ECLI:NL:HR:2007:BA0033
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- E.J. Numann
- A. Hammerstein
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Tegenstrijdig belang bij vennootschapsrechtelijke transacties en de toepassing van art. 2:256 BW
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 juni 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een geschil tussen een eiseres en een verweerster over de toelaatbaarheid van een beroep op een voorkeursrecht. De eiseres had in 1984 een perceel grond gekocht van de verweerster, waarbij een voorkeursrecht van terugkoop was overeengekomen. Na een geschil over de naleving van dit voorkeursrecht, heeft de eiseres in 2000 de verweerster gedagvaard. De rechtbank Arnhem heeft in 2002 de verweerster veroordeeld tot betaling van een boete, maar het gerechtshof Arnhem heeft in 2005 in hoger beroep het vonnis van de rechtbank vernietigd en de vordering van de eiseres afgewezen. De Hoge Raad heeft het arrest van het hof vernietigd en de zaak terugverwezen naar het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
De Hoge Raad heeft zich in zijn uitspraak gericht op de vraag of er sprake was van een tegenstrijdig belang in de zin van artikel 2:256 BW. Dit artikel beoogt te voorkomen dat een bestuurder, die ook aandeelhouder is van een vennootschap, zich laat leiden door persoonlijke belangen in plaats van het belang van de vennootschap. De Hoge Raad oordeelde dat het hof had miskend dat de enkele omstandigheid dat een bestuurder van een vennootschap ook aandeelhouder is van een andere vennootschap, niet automatisch betekent dat er sprake is van een tegenstrijdig belang. De Hoge Raad benadrukte dat de beoordeling van een tegenstrijdig belang afhankelijk is van de concrete omstandigheden van het geval.
De uitspraak van de Hoge Raad heeft belangrijke implicaties voor de toepassing van artikel 2:256 BW in vennootschapsrechtelijke transacties. Het benadrukt dat een beroep op tegenstrijdig belang niet lichtvaardig kan worden gedaan en dat er voldoende concrete omstandigheden moeten zijn die de aanwezigheid van een tegenstrijdig belang onderbouwen. De Hoge Raad heeft de verweerster in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, wat de financiële gevolgen van de uitspraak onderstreept.