complexiteit van het onderhavige geschil in zowel feitelijk als juridisch opzicht een uitgebreid onderzoek hebben vereist. Dat geldt te meer nu aannemelijk is de daarbij te onderzoeken feiten zich vergaand in het domein van dat [appellanten] hebben bevonden en dezen geen belang hadden bij het geven van openheid van zaken, terwijl ook de belangen van vele anderen bij het onderzoek waren betrokken. Ten slotte volgt uit de overgelegde stukken voldoende dat de kosten waarvan vergoeding wordt gevorderd niet zijn gemaakt ter voorbereiding en/of instructie van de onderhavige procedure.
8.146 Het hof zal daarom de gevorderde buitengerechtelijke kosten volledig toewijzen. Grief 15 slaagt.

9.De slotsom

9.1
De grieven in het principale appel falen alle met uitzondering van grief XII inzake de Electrabelzaak zodat de vordering betreffende debiteurenportefeuille alsnog zal worden afgewezen, maar zoals vermeld in rov. 5.6 was de toewijzing door de rechtbank van de vordering terzake niet in het dictum opgenomen. In het incidentele appel falen de grieven
1 tot en met 5, 6 en 7 ieder ten dele en grief 9 evenals grief 12. De grieven 6 en 7 ieder voor het overige alsmede grief 8 in onderlinge samenhang slagen. Om die reden zal het hof in de Electrabelzaak opnieuw rechtdoende de vordering betreffende een te lage verkoopprijs voor de aandelen alsnog toewijzen (€ 5.678.000,-). In de SGI-zaak slagen de grieven 10 en 11. Ten slotte slagen de grieven 13 tot en met 14 in het incidentele appel, zodat het hof de daarin aan de orde gestelde schadeposten alsnog overeenkomstig de vordering door Rendo c.s. zal toewijzen.
9.2
Dit betekent dat de volgende bedragen zullen worden toegewezen:
Electrabelzaak € 5.261.255,39
SGI-zaak
Geldleningen: 19,3 miljoen minus € 2.459.623,91 = € 16.840.376,09 Rendo Holding
Sale and lease back 1 € 5.750.000,00 Rendo Duurzaam
Sale and lease back 2 € -
Sale and lease back 3 € 3.700.000,00 Rendo Duurzaam
(Kosten juridische bijstand ontslagprocedures € 182.400,00 Rendo Holding)
(Kosten juridische bijstand overige procedures € 164.559,00 Rendo Holding)
Kosten juridische bijstand overige procedures € 209.100,00 Rendo Holding
Fraudeonderzoek € 75.245,00 Rendo Holding
Beslagkosten € 9.035,00 Rendo Holding
9.3
Als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij zullen [appellanten] hoofdelijk in de kosten van het hoger beroep worden veroordeeld. Deze kosten aan de zijde van Rendo c.s. in principaal hoger beroep worden vastgesteld op € 5.517,- voor griffierecht en € 11.410,-
(2 punten x tarief VIII) voor salaris van de advocaat overeenkomstig het liquidatietarief en in incidenteel appel op € 2.852,50 (0.5/1 punt/ tarief VIII). De mondelinge behandeling is alleen in het principaal appel gerekend, gelet op de samenhang tussen de aan de orde zijnde kwesties.

5.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, voor zover in de hoofdzaak gewezen en doet opnieuw recht:
veroordeelt [appellant] en Woldomus hoofdelijk tot vergoeding aan Rendo Holding van de door haar geleden schade van € 5.261.255,39 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2017 tot aan de dag van algehele betaling;
veroordeelt [appellant] en Woldomus hoofdelijk tot vergoeding aan Rendo Holding van de door haar geleden schade van € 26.290.376, 09 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2017 tot aan de dag van algehele betaling;
veroordeelt [appellant] en Woldomus hoofdelijk tot vergoeding aan Rendo Holding van de door haar geleden schade van € 284.345,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
13 maart 2017 tot aan de dag van algehele betaling;
veroordeelt [appellant] en Woldomus hoofdelijk tot vergoeding aan Rendo Holding van de beslagkosten van € 9.035,00;
veroordeelt [appellant] en Woldomus hoofdelijk in de proceskosten, in eerste aanleg aan de zijde van Rendo c.s. vastgesteld op € 25.132,77 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 november 2019;
veroordeelt [appellant] en Woldomus hoofdelijk in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van Rendo c.s. vastgesteld op € 5.517,- voor griffierecht en € 11.410,- voor salaris van de advocaat, te voldoen binnen 14 dagen na datum van dit arrest, bij gebreke waarvan te vermeerderen met nakosten ter hoogte van € 205,- als betekening van het arrest niet, en € 273,- als betekening van het arrest wel nodig zal blijken;
verklaart deze uitspraak uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. G. van Rijssen, I. Tubben en G.J.M. Verburg en is door de rolraadsheer, in aanwezigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op
14 februari 2023.

Voetnoten

1.Ordner 7 productie 12
2.(prod. 84 bij inleidende dagvaarding)
3.prod. 145 antwoordakte Rendo
4.prod. 145 antwoordakte Rendo
5.prod. 18 CvA
6.prod. 17 en 27 bij de inleidende dagvaarding en prod. 19 CvA
7.Prod. 20 CvA
8.prod. 62 CvA, prod. 100 CvR en bijlage II [appellant]
9.(prod. 21 Conclusie van antwoord en prod. 146 CvD)
10.Prod. 202 MvG (bijlage D-067 bij rapportage FIOD)
11.prod. 22 CvA
12.prod. 4 CvA
13.prod. 30 bij inleidende dagvaarding en bijlage [appellant]
14.prod. 4 CvA
15.prod. 123 CvD
16.prod. 3 CvA
17.prod. 4 CvA en prod. 142 CvD
18.prod. 31 bij inleidende dagvaarding
19.prod. 4 CvA en prod. 154 CvD
20.prod. 4 CvA
21.prod. 4 CvA en bijlage XII [appellant]
22.prod. 138 CvD en bijlage HI [appellant]
23.prod. 88 dgv en prod. 103 CvR
24.bijlage X [appellant]
25.bijlage X [appellant]
26.prod. 4 CvA
27.prod. 16 CvA, prod. 144 antwoordakte Rendo en prod. bijlage IV [appellant]
28.prod. 4 CvA
29.prod. 16 CvA
30.prod. 95 bij de inleidende dagvaarding
31.prod. 23 bij de inleidende dagvaarding
32.prod. 20 bij de inleidende dagvaarding
33.prod. 24 bij de inleidende dagvaarding
34.prod. 84 bij inleidende dagvaarding
35.één van de ongenummerde producties bij akte wijziging eis van Rendo c.s.
36.prod. 48 CvA
37.prod. 49 CvA
38.prod. 50 CvA
39.prod. 36 bij de inleidende dagvaarding
40.prod. 68 CvD
41.prod. 37 bij de inleidende dagvaarding
42.prod. 51 CvA, prod. 119 CvR en prod. 107 CvD
43.prod. 44 bij de inleidende dagvaarding
44.prod. 45 bij de inleidende dagvaarding
45.prod. 52 CvA
46.zie inleidende dagvaarding onder 98
47.prod. 72 bij de inleidende dagvaarding
48.onder 131 bij de inleidende dagvaarding
49.prod. 92 bij de inleidende dagvaarding
50.sale and leasebacktransactie 1: prod. 59 bij de inleidende dagvaarding
51.prod. 77 bij de inleidende dagvaarding
52.prod. 78 bij de inleidende dagvaarding
53.prod. 58 bij de inleidende dagvaarding
54.prod. 79 bij de inleidende dagvaarding
55.prod. 43 bij de inleidende dagvaarding
56.zie hiervoor onder 2.48
57.prod. 80 bij de inleidende dagvaarding
58.prod. 58 bij de inleidende dagvaarding
59.prod. 56 CvA
60.prod. 99 CvD
61.sale and leasebacktransactie 2: prod. 60 bij de inleidende dagvaarding
62.sale and leasebacktransactie 3: prod. 61 bij de inleidende dagvaarding
63.prod. 81 bij de inleidende dagvaarding
64.prod. 82 bij de inleidende dagvaarding
65.prod. 103 [appellant]
66.prod. 74 CvD
67.prod. 25 bij de inleidende dagvaarding
68.prod. 22 bij de inleidende dagvaarding en prod. 13 CvA
69.prod. 113 CvD
70.prod. 41 bij de inleidende dagvaarding
71.prod. 70 bij de inleidende dagvaarding
72.de accountant van SGI, zie inleidende dagvaarding onder 133
73.prod. 69 bij de inleidende dagvaarding
74.prod. 50 bij de inleidende dagvaarding
75.prod. 40 bij de inleidende dagvaarding
76.prod. 15 CvA
77.prod. 139 antwoordakte Rendo
78.prod. 54 bij de inleidende dagvaarding
79.prod. 64 bij de inleidende dagvaarding
80.op blz. 58 en 59
81.prod. 26 bij de inleidende dagvaarding
82.prod. 3 bij de inleidende dagvaarding
83.prod. 4 bij de inleidende dagvaarding
84.prod. 67 CvD
85.prod. 87 CvD
86.ongenummerde productie gehecht aan de pleitnota van [appellant]
91.MvG onder 3.6
92.Zie hiervoor onder 5.7.
93.Zie hiervoor onder 5.8.
94.Zie hiervoor onder 5.9.
95.Zie hiervoor onder 5.11
96.Zie hiervoor onder 5.13.
97.Zie hiervoor onder 5.22 tot en met 5.35.
98.Zie hiervoor onder 5.39
99.Mvg prod 225 brief 18 juli 2007
100.Zie MvA in het principaal appel onder 239
101.HR 10 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1842
102.Zie hiervoor onder 5.31.
103.Zie hiervoor onder 5.22.
104.Zie hiervoor onder 5.25.
105.Zie hiervoor onder 5.28.
106.Zie hiervoor onder 5.31.
107.Zie in gelijke zin Hof ’s-Gravenhage 2 december 2003, LJN AQ9991.
108.Zie productie 212 bij MvG
109.Inleidende dagvaarding, randnummers 176, 235 en 245; memorie van antwoord in het principaal appel onder 365
110.r.o. 3.4