ECLI:NL:GHARL:2022:10794

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
15 december 2022
Zaaknummer
21-001064-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fraudezaak Rendo: Oplichting en valsheid in geschrift door voormalige directeuren

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de voormalige directeuren van N.V. Rendo Holding, die beschuldigd werden van oplichting en valsheid in geschrift. De zaak draait om de oprichting van Stramproy Green Investments B.V. (SGI) en de betrokkenheid van de directeuren bij het verkrijgen van aanzienlijke leningen van Rendo, die uiteindelijk zijn aangewend voor de inkoop van aandelen door de directeuren zelf. Het hof oordeelt dat de directeuren Rendo opzettelijk hebben misleid over hun belangen in SGI, wat heeft geleid tot een aanzienlijke financiële benadeling van Rendo. De directeuren hebben zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van oplichting door Rendo te misleiden over hun feitelijke aandeelhouderschap en de besteding van de verstrekte leningen. Het hof legt een gevangenisstraf van vier jaar op, met aftrek van voorarrest, en benadrukt de ernst van de gepleegde feiten, die zijn uitgevoerd vanuit een positie van vertrouwen en macht.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Zwolle
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001064-18
Uitspraak d.d.: 21 december 2022 TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 6 februari 2018 met parketnummer 19-996505-12 in de strafzaak tegen

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1959,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld. Bij akte van 30 maart 2018 heeft de officier van justitie het hoger beroep ingetrokken.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 9 december 2020, 10 december 2021, 12 april 2022, 20, 21, 22, 28, 29 en
30 september 2022, 7 december 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf van vier jaren, met aftrek van de tijd die door verdachte in voorlopige hechtenis is doorgebracht. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. E.J.A. van Leuveren, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep feit 3

Verdachte is door de rechtbank Noord-Nederland vrijgesproken van feit 3. Het hoger beroep is door verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op artikel 404, vijfde lid, Sv staat voor verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal verdachte daarom niet-ontvankelijk
verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak van feit 3.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 6 februari 2018, waartegen het hoger beroep is gericht, verdachte ter zake van feiten 1, 2, 4, 5 en 6 veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, met aftrek van de tijd die door verdachte in voorlopige hechtenis is doorgebracht.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover in hoger beroep aan de orde – tenlastegelegd dat:
1.
hij, op één of meer momenten in of omstreeks de periode van 20 december 2007 tot en met 22 september 2011, in de gemeente Hoogeveen en/of Meppel en/of Steenwijk, althans elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door: het aannemen van een valse naam of valse hoedanigheid en/of listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels,
N.V. Rendo Holding en/of Rendo Beheer B.V., en/of Rendo Duurzaam B.V. en/of hun (andere) dochtervennootschappen (hierna gezamenlijk alsook individueel aangeduid met “Rendo”) heeft bewogen tot:
- (AH-059) het verstrekken van één of meer lening(en) en/of achtergestelde lening(en) en/of het betalen van geldbedragen in het kader van één of meer lening(en) en/of achtergestelde lening(en), tot een totaal bedrag van circa EUR 20.300.000,00 althans een groot bedrag;
- (AH-063) het aangaan van één of meer sale- and leasebacktransactie( s ), althans het betalen van geldbedragen in het kader van één of meer sale- and leasebacktransactie( s ); voor een totaal bedrag van circa EUR 15.411.090,20 (EUR 8.330.00,00 + EUR 2.678.090,20 + EUR 4.403.000,00) (incl. BTW), althans
voor een groot bedrag;
- (AH-063, D-127 en D-579) het op of omstreeks 22 september 2011 kwijtschelden door Rendo van de huur over de jaren 2011 en 2012 voor (een) perce(e)l(en) industrieterrein gelegen aan de Dolderweg en Langebaan te Steenwijk, gehuurd door Stramproy Green Investments B.V. (verder te noemen SGI) van Rendo voor een bedrag van in totaal EUR 1.360.45,00 (excl. BTW) (zie pag 1957), althans voor een groot bedrag, althans tot de afgifte van het huurgenot over (een deel van) het jaar 2011 en 2012 van (een) perce(e)l(en) industrieterrein gelegen aan de Dolderweg en
Langebaan te Steenwijk, derhalve tot de afgifte van enig goed en/of tot het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld;
immers hebbende verdachte en/of zijn medeverdachte(n):
A. heimelijk onverenigbare functies vervuld door als bestuurder van Rendo (indirect) aandeelhouder te zijn van en/of belanghebbende te zijn bij SGI;
B. de Raad van Commissarissen (hierna “RvC”) van Rendo en/of de aandeelhouders van Rendo niet geïnformeerd over het belang dat hij en zijn mede-bestuurders had(den) bij SGI en/of haar dochtervennootschap(pen);
C. heimelijk en zonder toestemming van de RvC van Rendo en/of zonder toestemming van de aandeelhouders van Rendo en door tussenkomst van de besloten vennootschap(pen) Woldomus B.V. en/of Marella B.V. en/of door tussenkomst van
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [betrokkene 1] , een belang verkregen in SGI en/of haar dochtervennootschap(pen) Stramproy Green Coal B.V. (hierna “SGC”) en/of Stramproy Green Energy B.V. (hierna “SGE”) en/of Stramproy Green Technologie B.V. (hierna “SGT”), en/of EPC;
D. voor het publiek verhuld (groot)aandeelhouder en belanghebbende te zijn van/bij Woldomus B.V. en/of van/bij Marella B.V. door hiervan 99,95% en/of 99% in plaats van 100% van de aandelen in bezit te hebben en op die wijze te voorkomen dat in de openbare registers voor derden kenbaar zou zijn dat verdachte en/of zijn medeverdachte(n) een belang hebben in Woldomus B.V. en/of Marella B.V. en/of SGI en/of haar dochtervennootschap(pen);
E. [medeverdachte 3] als bestuurder van Woldomus B.V. en/of [medeverdachte 4] als bestuurder van Marella B.V. aangesteld om op die wijze te voorkomen dat in de openbare registers voor derden kenbaar zou zijn dat verdachte een belang heeft in Woldomus B.V. en/of dat [medeverdachte 5] een belang heeft in Marella B.V.;
F. er voor zorggedragen dat [betrokkene 1] in de periode van 26 juni 2008 tot 2 december 2009 de aandelen van SGI, die daarvoor (indirect) gehouden werden door verdachte en/of zijn medeverdachte(n), heeft gehouden;
G. de statuten van Rendo in afwijking van de door de Algemene vergadering van Aandeelhouders van Rendo d.d. 16 juli 2007 goedgekeurde statutenwijziging laten wijzigen, waardoor verdachte en/of zijn medeverdachte(n) zelfstandig bevoegd werd(en) Rendo grotere (financiële) verplichtingen aan te laten gaan (D-122 & D-260);
H. de RvC van Rendo niet (volledig) geïnformeerd over nadere met SGI en/of haar dochtervennootschappen gesloten (achtergestelde) leningen en/of over de totale omvang van de vorderingen van Rendo op SGI en/of haar dochtervennootschappen;
als bestuurder van Rendo opdracht en/of goedkeuring en/of toestemming en/of medewerking gegeven aan het door Rendo verstrekken van leningen aan SGI en/of haar dochtervennootschappen;
J. als bestuurder van Rendo opdracht en/of goedkeuring en/of toestemming en/of medewerking gegeven aan het door Rendo aangaan van sale- and leasebackovereenkomsten met SGI en/of haar dochtervennootschappen;
K. als bestuurder van Rendo opdracht en/of goedkeuring en/of toestemming en/of medewerking gegeven aan het door Rendo betalen voor investeringen aan SGI en/of haar andere dochtervennootschappen en/of EPC;
L. als bestuurder van Rendo opdracht en/of goedkeuring en/of toestemming en/of medewerking gegeven aan het door Rendo kwijtschelden van huur verschuldigd door SGI en/of haar dochtervennootschappen;
M. als bestuurder van Rendo opdracht en/of goedkeuring en/of toestemming en/of medewerking gegeven aan het door Rendo doen van betalingen aan SGI en/of haar dochtervennootschappen;
N. heimelijk gecommuniceerd door voor e-mailcommunicatie tussen hemzelf en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 8] en/of [medeverdachte 5] aangaande SGI privé e-mailadressen te gebruiken;
O. in het Jaarverslag 2007 van Rendo (D-454) vermeld of laten vermelden dat: “(...) Daarom heeft de Raad van Commissarissen en de Algemene Vergadering van Aandeelhouders van RENDO er mee ingestemd, om actief een partij te gaan zoeken buiten de RENDO organisatie, die stroom gaat produceren binnen dit RENDO netgebied. RENDO wenst, rekening houdend met de eisen uit de Wet Onafhankelijk Netbeheer, zelf geen elektriciteitsproducent te worden. De nieuwe partij moet zorg dragen voor extra noodstroomproductie ter plaatse (...)”
P. niet in de jaarrekening(en) en/of het (de) jaarverslag(en) over 2007, 2008, 2009 en 2010 van Rendo vermeld en/of laten vermelden aan wie Rendo (achtergestelde) leningen had verstrekt en/of dat Rendo aan SGI en/of SGE en/of SGC geld had geleend;
Q. niet in de jaarrekening(en) en/of het (de) jaarverslag(en) van Rendo over 2007, 2008, 2009 en 2010 vermeld en/of laten vermelden dat er sprake was van SGI en/of SGE en/of SGC als verbonden partijen;
R . de namen van "Marella" en/of "Woldomus" en/of "Rendo" uit de concept-jaarrekening en/of het concept-jaarverslag van SGI over 2009 laten verwijderen (D-309);
S . door Mazars Berenschot Corporate Finance B.V. (hierna "MBCF") en/of de heer mr. ing. [betrokkene 2] een brief (D-779) laten opstellen om aanvullende financiering van EUR 4.500.000,00 door Rendo aan SGI mogelijk te maken en/of in deze brief niet te laten vermelden dat de financiering (deels) gebruikt zou gaan worden voor inkoop van eigen aandelen door SGI (D-779);
T. de hiervoor vermelde brief met een onjuiste datum opgemaakt en/of op laten maken (D-812 en D-813);
U. voor de RvC van Rendo en/of de aandeelhouders van Rendo verhuld dat één of meerdere door Rendo aan SGI verstrekte leningen door SGI aangewend zullen worden voor de inkoop van eigen aandelen;
de concept “Notulen bespreking kwartaalrapportage 1e kwartaal 2010” aangepast om de verhaalspositie van Rendo ten aanzien van SGI gunstiger voor te doen laten komen (D-831 en D-832);
W. de voortgangsrapportage d.d. 20 augustus 2009 (D-064) door MBCF ten behoeve van de sale-and-lease-back transactie voor onroerend goed op laten maken;
de inbreng van EPC in SGI bevorderd; 2.
hij, als bestuurder van N.V. Rendo Holding en/of Rendo Beheer B.V. en/of N.V.
Rendo en/of Rendo Energieservice B.V. en/of Rendo Electriciteitsnetwerken B.V. en/of Rendo Gasnetwerken B.V. en/of [bedrijf] voormalig [bedrijf] en/of Rendo Duurzaam B.V. en/of hun (andere) dochtervennootschappen (hierna gezamenlijk alsook individueel aangeduid met "Rendo"), al dan niet tezamen en in vereniging met één of meer andere(n), op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2008 tot en met 29 juni 2011, in de gemeente Meppel en/of Steenwijk en/of Hoogeveen, althans elders in Nederland, telkens,
opzettelijk een onware staat en/of een onware balans en/of winst- en verliesrekening, en/of staat van baten en lasten en/of toelichting op één van deze stukken, openbaar gemaakt of deze openbaarmaking opzettelijk toegelaten,
immers hebbende verdachte en/of zijn mededader( s ) opzettelijk de/het hiernavolgende document( en):
Jaarstukken 2007:
A. de jaarrekening van het jaar 2007, met daarin meer in het bijzonder onder het onderdeel “Verbonden partijen”, de hierna volgende tekst: “Naast de maatschappijen die onder de groepsverhoudingen zijn vermeld, zijn geen andere maatschappijen verbonden met de rechtspersoon”;
B. het jaarverslag van het jaar 2007, met daarin meer in het bijzonder onder 7.2.d, de hierna volgende tekst: “Daarom heeft de Raad van Commissarissen en de Algemene Vergadering van Aandeelhouders van RENDO er mee ingestemd, om actief een partij te gaan zoeken buiten de RENDO organisatie, die stroom gaat produceren binnen dit RENDO netgebied. RENDO wenst, rekening houdend met de eisen uit de Wet Onafhankelijk Netbeheer, zelf geen elektriciteitsproducent te worden. De nieuwe partij moet zorg dragen voor extra noodstroomproductie ter plaatse. De stroom wordt hierbij op een duurzame wijze geproduceerd. De hierbij gegenereerde warmte zal ook weer duurzaam worden gebruikt in een volgend productieproces. RENDO faciliteert en stimuleert al deze ontwikkelingen op een zakelijke basis, ten einde in Steenwijkerland de netstructuur van het elektriciteitsnet te verbeteren.”
en/of
Jaarstukken 2008:
A. de jaarrekening van het jaar 2008 met daarin meer in het bijzonder onder “Verbonden partijen”, de hierna volgende tekst: “Naast de maatschappijen die onder de groepsverhoudingen zijn vermeld, zijn er op grond van de bestaande regelgeving geen nadere vermeldingen onder dit hoofd te doen”;
B. het jaarverslag van het jaar 2008 met daarin meer in het bijzonder onder 7 de hierna volgende tekst: “Naar verwachting zal in de gemeente Steenwijkerland in het jaar 2010 gestart worden met de invoer van groene stroom op het RENDO elektriciteitsnet. Dit is enkele maanden later dan aanvankelijk was gepland. De voor RENDO wenselijke extra stroominvoer, die tot stand is gekomen door een samenwerking met een derde partij, zal het RENDO net robuuster tegen stroomuitval maken.”
en/of
Jaarstukken 2009:
A. de jaarrekening van het jaar 2009, met daarin meer in het bijzonder onder “Verbonden partijen” de hierna volgende tekst: “Naast de maatschappijen die onder de groepsverhoudingen zijn vermeld, zijn er op grond van de bestaande regelgeving geen nadere vermeldingen onder dit hoofd te doen”;
B. het jaarverslag van het jaar 2009 met daarin meer in het bijzonder onder “Organisatiewijzigingen” de hierna volgende tekst: “Het Ministerie van Economische Zaken heeft RENDO gekwalificeerd als onafhankelijk netbeheerder. Dit betekent dat RENDO dus voldoet aan de eisen uit de Wet Onafhankelijk Netbeheer (WON).”
C. het jaarverslag van het jaar 2009 met daarin meer in het bijzonder onder “Duurzaamheidsfonds” de hierna volgende tekst: “Groene stroominvoer in elektriciteitsnet in Steenwijk (...) RENDO heeft na frequent overleg met haar aandeelhouders en leden van de Raad van Commissarissen het nodige gedaan, rekening houdend met de kaders van de energiewetgeving, om deze voor haar belangrijke ontwikkeling te volgen en waar nodig te ondersteunen.”
en/of
Jaarstukken 2010:
A. de jaarrekening van het jaar 2010, met daarin meer in het bijzonder onder “Verbonden partijen” de hierna volgende tekst: “Naast de maatschappijen die onder de groepsverhoudingen zijn vermeld, zijn er op grond van de bestaande regelgeving geen nadere vermeldingen onder dit hoofd te doen”;
B. het jaarverslag van het jaar 2010 met daarin meer in het bijzonder onder “Successen door duurzame inspanningen en samenwerkingen” de hierna volgende tekst: “Groene stroominvoer in het elektriciteitsnet in Steenwijk Steenwijk ligt aan
een uitloper van het landelijke elektriciteitnet. In het Steenwijker netgebied van RENDO realiseert de firma SGI een biomassacentrale. (…) RENDO heeft na frequent overleg met haar aandeelhouders en leden van de Raad van Commissarissen het nodige gedaan, rekening houdend met de kaders van de energiewetgeving, om deze voor haar belangrijke ontwikkeling te volgen en waar nodig te ondersteunen.”
telkens
door middel van toezending aan/en of deponering bij de Kamer van Koophandel en/of door middel van publicatie op de eigen internetsite van Rendo, [website] , openbaar gemaakt en/of deze openbaarmaking opzettelijk toegelaten;
4.
hij, op of omstreeks 13 juni 2008 en/of 20 juni 2008, in de gemeente Meppel en/of Groningen althans elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen, één of twee email( s ) (D-295 & D-077/D-077a), elk zijnde een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft/hebben opgemaakt/laten opmaken en/of heeft/hebben vervalst/laten vervalsen,
de valsheid hieruit bestaande dat verdachte en/of zijn mededader( s ) (telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid in de e-mail heeft opgenomen en/of laten opnemen dat:
- RENDO en [betrokkene 1] kennen elkaar al lange tijd; hij geniet veel vertrouwen binnen de RENDO directie, en/of;
- Heeft al meerder projectopties voor RENDO aangedragen en geanalyseerd en vervolgens uitgewerkt, en/of;
- Heeft inspanningen gepleegd om de MEP vergunningen te verkrijgen, en/of;
- Heeft de contracten met SG gelegd en uitgewerkt, en/of;
- Door zijn inbreng komt er een beter evenwicht in de AvA van SGI;
met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
5.
hij, op of omstreeks 28 mei 2008 en/of 25 mei 2009 en/of 9 april 2010 en/of 1 april 2011, in de gemeente Meppel en/of Hoogeveen, althans elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen, één of meerdere Letter( s ) of Representation (D-489 en/of D-271 en/of D-272 en/of D-273), elk zijnde een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt/laten opmaken en/of heeft vervalst/laten vervalsen,
de valsheid hieruit bestaande dat verdachte en/of zijn mededader( s ) valselijk en/of in strijd met de waarheid in de Letter of Representation van 2007 en/of 2008 en/of 2009 en/of 2010 heeft ondertekend en/of daarin heeft opgenomen/heeft doen opnemen:
2007 (D-489), 2008 (D-271), 2009 (D-272)
“Wij bevestigen de volledigheid van de verstrekte informatie met betrekking tot de identificatie van verbonden partijen en aangaande transacties met deze partijen die materieel zijn voor de jaarrekening. De identiteit van, en de balansposten en transacties met, verbonden partijen zijn juist opgenomen, en indien van toepassing adequaat toegelicht in de jaarrekening.”
en/of
2010 (D273)
“14. Wij hebben de bij ons bekende informatie met betrekking tot de identificatie van verbonden partijen en aangaande transacties met deze partijen volledig aan u verstrekt.
15. De relaties en transacties met verbonden partijen zijn op passende wijze in de jaarrekening verwerkt en toegelicht in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.”
Met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
6.
hij, op of omstreeks 18 juni 2010, in de gemeente Meppel en/of Groningen althans elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen, een brief afkomstig van NV Rendo Holding gericht aan Stramproy Green Coal
B.V. en/of Stramproy Green Electricity B.V. (D-143a), zijnde een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt/laten opmaken en/of heeft vervalst/laten vervalsen,
de valsheid hieruit bestaande dat verdachte en/of zijn mededader( s ) valselijk en/of in strijd met de waarheid in deze brief heeft opgenomen / doen opnemen dat:
“Onderstaand komen wij terug op het recentelijk met u gevoerd gesprek over uw bedrijven zijnde: Stramproy Green Coal B.V. (verder te noemen SGC); Stramproy Green Electricity B.V. (verder te noemen SGE).”
wetende dat deze bedrijven (tenminste) evenzeer bedrijven van verdachte zijn, en/of:
“U gaf aan dat u graag een aanbieding zou willen hebben voor een extra lening van 4,5 miljoen euro bij N.V. RENDO Holding ten behoeve van de financiering van de volgende onroerende en roerende zaken:
o Torrefactie machine nummer 1 (zie bijlage 1 voor de facturen); o Biomassa aanvoerinstallatie (zie bijlage 1 voor de facturen);
o Silo' s (zie bijlage 1 voor de facturen);
o Diverse andere onroerende zaken (zie bijlage 1 voor de facturen);
o Diverse roerende zaken (zie bijlage 1 voor de facturen).”
wetende dat een (substantieel) deel van de gevraagde financiering bestemd was voor de financiering van de inkoop van eigen aandelen door SGI,
met het oogmerk om deze brief als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging

Standpunt verdediging
De raadsman heeft het verweer gevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging. Door het definitief ontbreken van (ontlastende) onderdelen van het procesdossier (e-mails, andere documenten en persoonlijke mappen van [verdachte] ) is het voor [verdachte] onmogelijk om zich goed te verweren. Hij is door het ontbreken van deze stukken in zijn verdediging ernstig geschaad. Het door het openbaar ministerie aangeleverde procesdossier is onvolledig en geeft hierdoor een eenzijdig beeld. Dit moet kenbaar zijn geweest voor het openbaar ministerie waardoor sprake is van een doelbewuste of grove veronachtzaming van de belangen van [verdachte] . Hierdoor kan niet gesproken worden van een eerlijk proces en dient het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vervolging, aldus de raadsman.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft naar voren gebracht dat het verweer van de verdediging strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging moet worden verworpen. De door de verdediging genoemde e-mails die zouden ontbreken zijn niet aangetroffen tijdens de doorzoeking. Er is geen sprake van een onherstelbaar vormverzuim dat zou zijn veroorzaakt om de belangen van [verdachte] te veronachtzamen waardoor hij in zijn belangen aan zijn recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan.
Oordeel van het hof
Artikel 359a Sv houdt in dat indien blijkt dat bij het voorbereidend onderzoek vormen zijn verzuimd die niet meer kunnen worden hersteld en de rechtsgevolgen hiervan niet uit de wet blijken, bepaald kan worden dat (a) de hoogte van de straf in verhouding tot de ernst van het verzuim zal worden verlaagd, indien het door het verzuim veroorzaakte nadeel langs deze weg kan worden gecompenseerd, (b) de resultaten van het onderzoek die door het verzuim zijn verkregen, niet mogen bijdragen aan het bewijs van het tenlastegelegde feit en
(c) het openbaar ministerie niet ontvankelijk is, indien door het verzuim geen sprake kan zijn van een behandeling van de zaak die aan de beginselen van een behoorlijke procesorde voldoet.
De toepassing van artikel 359a Sv is onder meer beperkt tot vormverzuimen die zijn begaan bij “het voorbereidend onderzoek” tegen de verdachte. Op grond van artikel 132 Sv moet daaronder worden verstaan het onderzoek dat voorafgaat aan de behandeling ter terechtzitting. Onder die vormverzuimen zijn in het bijzonder ook begrepen normschendingen bij de
opsporing. Daarbij dient op grond van artikel 132a Sv onder opsporing te worden verstaan het onderzoek in verband met strafbare feiten onder gezag van de officier van justitie met als doel het nemen van strafvorderlijke beslissingen.
Niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging komt als in art. 359a Sv voorzien rechtsgevolg slechts in uitzonderlijke gevallen in aanmerking. Daarvoor is alleen plaats ingeval het vormverzuim daarin bestaat dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan.
De strekking van deze maatstaf is dat in het geval dat een zodanig ernstige inbreuk op het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak is gemaakt dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM, niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging plaatsvindt. Het moet dan gaan om een onherstelbare inbreuk op het recht op een eerlijk proces die niet op een aan de eisen van een behoorlijke en effectieve verdediging beantwoordende wijze is of kan worden gecompenseerd. Daarbij moet die inbreuk het ver strekkende oordeel kunnen dragen dat – in de bewoordingen van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens – “the proceedings as a whole were not fair”. In het zeer uitzonderlijke geval dat op deze grond de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging in beeld komt, hoeft niet daarnaast nog te worden vastgesteld dat de betreffende inbreuk op het recht op een eerlijk proces doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte heeft plaatsgevonden.
Het hof overweegt hierover als volgt.
Op grond van het dossier, het door de verdediging naar voren gebrachte en het door de verdediging aan stukken overgelegde volgt niet dát documenten (waaronder e-mails) ontbreken. Dit wordt enkel door de verdediging gesteld en niet (verder) concreet onderbouwd. Het hof heeft daarom geen aanleiding te veronderstellen dat het openbaar ministerie een onvolledig dossier heeft samengesteld. Reeds hierom gaat dit verweer van de verdediging niet op.
Indien al, – zoals de verdediging vooronderstelt – vermeende en relevante e-mails en andere documenten zouden hebben bestaan en in het huidige strafdossier ontbreken, kan niet worden vastgesteld wat daarvan de oorzaak is. Hetzelfde geldt voor de persoonlijke mappen van [verdachte] die volgens hem op zijn directiekamer bij Rendo stonden en niet zijn teruggevonden. Niet duidelijk is geworden of die mappen hebben bestaan. Indien dat wel het geval is, is niet duidelijk geworden of ze op de dag van de doorzoeking aanwezig waren en wat in dat geval de oorzaak is van het ontbreken ervan.
Mocht het zo zijn geweest dat door toedoen van Rendo of onbekend gebleven derden relevante documenten, e-mails en mappen ontbreken in het dossier, dan is daarmee – alles overziend – nog niet aannemelijk geworden dat het openbaar ministerie hiervan ook op de hoogte was, laat staan dat het openbaar ministerie daarmee op een doelbewuste wijze of met grove veronachtzaming van de belangen van [verdachte] heeft gehandeld, waardoor aan zijn recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan.
Gelet op het voorgaande is niet gebleken van enig vormverzuim in het voorbereidende onderzoek. Het openbaar ministerie is dan ook ontvankelijk in de vervolging van [verdachte] . Het verweer wordt verworpen.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Verdachte [verdachte] en medeverdachten [medeverdachte 5] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] , Woldomus B.V. en Marella B.V. worden verweten dat zij zich schuldig hebben gemaakt aan oplichting van Rendo.
[verdachte] wordt bovendien ervan verdacht dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk openbaar maken van onware jaarstukken en meermalen het medeplegen van valsheid in geschrift. [verdachte] heeft in eerste aanleg en in hoger beroep alle hem ten laste gelegde feiten ontkend.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft voor alle feiten vrijspraak van [verdachte] bepleit.
Wat feit 1 betreft heeft de verdediging aangevoerd dat geen sprake was van causaliteit tussen het heimelijk vervullen van functies en het verstrekken van de leningen en sale and leaseback transacties door Rendo. Bovendien was het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling niet aanwezig bij [verdachte] .
Ten aanzien van de feiten 2 en 5 heeft de raadsman bepleit dat geen sprake was van (voorwaardelijk) opzet bij [verdachte] . Daarnaast had SGI niet als een verbonden onderneming in de jaarstukken van Rendo vermeld moeten worden. [verdachte] was niet deskundig op het gebied van de jaarverslaggeving en heeft daarom een accountant en andere adviseurs ingeschakeld. Zij waren op de hoogte van de constructie met SGI en hebben SGI niet als verbonden partij aangeduid. Hierop mocht [verdachte] afgaan. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat [verdachte] daarover verontschuldigbaar heeft gedwaald.
Wat feit 4 betreft heeft de raadsman betoogd dat de e-mail over [betrokkene 1] geen onwaarheden bevat. Deze e-mail is bovendien niet opgemaakt met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal concludeert, overeenkomstig haar op de zitting van het hof overgelegde schriftelijke requisitoir, tot bewezenverklaring van de feiten 1, 2, 4, 5 en 6.
Oordeel van het hof
Aan de hand van de in de voetnoten in dit arrest opgenomen bewijsmiddelen,1 bevattende onder meer redengevende feiten en omstandigheden, zet het hof zijn overwegingen uiteen.
1 In de volgende voetnoten wordt, tenzij anders vermeld, verwezen naar documenten/geschriften die deel uitmaken van het proces-verbaal van de Belastingdienst/FIOD, dossiernummer [nummer] Zebra, gesloten op 18 augustus 2014 door [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2] , opsporingsambtenaren bij de Belastingdienst/FIOD.
Ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, wordt (slechts) gebezigd voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens de inhoud daarvan betrekking heeft.
Vanwege de samenhang tussen de gedragingen van de verschillende verdachten in deze zaak, ziet het hof aanleiding om de vraag of sprake is van oplichting van Rendo tegelijk voor alle verdachten aan wie dit ten laste is gelegd te beantwoorden.

Feitenvaststelling

Vennootschapstructuur Rendo 2007 tot 20122
Het energiebedrijf Rendo bestaat in de periode van 2007 tot 2012 uit de volgende vennootschappen:
- N.V. Rendo Holding (opgericht op 26 februari 1997);3 (hierna ook te noemen: Rendo)
- Rendo Beheer B.V. (opgericht op 26 februari 1997);4 (hierna te noemen: Rendo Beheer)
- N.V. Rendo (opgericht op 20 december 1963);5
- Rendo Duurzaam B.V.;
- NDEA B.V.;
- Rendo Gasnetwerken B.V. (dochter van N.V. Rendo);
- Rendo Elektriciteitsnetwerken B.V. (dochter van N.V. Rendo);
- Rendo LDEB Holding B.V (opgericht op 16 april 2012); en
- Rendo Netbeheer B.V. (tot 1 juli 2008. Zie hierover verder hierna).
Rendo heeft de functie van moedermaatschappij. De directie van Rendo verricht de statutaire directievoering over alle vennootschappen. De aandelen in Rendo worden gehouden door een negental gemeenten in Noord-Overijssel en Zuid-Drenthe.6 De Raad van Commissarissen (hierna: RvC) van Rendo wordt gevormd door leden vanuit het College van Burgemeester en Wethouders van de negen aandeelhoudende gemeenten. Iedere aandeelhoudende gemeente heeft ook een vertegenwoordiger in de Algemene Vergadering van Aandeelhouders (hierna: AvA) van Rendo, doorgaans een wethouder of raadslid. De AvA vindt gemiddeld twee maal per jaar plaats, in juni en december. Indien noodzakelijk vinden extra vergaderingen plaats. Uit de notulen komt naar voren dat de AvA werd voorgezeten door de President-commissaris. De directie van Rendo was meestal bij de vergaderingen aanwezig.
Rendo is enig aandeelhoudster en bestuurder van Rendo Beheer. Rendo Beheer is enig aandeelhoudster en bestuurder van Rendo Duurzaam B.V en enig aandeelhoudster en bestuurder van N.V. Rendo en Rendo LDEB Holding B.V.. N.V. Rendo is enig aandeelhoudster en bestuurder van Rendo Gasnetwerken B.V. en Rendo Elektriciteitsnetwerken B.V.. Rendo Duurzaam B.V.is enig aandeelhoudster en bestuurder van NDEA B.V..
2 AH-062, pagina 1841.
3 D-007, pagina 3091.
4 D-008, pagina 3103.
5 D-488, pagina 6268.
6 Dit zijn de gemeenten Coevorden, Hardenberg, Hoogeveen, Meppel, Staphorst, Steenwijkerland, Westerveld, De Wolden en Zwartewaterland, pagina 61.
In 2008 is Rendo Netbeheer B.V.,7 dochter van Rendo Beheer, en tot 1 juli 2008 formeel door de Dienst Toezicht Energie aangewezen netbeheerder met een eigen statutaire directie, als verdwijnende vennootschap gefuseerd met N.V. Rendo en onder die naam doorgegaan. De activiteiten van Rendo Netbeheer B.V. zijn aldus per 1 juli 2008 overgegaan naar N.V. Rendo.
N.V. Rendo is vanaf dat moment de formele netbeheerder. N.V. Rendo is eigenaar van de gebouwen, terreinen, elektriciteitsnetten en aardgasnetten in Zuid Drenthe en Noord Overijssel.
De statutaire directievoering over alle vennootschappen wordt verricht door de directie van Rendo. In de ten laste gelegde periode van 2006 tot 2012 was dit in de persoon van [verdachte] .
Personen, vennootschappen en posities
In deze strafzaak zijn in verband met de ten laste gelegde feiten binnen Rendo8 en SGI9 onder meer de volgende personen en vennootschappen en hun posities te onderscheiden:
- [verdachte] , functie:
 Statutair en algemeen (alleen en zelfstandig) bestuurder van N.V. Rendo Holding en in die functie tevens middellijk bestuurder van o.a. N.V. Rendo, in de periode van 1 januari 2004 tot 29 juni 2012:10
 Economisch directeur N.V. Rendo vanaf 1 februari 2000.11
 (groot)aandeelhouder Woldomus B.V.12
- [medeverdachte 5] , functie:
 Zelfstandig bevoegd directeur van Rendo Netbeheer B.V., vanaf 1 januari 2003 tot 4 augustus 2008.13
 Volledig gevolmachtigde ten behoeve van Rendo Beheer sinds 21 november 2008.14
 Waarnemend directeur van N.V. Rendo Holding van 8 juni 2012 tot 31 december 2012.15
 Directeur [bedrijf] Netwerken16
 (groot)aandeelhouder Marella B.V.17
- [medeverdachte 8] , functie:
 Directeur N.V. Rendo Holding in de periode van 1 januari 2003 tot 1 mei 2011.
 Directeur van Rendo Duurzaam B.V
- Woldomus B.V. (hierna: Woldomus), aandeelhouder in SGI.
- Marella B.V. (hierna: Marella), aandeelhouder in SGI.
- [medeverdachte 4] , mede-oprichter en directeur van Marella.
7 D-789, pagina 8909.
8 AH-062, pagina 1841.
9 AH-057, pagina 1548.
10 D-622, pagina 7262.
11 D-528, pagina 6583. D-789, pagina 8909.
12 D-096, pagina 3832.
13 D-789, pagina 8909.
14 D-008, pagina 3103.
15 V02-01, pagina 2377. D-007, pagina 3092.
16 D-038, pagina 3367.
17 D-097, pagina 3835.
- [medeverdachte 3] , van 31 augustus 2007 tot en met 2 januari 2013 aangesteld als directeur van Woldomus.18
- [betrokkene 3] , functie:
 Algemeen directeur SGI vanaf 20 december 2007.19
 Treedt in 2010 in dienst van Woldomus.20
- [betrokkene 4] , functie:
 Tot februari 2010 burgemeester van de aandeelhoudende gemeente Steenwijkerland.
 Voorzitter van de RvC van N.V. Rendo Holding tot februari 2010.21
- [betrokkene 5] , functie: manager financiën bij N.V. Rendo Holding vanaf april 2010.22
- Stamproy Green Investments B.V. (hiernaL SGI)23, met als dochterondernemingen:
 Stramproy Green Technology B.V. (hierna: SGT);24
 Stramproy Green Electricity B.V. (hierna: SGE);25 en
 Stramproy Green Coal B.V. (hierna: SGC).26
- [medeverdachte 6] , functie:
 Directeur van de Stramproy Group sinds 2003.
 100% aandeelhouder van Bio-Coal & Waste BVBA (hierna: Bio-Coal).27
 Onbezoldigd technisch directeur van SGI en haar dochters SGC en SGE.28
- [medeverdachte 7] , functie:
 50%-aandeelhouder van een groep technologie- en productiebedrijven waaronder de Stramproy Group,
 Aandeelhouder en bestuurder van Ntech Holding B.V. (hierna: Ntech).29
 Algemeen en Financieel directeur van SGT.30
Aanleiding strafrechtelijk onderzoek Zebra
Op 20 december 2012 doet Rendo aangifte van mogelijke benadeling. In de aangifte staat dat Rendo aanleiding heeft te veronderstellen dat er substantiële bedragen zijn overgeboekt naar SGI en haar beide dochtervennootschappen SGE en SGC. Rendo doet aangifte tegen Rendo-bestuurder [verdachte] en directeur [medeverdachte 5] , nu zij vermoedt dat zij een financieel belang hadden in SGI en rechtstreeks hebben geprofiteerd van deze transacties.31
In 2011 stelt de Belastingdienst/FIOD een boekenonderzoek in bij Woldomus in het kader van het strafrechtelijk onderzoek Bontebok tegen [verdachte] en Woldomus.
18 D-009, pagina 3113. D-497, pagina 6293.
19 D-022, pagina 3209.
20 G-06-01, pagina 2783.
21 D-787, pagina 8898.
22 G-08-01, pagina 2822.
23 D-011, pagina 3128. D-002, pagina 3056.
24 D-003, pagina 3062.
25 D-004, pagina 3070.
26 D-005, pagina 3077.
27 D-006, pagina 3084.
28 D-022, pagina 3209.
29 D-010, pagina 3121. V07-03, pagina 2537.
30 D-022, pagina 3209.
31 AG-01, pagina 1239.
De aangifte van Rendo en het boekenonderzoek bij Woldomus vormen de aanleiding voor het instellen van het strafrechtelijk onderzoek Zebra.
Aanleiding oprichting SGI en de torrefactie technologie
Op 11 september 2003 wordt Steenwijk door een brand in een hoofdvoedingsstation voor langere duur afgesloten van de energievoorziening. Als regionale netbeheerder en verantwoordelijke voor de adequate distributie van gas en elektriciteit in Zuid-Drenthe en Noord-Overijssel wordt Rendo aangesproken op het ontstaan van deze stroomstoring en de schade die hieruit voortvloeide.32 Rendo wil naar aanleiding hiervan een noodstroomvoorziening creëren waardoor een stroomstoring in de toekomst kan worden voorkomen.
Bij besluit van 25 mei 2007 is de door Rendo in 2006 voor de nieuw te bouwen warmtekrachtkoppeling aangevraagde MEP-subsidie33 toegekend onder de voorwaarde dat de warmtekrachtkoppeling binnen drie jaar volledig operationeel zou zijn.34
[verdachte] komt als algemeen directeur van Rendo in 2007 in contact met [medeverdachte 7] en [medeverdachte 6] , bestuurders van een onderneming genaamd Stramproy Groep. Stramproy Groep houdt zich bezig met torrefactie; een procedé waarbij houtsnippers (biomassa) in korte tijd worden omgezet in (een soort) steenkool die kan worden gebruikt als brandstof voor een elektriciteitscentrale. Stramproy Groep wilde vanuit de testfase een biomassacentrale op industrieel niveau in Steenwijk opzetten en zocht een geschikte partner. Er is met [verdachte] gesproken over de mogelijkheid om de Stramproy Groep in Steenwijk een torrefactiecentrale te laten realiseren in combinatie met een warmtekrachtkoppeling. Een warmtekrachtkoppeling is een elektriciteitscentrale die zowel stroom als warmte genereert. De door de warmtekrachtkoppeling opgewekte stroom kan als noodstroomvoorziening voor Steenwijk fungeren en de bij het opwekken van stroom vrijgekomen warmte kan worden gebruikt om de biomassa voor de torrefactiecentrale voor te drogen.
[verdachte] legt deze plannen voor de torrefactiecentrale met warmtekrachtkoppeling voor aan Rendo, meer specifiek aan de toezichthouders (RvC) en de aandeelhoudende gemeenten (AvA). Ten behoeve van de RvC-vergadering van 13 september 2007 is in september 2007 een agenda verstuurd naar de RvC met daarbij een door de directie opgestelde notitie over agendapunt 6 (standpuntbepaling over deelname aan het project “van afval naar grondstof”) en agendapunt 7 (deelname in productie van stroom). In deze notitie van de directie van Rendo staat dat circa 4 à 5 miljoen euro risicodragend kapitaal van Rendo nodig is. Bovendien merkt de directie in deze notitie op dat het vanwege de Wet Onafhankelijk Netbeheer (hierna: WON; ook bekend als de Splitsingswet) voor Rendo niet wenselijk is om aandeelhouder te worden van een project dat ziet op de deelname in de productie van stroom. De directie zal zich inspannen om een partij te vinden die deze voor Rendo wenselijke activiteit in haar netgebied wil uitvoeren, zo volgt uit de notitie.35
De in 2007 ophanden zijnde WON voorziet in de invoering van een groepsverbod. Dit houdt in dat netbeheerders en producenten, handelaren dan wel leveranciers van elektriciteit of gas niet tot één en dezelfde groep in de zin van artikel 2:24b van het Burgerlijk Wetboek
32 D-024, pagina 3222.
33 Milieukwaliteit van de Elektriciteitsproductie.
34 D-029, pagina 3231. D-030, pagina 3232. D-076, pagina 3664.
35 D-031, pagina 3236.
(hierna: BW) mogen behoren en ook geen aandelen in elkaar mogen houden. Rendo is sinds de verkoop van haar leveringsonderdeel aan Electrabel B.V. per 1 oktober 2006 nog uitsluitend een netbeheerder. Door de WON kon Rendo aldus niet daarnaast door middel van de warmtekrachtcentrale stroom gaan produceren. Om het wederzijds nut van de twee centrales te behouden, stelt [verdachte] voor om het gehele project (torrefactiecentrale en warmtekrachtcentrale) door een derde partij te laten realiseren.
De RvC van Rendo stemt op 13 september 2007 in met de deelname in het project noodstroomproductie in Steenwijk onder voorwaarde dat dat dit gebeurt binnen de kaders van de WON en de exploitatie voor eigen risico wordt gedaan door een derde partij. In de notulen36 staat hierover vermeld:
“RENDO gaat deelnemen in de opwekking van (nood-) stroom in Steenwijk. Het belang voor de RENDO netbeheerder van het doorgaan van het project is duidelijk. RENDO wenst dit evenwel te doen binnen de kaders van de Wet Onafhankelijk Netbeheer. Met het voorstel van de directie om, het project verder vorm te geven, door de activa van dit project door een derde partij te laten exploiteren, wordt dan ook door alle commissarissen ingestemd. De exploitant gaat dan voor eigen risico voor de exploitatie zorgdragen.”
[verdachte] en [medeverdachte 5] zijn bij deze RvC-vergadering van 13 september 2007 aanwezig.37
[verdachte] stuurt op 26 september 2007 een e-mail naar [medeverdachte 5] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 7] en [medeverdachte 6] . Deze e-mail38 houdt onder andere in:
“hedenochtend was ik bij notaris [betrokkene 6] te Groningen.
Ik heb hem gevraagd voorbereidingen te treffen voor de oprichting van de 3 b .v .' s te weten
Stramproy Green Investments B.V .= Holding Stramproy Green Coal = 100% dochter 1 Stramproy Green Electricity = 100% dochter 2
De notaris heb ik voorts geïnformeerd dat de aandelen van de holding gehouden worden door 5 andere b .v .' s (de exacte verdeling van de aandelen verhouding onderling hoop ik binnenkort bekend te kunnen maken)
Een van die BV' s is mijn persoonlijke BV zijnde Woldomus BV.
De BV' s van [medeverdachte 5] en [medeverdachte 8] moeten nog worden opgericht.
Ik verzoek aan [medeverdachte 7] en [medeverdachte 6] svp aan de notaris bekend te maken, hoe hun bv' s heten en waar deze gevestigd zijn.”
Op 27 september 2007 vraagt [verdachte] aan [betrokkene 7] (manager algemene zaken en lid van de ondernemingsraad van Rendo) via een e-mail of de grote investering van Rendo (24 miljoen euro) in een nieuwe en nog te ontwikkelen fabriek in Steenwijk bij de Ondernemingsraad advies- en meldplichtig is. [verdachte] beschrijft in deze e-mail dat Rendo asset owner wordt van deze fabriek en dat “een derde partij”, namelijk Stramproy Group de exploitant wordt van de fabriek en huur betaalt aan Rendo. Deze derde partij heeft de mensen in dienst, Rendo heeft hiervoor geen mensen in dienst, zo schrijft [verdachte] .39
36 D-032, pagina 3241.
37 D-032, pagina 3241.
38 D-210, pagina 4481.
39 D-325, pagina 5178.
Bij e-mail van 22 oktober 2007 over de oprichting en participatie in SGI vraagt [medeverdachte 7] aan [verdachte] of [medeverdachte 5] (
het hof begrijpt: [medeverdachte 5]) en [medeverdachte 8] (
het hof begrijpt: [medeverdachte 8]) “participeren in privé.”40
[medeverdachte 7] heeft op enig moment de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Ntech opgericht. [medeverdachte 6] heeft op enig moment de vennootschap naar buitenlands recht Bio-Coal opgericht.
Het dossier bevat een conceptversie van de overeenkomst betreffende de oprichting van SGI, gedateerd op 25 oktober 2007. In deze conceptversie staan de volgende oprichters:
- Ntech, vertegenwoordigd door [medeverdachte 7] ;
- Bio-Coal, vertegenwoordigd door [medeverdachte 6] ;
- Woldomus, vertegenwoordigd door [verdachte] ;
- [medeverdachte 8] ;
- [medeverdachte 5] ; en
- SGI, vertegenwoordigd door [betrokkene 3] .
Bovendien vermeldt deze conceptversie dat Woldomus, [medeverdachte 8] en [medeverdachte 5] een belang wensen te nemen in Stramproy Green Technology (SGT).41
[betrokkene 3] e-mailt op 2 november 2007 [medeverdachte 8] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] en [verdachte] . Hij deelt aan [medeverdachte 5] en [medeverdachte 8] mede dat er op 1 november 2007 besloten is “om bij gevoelige informatie van nu af aan de privé email adressen te gebruiken” en [betrokkene 3] vraagt om deze privé e-mailadressen aan hem door te geven.42
De AvA van Rendo stemt op 20 december 2007 – als financier en facilitator binnen de grenzen van de WON – in met het project om een noodstroomvoorziening te realiseren in Steenwijk. In de notulen43 staat het volgende:
“RENDO heeft bij dit project de rol van financier met een aantrekkelijk rendement en vervult daarnaast een faciliterende rol. De exploitatie van het project (productie) geschiedt bewust door een derde partij. Indien RENDO zelf de productie ter hand zou nemen zou dit implicaties hebben inzake haar positie van de Wet Onafhankelijk Netbeheer. Dat wenst RENDO niet.”
[verdachte] , [medeverdachte 8] en [medeverdachte 5] zijn bij deze vergadering aanwezig.44
40 D-075, pagina 3663.
41 D-112, pagina 3861.
42 D-243, pagina 4654.
43 D-034, pagina 3252.
44 D-034, pagina 3252.
Oprichting SGI
Op 20 december 2007 wordt een aantal nieuwe vennootschappen opgericht,45 namelijk Stramproy Green Investments B.V. (SGl)46 en haar dochterondernemingen:
- Stramproy Green Electricity B.V. (SGE; warrntekrachtkoppeling);
- Stramproy Green Coal B.V. (SGC; torrefactiecentrale); en
- Stramproy Green Technology B.V. (SGT; torrefactietechnologie).
De oprichters zijn Woldomus, Ntech, Bio-Coal en [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ). Zij krijgen elk 20% van de aandelen van SGI. De afspraken tussen deze oprichters en aandeelhouders en mevrouw [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) enerzijds en SGI anderzijds worden vastgelegd in een aandeelhoudersovereenkomst van 20 december 2007.47 [medeverdachte 1] krijgt op grond van een afzonderlijke aandeelhoudersovereenkomst van 20 december 2007 een koopoptie op 20% van de aandelen van SGI. Het aandelenpakket in SGI van [medeverdachte 1] wordt gehouden door Woldomus.48 SGI is enig aandeelhouder van SGC, SGE en SGT. De torrefactiecentrale is ondergebracht in SGC, de warmtekrachtcentrale in SGE en de knowhow in SGT.49
Het hof stelt het volgende vast over de oprichters van SGI op het moment van oprichting van SGI op 20 december 2007:
- [medeverdachte 2] is de echtgenote van [medeverdachte 8] ;50
- [medeverdachte 1] is de echtgenote van [medeverdachte 5] ;51
- [verdachte] bezit 99,95% van de aandelen van Woldomus;52
- [medeverdachte 3] bezit 0,05% van de aandelen van Woldomus;53
- [medeverdachte 7] is samen met zijn echtgenote bestuurder van Ntech;54
- [medeverdachte 6] is 100% aandeelhouder van Bio-Coal;55 en
- [medeverdachte 8] , [medeverdachte 5] en [verdachte] zijn directieleden van Rendo:
o [medeverdachte 8] als directeur van N.V. Rendo Holding en Rendo Duurzaam B.V.;
o [verdachte] als statutair en algemeen directeur van N.V. Rendo Holding; en
o [medeverdachte 5] als directeur van Rendo Beheer BV.56
Lening 1 en lening 2
Op 21 december 2007 verstrekt Rendo een achtergestelde lening van 3 miljoen euro aan SGC (lening 1). [verdachte] tekent de overeenkomst namens Rendo.57 Op 21 december 2007 verstrekt Rendo daarnaast een achtergestelde lening van 3 miljoen euro aan SGE (lening 2). [verdachte] tekent ook deze overeenkomst namens Rendo.58
45 D-022, pagina 3209.
46 D-011, pagina 3128. D-002, pagina 3056.
47 D-022, pagina 3209.
48 D-071, pagina 3647.
49 Zie bijvoorbeeld de jaarrekening 2009 van SGI, pagina 6812.
50 V03-01, pagina 2446.
51 V02-02, pagina 2384.
52 D-675, pagina 8134.
53 D-009, pagina 3113. D-675, pagina 8134 ((
het hof leest: 0,05%). D-497, pagina 6293.
54 D-010, pagina 3121.
55 D-006, pagina 3084.
56 D-007, pagina 3091. D-008, pagina 3103.
57 D-136a, pagina 4008. D-136, pagina 3999.
58 D-137a, pagina 4026. D-137, pagina 4017.
In opdracht van [verdachte] betaalt Rendo op 27 december 2007 1 miljoen euro aan SGC als eerste betaling van lening 1 (3 miljoen euro).60 Daarnaast betaalt Rendo op die dag 1,5 miljoen euro als eerste betaling van lening 2 (3 miljoen euro).61
Op 6 februari 2008 machtigt [medeverdachte 3] als directeur van Woldomus [verdachte] om alle voorkomende handelingen te verrichten namens Woldomus.62 [verdachte] heeft blijkens de aangiften vennootschapsbelasting van 2008 tot en met 2010 99,95% van de aandelen van Woldomus. [medeverdachte 3] heeft 0,05% van de aandelen van Woldomus.63
Op 9 april 2008 stuurt [verdachte] belastingadviseur [belastingadviseur] de volgende e-mail64:
“(…) zoals recentelijk besproken heeft Woldomus het voornemen om de aandelen SGI, die zij recent heeft gekocht nu weer van de hand te doen. Dit zou voor Woldomus al een bescheiden verkoopwinst betekenen. Wel zou graag Woldomus graag een terugkoopoptie wensen, indien er toch spectaculaire winsten door SGI zouden worden behaald. Woldomus en de aspirant koper zijn al mondeling overeengekomen dat indien de prijs van de aandelen met meer dan 10% stijgt, dat Woldomus dan een terugkooprecht krijgt tegen een koers van (overeengekomen koopwaarde met aspirant koper plus een rendement van 10%). De koper blijft de aankoopprijs vooralsnog eerst schuldig tegen een zakelijke rente. Op deze wijze kan Woldomus zich focussen op haar kerntaken (dit is niet SGI) en kan zij via de terugkoopoptie wellicht toch nog een extra dividendje meepikken, indien het rendement boven de 10% uitkomt. (indien dit 15% is, dan resultaat woldomus 15 -10 =5)”
Lening 3 en 4
Op 2 juni 2008 verstrekt Rendo een achtergestelde lening van 3 miljoen euro aan SGC (lening 3). [verdachte] tekent de overeenkomst namens Rendo.65 Op 2 juni 2008 verstrekt Rendo daarnaast een achtergestelde lening van 3 miljoen euro aan SGE (lening 4). [verdachte] tekent de overeenkomst namens Rendo.66
Op 10 juni 2008 betaalt Rendo 2 miljoen euro aan SGC als tweede betaling van lening 1 (3 miljoen euro).67
Overdracht aandelen SGI naar [betrokkene 1]
(hierna: [betrokkene 1] ) is een vriend van [verdachte] .68
[verdachte] stuurt op 13 juni 2008 een e-mail naar [betrokkene 2] (hierna [betrokkene 2] ) van organisatie- en adviesbureau Mazars Berenschot Corporate Finance B.V. (hierna: MBCF).
59 D-234, pagina 4572.
60 D-082, pagina 3729. D-233, pagina 4569.
61 D-233, pagina 4569. D-080, pagina 3727.
62 D-241, pagina 4623.
63 D-096, pagina 3832
(het hof leest ten aanzien van [medeverdachte 3] : 0,05%).
64 D-135, pagina 3998.
65 D-138a, pagina 4038. D-138, pagina 4035.
66 D-139a, pagina 4044. D-139, pagina 4041.
67 D-082, pagina 3729. D-234, pagina 4574.
68 V06-01, pagina 2518.
Blijkens de inhoud van de e-mail heeft [betrokkene 2] vragen ontvangen van banken over de betrokkenheid van [betrokkene 1] bij SGI. [verdachte] schrijft in deze e-mail69:
“ter beantwoording van de vragen van banken doe ik je onderstaand in staccato stijl een opsomming van de redenen waarom de heer [betrokkene 1] met onze instemming in de positie is gekomen bij SGI.
1.
RENDO en [betrokkene 1] kennen elkaar al lange tijd lange tijd; hij geniet veel vertrouwen binnen de RENDO directie
2.
Heeft al meerdere projectopties voor RENDO aangedragen en geanalyseerd en vervolgens uitgewerkt.
3.
Heeft inspanningen gepleegd om de MEP vergunningen te verkrijgen
4.
Heeft de contacten met SG gelegd en uitgewerkt
5.
Begrijpt dat financiers (banken en RENDO) hun geld met zekerheid terug willen zien
6.
Dit relateert naar dividendpolitiek, etc.
7.
Door zijn inbreng komt er een beter evenwicht in de AvA van SGI .
(…)
Indien er vragen aan hem zijn dan wil ik dat graag van te voren weten om dat even
bij hem te melden.”
Op 18 juni 2008 wordt op de computer van [verdachte] een document aangemaakt door [verdachte] genaamd “Afspraken tussen [betrokkene 1] en [verdachte] ”. Uit technische informatie over dit document blijkt dat dit document op 25 juni 2008 door [betrokkene 1] voor het laatst is gewijzigd. In dit document70 staat onder andere opgenomen:
“ [verdachte] garandeert [betrokkene 1] 15.000 euro winst zonder risico’ s . (…) [betrokkene 1] koopt voor
15.000 euro aandelen SGI van Woldomus BV. [betrokkene 1] hoeft deze aandelen niet direct te betalen maar mag zo lang als nodig is (in de overeenkomst staat zelfs tot maximaal 10 jaar) , het geleende geld schuldig blijven. Op een nog nader door [verdachte] vast te stellen moment wil Woldomus BV de aandelen weer terug kopen. Woldomus is verplicht de aandelen SGI binnen 10 jaar tijd weer terug te kopen! [betrokkene 1] is verplicht de aandelen terug te leveren als Woldomus het wil. Indien [verdachte] de aandelen terug wil dan ontvangt [betrokkene 1] 15.000 euro over de bank van Woldomus BV. (…) [verdachte] betaalt per 26/6/2008 aan [betrokkene 1] 15.000 euro waarborg. Daarmee heeft [betrokkene 1] van te voren: de aandelen, 15.000 euro waarborg en een schuld van 15.000 euro. EN IS ZIJN RISICO per saldo NUL op dat moment!
Op het moment van teruglevering (na x jaar) dat [betrokkene 1] de 15.000 euro over de bank van Woldomus ontvangen heeft, geeft [betrokkene 1] aan [verdachte] de voorafbetaalde waarborg van 15.000 euro weer terug!
[verdachte] en [betrokkene 1] komen verder overeen dat:
-
[verdachte] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 8] krijgen het recht om [betrokkene 1] structureel te vervangen op de aandeelhoudersvergadering (als gevolmachtigde); [betrokkene 1] is zelf een niet actief aandeelhouder en komt niet op de A.v.A.
-
Dat [betrokkene 1] akkoord is dat in de tussentijd [betrokkene 1] geen recht op dividend op de aandelen heeft en dus geen dividend ontvangt.
Indien [betrokkene 1] onverhoopt overlijdt of failliet gaat, dan worden de aandelen door zijn echtgenote alsnog teruggeleverd op dezelfde condities.”
69 D-295, pagina 4996.
70 D-073a, pagina 3655. D-073, pagina 3654.
Op 18 juni 2008 stuurt [verdachte] een e-mail naar [betrokkene 3] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 5] (privé e-mailadres), [medeverdachte 8] (privé e-mailadres) en [betrokkene 1] (privé e-mailadres), over de overdracht van de aandelen in SGI aan [betrokkene 1] . [verdachte] stuurt de volgende e-mail71:
“hierbij verzoek ik de afspraak van donderdag 26 juni 2008 om 14 uur te verplaatsen van De koperen hoogte naar het kantoor van Notaris [betrokkene 6] te Groningen!! Wij worden daar verwacht voor de aandelen verkoop van:
1.
[medeverdachte 2] naar Woldomus. Woldomus was al houder van de aandelen van [medeverdachte 1]
2.
Het gehele pakket aandelen SGI van Woldomus (dan 60%) wordt verkocht aan de heer [betrokkene 1] in prive.
3.
Woldomus krijgt een terugkoopoptie van [betrokkene 1]
4.
De dames [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] krijgen vervolgens een terugkoopoptie van Woldomus, zonder dat Woldomus hiervan rijker wordt.
Met de heer [betrokkene 1] bespreek ik woensdag ochtend 10.30 uur alles nog eens
uitgebreid voor. Hij hoeft pas om 15 uur bij de notaris te zijn”
[betrokkene 8] (hierna: [betrokkene 8] ), kredietspecialist van de ABN AMRO Bank, vraagt [betrokkene 2] (MBCF) per e-mail van 19 juni 2008 om de aandeelhouders en de aandelenverhouding van SGT op te geven. Daarnaast vraagt [betrokkene 8] om een toelichting “aangaande de betrokkenheid van de overige partijen behoudens Stramproy Group respectievelijk de heren [medeverdachte 7] en [medeverdachte 6] ”.72
Op 20 juni 2008 reageert [betrokkene 2] (MBCF) per e-mail73 naar [betrokkene 8] (ABN AMRO) als volgt:
“(…) 1 .Gaarne opgave van de aandeelhouders van SGT en de aandelenverhouding. (…) 60% de heer [betrokkene 1] , (…). Antwoord: De heer [betrokkene 1] beraad zich nog of hij de aandelen in privé dan wel in een nieuw op ter richten holding zal plaatsen.
20% in handen van Ntech B.V. (de heer [medeverdachte 7] )
20% in handen van Bio-Coal BvBA (de heer [medeverdachte 6] ) (…)
2.
Tevens gaarne een toelichting aangaande de betrokkenheid van de overige partijen behoudens Stramproy Group respectievelijk de heren [medeverdachte 7] en [medeverdachte 6] . (…) Antwoord:
NV. RENDO Holding (RENDO) treedt op als verstrekker van achtergesteld kapitaal. [betrokkene 1] :
RENDO en [betrokkene 1] kennen elkaar al lange tijd lange tijd; hij geniet erg veel vertrouwen binnen de RENDO directie, temeer daar hij meerdere projectopties voor RENDO aangedragen en geanalyseerd en vervolgens uitgewerkt. Door zijn toedoen zijn de MEP vergunningen verkregen en heeft hij de contacten met SG gelegd en uitgewerkt. Begrijpt dat financiers (banken en RENDO) hun geld met zekerheid terug willen zien. Door zijn inbreng komt er een beter evenwicht in de AvA van SGI.”
71 D-244, pagina 4656.
72 D-586, pagina 6901. D-800, pagina 8981.
73 D-077a, pagina 3667.
Op 25 juni 2008 stuurt [medeverdachte 7] een e-mail74 naar [verdachte] met de volgende inhoud:
“Beste [verdachte] ,
Hierbij enkele vragen cq. opmerkingen tav de gestuurde documenten. Nadere aandeelhoudersovereenkomst:

[medeverdachte 1] of een vennootschap (moet dat niet bekend zijn bij tekening akte?

[betrokkene 1] ook op de hoogte is van de genomen aandeelhouders besluiten?

Het is [betrokkene 1] ook verboden de aandelen te verpanden.

Wanneer de aandelen SGI die in handen zijn van [betrokkene 1] niet door één van de oorspronkelijke aandeelhouders worden teruggekocht, hebben Ntech Holding en Biocoal&Waste het recht deze aandelen tegen dezelfde condities te kopen. (hier
is toch een betere juridische tekst voor).

Dat de koper van de aandelen SGI zal stemmen conform instructies verkopers. (Ik
wil met [verdachte] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 8] zaken doen, niet met dhr [betrokkene 1] )
[medeverdachte 6] heeft nog geen tijd gehad zich te verdiepen in de documenten. Zou je de notaris willen vragen een volmacht, na Fax of email bevestiging, voor te bereiden van Ntech Holding in geval er de komende weken nog aktes getekend moeten worden.
Met vriendelijke groet,
[medeverdachte 7] ”
[medeverdachte 6] reageert per e-mail op bovenstaand bericht naar [medeverdachte 7] als volgt75:
“ [medeverdachte 7]
Ik heb onderstaande documenten snel doorgenomen. De site letter waarin staat dat we niets met deze nieuwe man te maken zullen hebben, dat hij geen stemrecht heeft tijdens de RvB, dat hij geen rol zal spelen bij klanten/banken, geen rol met de andere aandeelhouders, geen beslissingsrecht heeft, e.d. zie ik nergens terugkomen. Met andere woorden: ik wil er niets met te maken hebben en hij bestaat voor me en de buitenwereld niet.
Ik mis ook het deel waarin staat dat de heren via rendo borg staan met een bedrag van min 31 M euro (aangevuld met een mogelijk bedrag voor bijkomend 7MW) mocht de bank terugtrekken wanneer zou blijken dat zij op de hoogte komen van deze neptoestand. De schade die de ander aandeelhouders zullen leiden, moet
dan vergoed worden.
Wanneer er een probleem/discussie van welke aard dan ook met de nieuwe verantwoordelijke optreedt, zal automatisch moeten leiden tot de gedwongen verkoop van de aandelen naar de oude aandeelhouders. Ik eis het recht op om dergelijke overdracht per direct te moeten laten uitvoeren.
[medeverdachte 6] ”
Op 26 juni 2008 koopt Woldomus de aandelen SGI van [medeverdachte 2] (20%) voor € 5.000,-, waarbij de koopsom door Woldomus schuldig wordt gebleven.76 Vervolgens verkoopt Woldomus op 26 juni 2008 haar aandelenpakket SGI (20%), de gekochte aandelen van [medeverdachte 2] (20%) en de voor [medeverdachte 1] gehouden aandelen SGI (20%), met een bedongen terugkoopoptie, aan [betrokkene 1] .77
74 D-843, pagina 9150.
75 D-843, pagina 9150.
76 D-020, pagina 3193. D-021a, pagina 3203.
77 D-072, pagina 3649.
Op 1 juli 2008 treedt de WON in werking.
Op 4 augustus 2008 fuseert Rendo Netbeheer, als verdwijnende rechtspersoon, met
N.V. Rendo. Op 6 augustus 2008 is de registratie van Rendo Netbeheer beëindigd. In de akte van statutenwijziging van 4 augustus 2008 staat in artikel 9 van de statuten van N.V. Rendo opgenomen dat het de leden van het bestuur verboden is om in enige vorm (direct of indirect) deel te nemen aan een energieproducerend bedrijf.78 [medeverdachte 5] was tot 4 augustus 2008 zelfstandig bevoegde directeur van Rendo Netbeheer B.V.79
Op 11 september 2008 betaalt Rendo 3 miljoen euro aan SGC als betaling van lening 3 (3 miljoen euro).80 Op 11 september 2008 betaalt Rendo 4,5 miljoen euro aan SGE als tweede betaling van lening 2 en betaling van lening 4.81 Beide betalingen worden in opdracht van [betrokkene 3] uitgevoerd met goedkeuring van [verdachte] .82
Lening 5
Rendo verstrekt op 3 oktober 2008 aan SGE een achtergestelde lening van 2 miljoen euro (lening 5). [verdachte] tekent de overeenkomst namens Rendo.83
In de AvA van SGI en SGT van 2 december 2008 wordt voorgesteld dat [medeverdachte 6] algemeen directeur wordt. Dit met het financiële mandaat om het project op te leveren binnen de investering van 28,5 miljoen euro en met als doelstelling in mei 2009 de eerste biocoal te produceren. Het voorstel wordt goedgekeurd.84
Oprichting Marella en verkrijging aandelen SGI door Marella
[medeverdachte 5] en zijn broer [medeverdachte 4] tekenen op 27 december 2008 een intentieverklaring. Begin 2009 zal een vennootschap worden opgericht door [medeverdachte 4] met de naam Marella. Na oprichting zal 99% van de aandelen verkocht worden aan [medeverdachte 5] .85
Op 26 maart 2009 richten [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] Marella op.86 [medeverdachte 4] is sinds die dag algemeen directeur.87 Op de dag van de oprichting verkoopt en levert [medeverdachte 4] 99% van de aandelen in Marella aan [medeverdachte 5] .88
78 D-523, pagina 6525.
79 D-789, pagina 8909.
80 D-235, pagina 4580. D-082, pagina 3729.
81 D-235, pagina 4580. D-080, pagina 3727.
82 D-235, pagina 4582.
83 D-140a, pagina 4056. D-140, pagina 4047.
84 D-130, pagina 3992.
85 D-202, pagina 4427.
86 D-203, pagina 4429.
87 D-001, pagina 3051.
88 D-204, pagina 4448.
Op de AvA van Marella van 30 maart 2009 besluiten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] het volgende:89
“De AvA besluit tot het overnemen van een koopoptie aandelen in Stramproy Green lnvestments BV (SGI) waarmee zij tegen betaling van een koopprijs van € 5.000 een belang van 20% kan verkrijgen in SGI. De overnameprijs bedraagt nihil, gebaseerd op een fors negatieve intrinsieke waarde van SGI volgens de jaarrekening 2008. SGI bevindt zich in een opstartfase en de ontwikkelingen zijn tegenvallend.”
Op 31 maart 2009 verkoopt [medeverdachte 1] haar koopoptie op aandelen in SGI (20% voor een uitoefenprijs van € 5.000,-) voor nul euro aan Marella. In de koopovereenkomst90 staat verder opgenomen dat de verkoopprijs van nul euro:
“gebaseerd is op een fors negatieve intrinsieke waarde van SGI per 31 december 2008 en de negatieve ontwikkelingen waarin SGI zich bevindt; de vergunningsaanvraag voor de bouw van haar productieplant verloopt erg moeizaam; de elektriciteit- en kolenprijzen zijn sterk gedaald, terwijl de prijzen voor biomassa stijgen; de kosten en voorziene investeringsuitgaven nemen fors toe; het potentiële rendement neemt daarmee fors af”.
Toenemende spanningen tussen [verdachte] en [medeverdachte 5] enerzijds en [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] anderzijds
[verdachte] stuurt op 16 mei 2009 vanaf zijn privé e-mailadres een e-mail naar de privé e-mailadressen van [medeverdachte 7] en [medeverdachte 6] . [verdachte] heeft met [betrokkene 3] een financiële analyse gemaakt en ziet de risico’ s toenemen (zowel in tijd en geld als ook in techniek schrijft hij). [verdachte] schrijft onder andere:91
“van een situatie van nog beschikbare financiele ruimte zijn wij beland in een situatie van een financieel gat (…) geschat gat 4 miljoen bij opstart op 1 november (…) anders is gat nog groter.”
Op 17 juni 2009 kondigt [verdachte] per e-mail bij [medeverdachte 7] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 8] aan dat het recht van terugkoop van de aandelen in SGI van mevrouw [medeverdachte 2] (
het hof begrijpt: [medeverdachte 2]) ten opzichte van Woldomus wordt beëindigd. Deze e-mail wordt van en naar de privé e-mailadressen van de genoemde betrokkenen gestuurd.92
MBCF brengt op 20 augustus 2009 een rapport uit aan Rendo (ter attentie van [verdachte] ). Het rapport betreft de ontwikkelingen van de bouw van de biomassacentrale van SGI en de mogelijke koop van onroerend goed van SGI door Rendo (Dolderweg [nummer] , Steenwijk). In dit rapport93 staat onder andere:
“Als gevolg van de hogere investeringen, de uitgestelde productie en de hiermee verband houdende aanloopverliezen, heeft SGI een additionele financieringsbehoefte van circa € 6,3 miljoen.”
89 D-739, pagina 8695.
90 D-174, pagina 4270.
91 D-297, pagina 4999.
92 D-298, pagina 5003.
93 D-064, pagina 3557.
Op de computer van [verdachte] is een document aangetroffen dat blijkens de inhoud gaat over de situatie rondom 31 augustus 2009 en kennelijk gericht is aan [medeverdachte 7] . Het is onduidelijk of dit document is verzonden en zo ja, naar wie. In het document94 staat onder andere:
“Onderstaand kom ik terug op het onderwerp aandelen transacties welk wij op 31 augustus 2009 zouden bespreken. (…) De financiering; Gaande de tijd is het project duurder geworden; deels doordat we er 2 torrefactiemachines van hebben gemaakt en doordat we het goed en professioneel willen doen. Dit vraagt meer investering van RENDO; het risico voor alleen de RENDO ers wordt hierdoor groter; hiervan profiteren echter alle aandeelhouders van. Jouw aandelen zijn dus ook zomaar meer waard geworden!; Echter het project is ook deels duurder geworden door onvoorziene uitgaven, onbekendheid met de materie, naieve inschattingen over een gebouw, ontbrekende silo’ s vanaf dag 1, randapparatuur, etc. De eerste sommen uit jouw businessplan [medeverdachte 7] waren in deze misleidend en naïef. Ik ga ervan uit dat dit niet expres is gebeurd maar het feit ligt er dat de presentatie achteraf zeer onvolledig was. Tot nu toe is ook de financiering hiervoor en het daarbij horende risico soepel door RENDO geregeld. Hiervoor zijn geen aandelen ingeleverd door jouw of [medeverdachte 6] . (…) Tot nu toe is er denk ik, uitsluitend sprake geweest van vertrouwen van mij in jullie beide en nooit andersom. Ik heb jullie op uitsluitend jullie blauwe ogen vertrouwd met heel veel miljoenen euro’ s . Omgekeerd is het vertrouwen klaarblijkelijk nul, want jullie zijn verschrikkelijk bezorgd over de zeggenschap (…) Verder ben ik het met jullie eens dat het van af het begin de bedoeling was dat jullie 50% van de zeggenschap zouden hebben over SGT. Dit is een onbedoelde weeffout en dus was ik bereid geweest om ook hieraan iets te doen. (…) Gisteren is echter voor mij een breekpunt in het proces geworden. (…) Jij krijgt halverwege het gesprek klaarblijkelijk haast en begint de agenda af te raffelen. Over het onderwerp aandelen krijg ik vervolgens niet de kans om maar mijn zegje te doen. Je loopt vervolgens na twee zinnen boos weg en gaat naar je volgende afspraak? Met de pers? Je laat [medeverdachte 6] achter om met [medeverdachte 5] en mij een spelletje te spelen. (…)
Gevolgen
1.
De eerder geschetste bereidheid is nu weg.
2.
Ik overleg met [medeverdachte 5] of [betrokkene 3] weer algemeen directeur dient te worden.”
Op 31 augustus 2009 e-mailt [medeverdachte 6] [verdachte] , [medeverdachte 7] en [medeverdachte 5] . Deze e-mail wordt van en naar de privé e-mailadressen van de genoemde betrokkenen gestuurd. In deze e-mail95 schrijft [medeverdachte 6] onder andere:
“Uw voorstel om SGT los te maken van de gehele holding en zo de eerder gemaakte fout van de notaris te herstellen (nl . dat GT/IJG 50% van de zeggenschap hebben in SGT) is geen aanvaardbaar voorstel voor me. (…) Wij zijn als gelijke partners binnen SGI gestart en zo heeft u dit na de meeting met [bedrijf] opnieuw bevestigd. De aandelen van [medeverdachte 8] binnen SGi zouden voor 10% naar IJG/GT gaan zodat er terug gelijkheid is binnen SGI/SGT (…) Ik vraag een aandeelhoudersbijeenkomst aan om mij (BioCoal & Waste) te ontlasten van mijn taken als algemeen directeur zodat ik me enkel en alleen kan richten op de bouw van de torrefactieinstallatie (…) De aan-, afvoer, opslag, WKK etc zijn geen prioriteit meer voor me en moeten best door u of door derden uitgewerkt en opgevolgd worden.”
94 D-690, pagina 8315.
95 D-299, pagina 5005.
Bij e-mail van [medeverdachte 7] aan [medeverdachte 6] , [verdachte] en [medeverdachte 5] van 1 september 2009, geeft [medeverdachte 7] aan zich aan te sluiten bij [medeverdachte 6] . In deze e-mail96 staat onder andere:
“Tot de komende aandeelhoudersovereenkomst leg ik mijn prioriteiten op SGT en meld mij af voor activiteiten voor SGE, SGC en SGI.”
Inkoop aandelen SGI
Het dossier bevat een e-mail van [medeverdachte 7] aan [verdachte] van 27 september 2009. Deze e-mail is blijkens de inhoud verstuurd naar aanleiding van een gesprek op 25 september 2009 over de aandelen in SGI. Deze e-mail wordt van en naar het privé e-mailadres van [medeverdachte 7] en [verdachte] gestuurd In deze e-mail97 staat onder andere:
“Afgelopen vrijdag hebben wij elkaar gesproken over de ontwikkelingen met het project SGI. Onder andere hebben wij het gehad over de aandelen SGI en heb jij in overweging gegeven de aandelen van [medeverdachte 5] en jezelf te willen verkopen aan [medeverdachte 6] en mijzelf. Ik ben verbaasd over deze intentie. Voorwaarde voor een dergelijke transactie is dat de project continuiteit van SGI gewaarborgd blijft en dat een overname uit eigen middelen wordt gefinancierd . In dat kader heb je een aantal ideeën suggesties gedaan :

Financieren van Torrefactie 1 door lease met Amstellease (6M )

Vrijval Depot na eerste jaar draaien (2M )

Wanneer lening met Rendo over gezet kan worden van achtergesteld naar "niet" achtergesteld kan de rente eventueel naar 5% met een latere terugbetaling. (0,36M )
Ik hoop dit goed verwoord te hebben en zou graag de komende week vernemen voor
welk bedrag de aandelen over zouden gaan en hoe dit te financieren.”
Het dossier bevat een geheimhoudingsverklaring d.d. 13 oktober 2009 in verband met de voorgenomen overname door NTech en Bio-Coal van alle aandelen van SGI van Woldomus. Het document bevat ruimte voor [betrokkene 2] (MBCF), [verdachte] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] om het document voor akkoord te ondertekenen. Dit document is niet ondertekend.98
[verdachte] stuurt op 15 oktober 2009 vanaf zijn privé e-mailadres een e-mail naar de privé e-mailadressen van [medeverdachte 7] en [medeverdachte 5] . Hij geeft een eerste voorlopige reactie op de koopovereenkomst van de aandelen in SGI. [verdachte] schrijft in deze e-mail99 onder andere:
“Jij stelt voor om de aandelen direct te verkopen en waarschijnlijk ook direct te leveren in ruil voor een lening en een toezichthouder . Hier zit het grote verschil in denken. Wij wensen nadrukkelijk vast te houden aan direct verkopen via een verkoopovereenkomst maar de levering van de aandelen pas te doen, nadat de laatste euro is betaald van het pay out schema. Graag horen we van jou, indien je dit wilt aangeven, welke tegenstrijdigheid van belangen jij verwacht, indien wij de aandelen houden totdat de laatste euro is betaald aan ons. (…) Voor ons telt eigenlijk nog veel zwaarder, dat wij van jullie beiden in een gesprek nog eens elkaar recht in de ogen
96 D-300, pagina 5006.
97 D-301, pagina 5007.
98 D-783, pagina 8855.
99 D-397, pagina 5561.
kijkend, horen dat jullie de intentie hebben om ons maar ook de andere geldschieters geheel uit te gaan betalen .(…) [verdachte] + [medeverdachte 5] ”.
Op 30 oktober 2009 betaalt Rendo 2 miljoen euro aan SGE als betaling van lening 5 (2 miljoen euro).100
Bij e-mail van 3 november 2009 (met als onderwerp: “Show stopper!”) e-mailt101 [medeverdachte 7] vanaf zijn privé e-mailadres naar het privé e-mailadres van [verdachte] het volgende:
“Ondanks het feit dat jij de eerste betaling per 22 december 2009 in een eerdere mail hebt genoemd is dit punt nieuw voor mij. Twee weken geleden hebben wij bij [betrokkene 2] de financiering van de aandelenkoop besproken. Dit zou uit de verkoop/lease van Torrefactie 1, de vrijval van depot en gegenereerde winsten komen.
Ondertussen heb ik mij hard gemaakt om EPC in te brengen met accountantsverklaring zodat SGI jullie aandelen kan inkopen. Wij brengen EPC in en lopen net zo goed een risico dat er nog onverwachte problemen zich voordoen. Buiten bovenstaande is geld lenen vanuit Stramproy Management BV ten sterkste afgeraden door onze fiscalist in verband met de "non onttrekkingclausule" en het risico dat we bestuursaansprakelijk zijn wanneer we tekorten van de ene BV aanvullen met leningen uit leningen van andere BV' s . De ABN is immers ook de bank van Stramproy Management. Wel houd ik de mogelijkheid om zaken te financieren vanuit Stramproy Management. Ik heb eerder aangeboden om de koopsom te verminderen en daarvoor in de plaats rente te betalen . Hiermee zouden we jullie een beeeetje tegemoet kunnen komen. (…) Ik hoop dat dit geen show stopper is voor jullie.”
[verdachte] reageert per e-mail102 hierop op 5 november 2009 onder andere:
“Ik denk dat je goed hebt aangevoeld dat het betalen van het bedrag op 22/12 voor ons zeer belangrijk is. Van deze gedachte wensen wij dan ook geen afstand te doen. Wij vinden dit bedrag passend binnen een afweging over upwards en downwards potential die voor alle partijen in evenwicht moet zijn. Een afweging die nu moet worden gemaakt. Voorts hoort wat ons betreft er bij dit soort transacties ook een stukje aanbetaling. Ergo boter bij de vis. (…) Gezien de zeer korte termijn die wij nog hebben om tot een gedragen voorstel te komen, stellen wij voor dat SGI de bedragen die zij dan nog ontbeert voorzover die niet uit het zuiden kunnen komen leent van de suikeroom.”
[medeverdachte 7] laat [verdachte] per e-mail103 op 6 november 2009 weten:
“Prima, ik zal spoed achter de zaak zetten”.
Op 9 november 2009 e-mailt [medeverdachte 7] naar [verdachte] een “concept stappenplan: inkoop aandelen Stramproy Green Investments B.V. (SGI)”. Deze e-mail wordt van en naar de privé e-mailadressen van de betrokken gestuurd.104
100 D-236, pagina 4584. D-081, pagina 3728.
101 D-232, pagina 4567.
102 D-232, pagina 4567.
103 D-232, pagina 4567.
104 D-404, pagina 5584.
Het dossier bevat een namens Ntech, Bio-Coal, Woldomus in november 2009 getekend stappenplan inkoop aandelen SGI. Namens Marella is niet getekend. [medeverdachte 5] verklaart bij de rechter-commissaris dat hij van dit stappenplan op de hoogte was.105 Het stappenplan beschrijft welke handelingen ondernomen moeten worden om de inkoop van de aandelen van Woldomus en Marella en de betaling daarvan mogelijk te maken. Het stappenplan bevat meer specifiek afspraken over de uitbetaling van de inkoop van de aandelen van Woldomus en Marella, afspraken over een tussen SGI en Rendo te sluiten sale and leaseback transactie en over het omzetten van de huidige lening van 14 miljoen euro naar een lening van 8 miljoen euro aan SGE en een lening van 7,8 miljoen euro aan SGC.106
Lening 6
Op 25 november 2009 verstrekt Rendo aan SGC een achtergestelde lening van 1,8 miljoen euro (lening 6). [verdachte] tekent de overeenkomst namens Rendo en [medeverdachte 6] tekent de overeenkomst namens SGE en SGC. Met leningen 1 tot en met 6 is dan een totaalbedrag van 15,8 miljoen euro gemoeid (8 miljoen euro aan SGE en 7,8 miljoen euro aan SGC).107
Sale and leaseback transactie 1
SGI verkoopt en levert op 27 november 2009 een perceel industrieterrein, met daarop de in aanbouw zijnde en af te bouwen biomassacentrale met opstallen, aan Rendo voor 7 miljoen euro (exclusief € 1.330.000,- aan omzetbelasting).108 Hierna huurt SGI het perceel met de biomassacentrale van Rendo voor € 560.000,- per jaar (exclusief BTW) (sale and leaseback transactie 1).109 [verdachte] vertegenwoordigt Rendo.
Overname aandelen SGI door Woldomus en Marella
Blijkens de notulen van de AvA van Marella op 29 november 2009 besluit (de AvA van) Marella op 29 november 2009 om over te gaan tot uitoefening van de koopoptie op de aandelen in SGI. Marella verkrijgt zo een belang van 20% in SGI.110
Op 2 december 2009 betaalt Rendo via een notaris 5,8 miljoen euro aan SGI als betaling van de koopsom in het kader van de koop van het perceel met de biomassacentrale (sale and leaseback transactie 1).111
Woldomus koopt op 2 december 2009 de aandelen in SGI (totaal 60%) van [betrokkene 1] voor € 15.000,-. Deze koopprijs is door verrekening voldaan. De aandelen worden op 2 december 2009 geleverd aan Woldomus. [medeverdachte 3] vertegenwoordigt Woldomus en [medeverdachte 6] en Bio-Coal vertegenwoordigen SGI.112
105 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte 5] bij de rechter-commissaris.
106 D-406, pagina 5591. D-405, pagina 5588.
107 D-141, pagina 4065. D-142, pagina 4068.
108 D-092, pagina 3782. D-576, pagina 6863.
109 D-127, pagina 3980.
110 D-740, pagina 8696.
111 D-576, pagina 6863. D-607, pagina 7093.
112 D-056, pagina 3499.
Op 2 december 2009 verkoopt en levert Woldomus 20% van de aandelen in SGI aan Marella voor € 5.000,-. Deze koopprijs is voldaan. [medeverdachte 3] vertegenwoordigt Woldomus. [medeverdachte 6] en Bio-Coal vertegenwoordigen SGI. [medeverdachte 4] vertegenwoordigt Marella.113
Uit onderzoek van de FIOD volgt dat in de periode van 2 december 2009 tot en met 18 december 2009 geen bedragen op de bankrekening van SGI ( [bankrekeningnummer] ) worden bijgeschreven, terwijl er wel allerlei betalingen worden gedaan. Op 18 december 2009 heeft de bankrekening van SGI een saldo van ongeveer 1,8 miljoen euro.114
Op 14 december 2009 e-mailt [medeverdachte 7] vanaf zijn privé e-mailadres [betrokkene 3] (met daarbij [medeverdachte 6] en [betrokkene 9] in cc). [medeverdachte 7] vraagt [betrokkene 3] het restant van de lening van Rendo (totaal 15,8 miljoen euro) op te vragen en 1,5 miljoen euro over te boeken naar IJsseloevers notarissen te Kampen in het kader van een voorgenomen aandelentransactie.115
SGI betaalt op 18 december 2009 1,5 miljoen euro aan IJsseloevers notarissen in Kampen.116
In de notulen117 van de vergadering van de RvC van Rendo van 17 december 2009 is onder andere vastgelegd:
“Er wordt melding van gemaakt dat het project biomassacentrale in Steenwijk qua realisatie achter loopt op de planning. Deze achterstand hield verband met een revisieaanvraag van de vergunning. Het project blijft rendabel. Waarschijnlijk start de levering van stroom nu echter pas in het tweede kwartaal van 2010. Om de RENDO belangen veilig te stellen en in de ontstane extra liquiditeitsbehoefte van de exploitant te voorzien, zal RENDO een aankoop gaan doen van de desbetreffende grond en opstallen. De exploitant huurt deze activa vervolgens van RENDO terug, tegen een rendement van 8%.”
[medeverdachte 8] , [medeverdachte 5] en [verdachte] zijn bij deze vergadering aanwezig.118
Inbreng van EPC in SGI
Ntech en Bio-Coal brengen op 22 december 2009 EPC in als dochteronderneming van SGI. Dit tegen uitgifte van aandelen in SGI. SGI koopt de aandelen van Woldomus in SGI (40%) en Marella in SGI (20%) in voor een bedrag van (in totaal) 8,1 miljoen euro (5,4 miljoen euro voor Woldomus en 2,7 miljoen euro voor Marella). Op 22 december 2009 zal de eerste betaling aan Woldomus van 1 miljoen euro en aan Marella van 0,5 miljoen euro plaatsvinden. Het resterende door SGI verschuldigde bedrag (aan Marella 2,2 miljoen euro en aan Woldomus 4,4 miljoen euro) wordt omgezet in twee leningen tegen 7% rente, waarop op gezette tijden moet worden afbetaald. De levering van de aandelen vindt plaats op het moment van de laatste betaling. [medeverdachte 7] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] ondertekenen de aandeelhoudersovereenkomst.119
113 D-057, pagina 3505.
114 AH-065, pagina 2152. D-607, pagina 7093.
115 D-681, pagina 8288.
116 D-607, pagina 7093.
117 D-626, pagina 7372.
118 D-626, pagina 7372.
119 D-040, pagina 3408.
Op 23 december 2009 betaalt Rendo 1,8 miljoen euro aan SGC als betaling van lening 6 (de verhoging van de lening van 6 miljoen van Rendo aan SGC van 6 miljoen euro naar 7,8 miljoen euro).120
Op 23 december 2009 ontvangt Woldomus 1 miljoen euro en Marella 0,5 miljoen euro van IJsseloevers notarissen in Kampen. Deze betaling heeft als omschrijving “Spoedoverboeking aanbetaling koopsom aandelen Stramproy Green Investments BV onze ref 35777”.121
Op 2 en 24 december 2009 maakt SGC naar SGI een bedrag over van (in totaal) 1,8 miljoen euro.122 In de omschrijvingen van deze betalingen is te zien dat het gaat om een lening van SGI, aflossing van een lening aan SGC, aflossing en rente van een lening aan SGC en een terugbetaling van teveel overgemaakt geld.123
Op 5 maart 2010 e-mailt124 [verdachte] vanaf zijn privé e-mailadres [betrokkene 17] (BDO Accountants) naar aanleiding van de concept jaarstukken van Woldomus het volgende verzoek:

indien dit vanuit de accountancy geen probleem is, uit de gehele jaarrekening de naam Stramproy Green Investments weghalen, in verband met een ondertekende Vertrouwelijkheidsverklaring”.
Op 7 maart 2010 stuurt [medeverdachte 7] de concept-jaarrekeningen van SGI c. s . van 2009 (afkomstig van Tamek Accountants) naar [verdachte] (Rendo e-mailadres) en [medeverdachte 5] (privé e-mailadres).125
Op 8 maart 2010 reageert [verdachte] op de concept-jaarrekeningen van SGI c. s . van 2009 per e-mail126 als volgt:
“Hallo [medeverdachte 7] , (…)
1.
Zouden we svp ook nog eengeconsolideerdejaarrekening van SGI kunnen krijgen op de Hotmail?
2.
Zou de accountant svp inelke jaarrekening(intern en extern per vennootschap) de volgende omschrijvingen / verwijzingen willen schrappen:
a.
Marella
b.
Woldomus
c.
NV RENDO Holding
d.
RENDO NV (is zo wie zo ook nog fout volgens mij )
e.
RENDO
f.
etcetera alle soortgelijke verwijzingen naar deze externe partijen. (met wie een geheimhoudingsovereenkomst bestaat.)
Dit zeeeeer zorgvuldig per pagina willen doorvoeren, waarvoor dank.
Dit verzoek svp niet 1 op 1 doormailen. (…)”
120 D-237, pagina 4589. D-083, pagina 3730.
121 D-109a, pagina 3854. D-106a, pagina 3848.
122 D-607, pagina 7093.
123 D-607, pagina 7093.
124 D-715, pagina 8487.
125 D-679, pagina 8198.
126 D-309, pagina 5037.
Op 3 juni 2010 stuurt [verdachte] (privé e-mailadres) aan [medeverdachte 7] (privé e-mailadres) een
“aangepast spoorboekje”. [verdachte] schrijft in de begeleidende e-mail127 verder:
“we hebben afgesproken dat jij een voorzet zou doen voor de extra zekerheden (hoofdelijkheid). Het lijkt me wel fair om te melden dat de kansen dat wij het over een alternatief eens worden uiterst klein zijn. Ergo wij houden waarschijnlijk vast aan 2 maal 450 k hoofdelijk (…)”.
In de bijlage bij deze e-mail is een document128 opgenomen met de volgende inhoud:
“Contouren aangaande vereisten voor verdere leningverstrekking aan SGC
Vooraf:
Inzage in maandresultaten en inzage in cashflow prognose per maand
1.
RENDO geeft een extra lening van 4,5 miljoen; deze wordt gebruikt voor:
a.
3,0 miljoen tbv SGC investeringen en exploitatie
b.
1,5 miljoen tbv aflossen leningsverplichtingen per 1/7
2.
Extra zekerheden voor NV RENDO Holding
a.
Accountantsverklaring laten maken door TAMEK over de boekwaarde van torrefactienummer 1, biomassa toevoerinstallatie en silo is.
b.
Pandrecht vestigen op bovengenoemde zaken tbv NV RENDO Holding
c.
RENDO wordt per 1/7 betaald conform afspraak voor de geleverde gas en elektriciteitsaansluiting
d.
Hoofdelijke aansprakelijkheid voor het voldoen aan de financiële verplichtingen die voortkomen uit deze nieuwe lening.
Door:
-
[medeverdachte 7] ; voor een bedrag van 450.000 euro
-
[medeverdachte 6] ; voor een bedrag van 450.000 euro
Deze verklaringen blijft eerst in [verdachte] zijn persoonlijk archief
3.
Er worden maximale inspanningen verricht om torrefactie nr. 1 alsnog in de lease te krijgen; bij bijvoorbeeld de RABO.
a.
Indien dit lukt wordt
i.
Het pandrecht van en door RENDO opgeheven
ii.
Wordt er direct 4,5 miljoen euro bij RENDO afgelost.
iii.
Vervalt punt d
4.
Geen (dividend-)uitkeringen aan aandeelhouders NTECH en Biocoal voor
2013.”
127 D-207a, pagina 4464.
128 D-207a, pagina 4464.
[betrokkene 2] (MBCF) geeft bij brief van 17 juni 2010 aan Rendo t.a.v. [verdachte] een positief advies voor het verstrekken van een aanvullende tijdelijke lening aan SGI van 4,5 miljoen euro om SGI in staat te stellen om de bouw van de biomassacentrale te voltooien en om aan haar financiële verplichtingen te voldoen. Het management van SGI is geconfronteerd met grote vertragingen in de voltooiing van de fabriek, schrijft [betrokkene 2] . Over de liquiditeit van SGI staat onder andere in het advies129 opgenomen:
“Door de vertraging in de bouw worden de aanloopverliezen hoger en konden de verwachte kasstromen niet aangewend worden om investeringen te betalen. Daarnaast moest additioneel geïnvesteerd worden in het oplossen van de aansturing van de WKK/Torrefactie installatie en moest een investering vervroegd worden om de overtollige warmte van de WKK af te voeren. Verder moest vanuit SGT een bankgarantie worden gesteld van € 339.000 ten behoeve van het project in Amel van Renogen. Dit heeft geleid tot een grote aanslag op de liquiditeit, zodanig dat er ultimo mei onvoldoende middelen waren om bestaande verplichtingen te voldoen. (…) Dit alles resulteert in een liquiditeit tekort van € 2.847.000. De onderneming heeft facturen en investeringsverplichtingen overlegd voor een bedrag van ca. € 3.000.000. Dit lijkt overeen te komen met het tekort aan kasmiddelen. Ultimo mei was de kaspositie van het bedrijf € 350.000 positief. (…) Verder dient nog geïnvesteerd te worden in de opbouw van het werkkapitaal en moet ons inziens voorzichtigheidshalve een kleine buffer aangehouden worden. Verder hebben wij de onderneming geadviseerd om de rente op de voorfinanciering van de WKK mee te leasen in de totale lease. Deze rentekosten van naar schatting € 520.000 hoeven dan niet bij het aangaan van de definitieve leaseovereenkomst betaald te worden, maar worden in uiteindelijke leaseprijs verrekend. Als gevolg van de hogere investeringen, de uitgestelde productie en de hiermee verband houdende aanloopverliezen, heeft SGI een additionele financieringsbehoefte van circa € 4,5 miljoen. (…)
Conclusie.
Door diverse redenen is de opstart van de Bio-Coal fabriek vertraagd. De vertragingen hebben er ook toe geleid dat de aanloopverliezen fors zijn opgelopen en dat een verwachte positieve kasstroom, waaruit investeringen betaald konden worden, omgeslagen is een kastekort. Hierdoor is een aanvullende financieringsbehoefte ontstaan van circa € 1,9 miljoen. Daarnaast is de onderneming geconfronteerd met een aantal kleinere noodzakelijke investeringen. Het liquiditeitstekort kan volledig worden opgelost met en tijdelijke financiering van Rendo, waarbij ook in de werkkapitaal behoefte wordt voorzien. (…)”
Uit latere e-mails van [verdachte] van 24 juni 2010130 en [betrokkene 2] (MBCF) van 25 juni 2010131 volgt dat het conceptadvies hiervan gedateerd moest blijven op 17 juni 2010. Dit is daadwerkelijk zo uitgevoerd want [betrokkene 2] stuurt [verdachte] de conceptbrief (met als datum 17 juni 2010) bij e-mail van 1 juli 2010.132
129 D-779, pagina 8838.
130 D-811, pagina 9042.
131 D-812, pagina 9043.
132 D-813, pagina 9051.
Lening 7
Op 18 juni 2010 verstrekt Rendo een achtergestelde lening van 4,5 miljoen euro aan SGC (lening 7). [verdachte] tekent de overeenkomst namens Rendo en [medeverdachte 6] tekent de overeenkomst namens SGE en SGC. In de overeenkomst133 is onder andere opgenomen:
“Nieuwe lening aan SGC:
Hoofdsom: € 4.500.000,- Rente:
-
9% op jaarbasis tot 1-1-2011 en
11% op jaarbasis van 1-1-2011 tot 15-12-2011;
-
berekening : juist/360;
-
betaaldata : per maand.
Aflossing: aflossing van deze lening dient uiterlijk te geschieden op 15-12-2011. (…)”
[medeverdachte 7] vraagt op 22 juni 2010 per e-mail134 bij [verdachte] en [medeverdachte 5] een overzicht op van de te betalen bedragen per bankrekeningnummer.
Diezelfde dag reageert [verdachte] per e-mail135 als volgt:
“Hallo [medeverdachte 7]
bijgaand stuur ik je het file met het spoorboekje met de betalingen naar Woldomus en Marella.
Concreet komt dit neer voor 1/7/2010 op:
Woldomus 1 .000 .000 euro
Marella 500 .000 euro
Hiervoor wordt geen factuur meer gestuurd door Woldomus en Marella !
Het bankrekening nummer Woldomus BV te Groningen: [bankrekeningnummer] (…)”
Deze e-mails worden van en naar de privé e-mailadressen van de genoemde betrokkenen gestuurd.
Op 22 juni 2010 betaalt Rendo 1 miljoen euro aan SGC in het kader van de aanvullende lening van in totaal 4,5 miljoen euro (lening 7).136
In de conceptversie van de notulen van het Rendo kwartaaloverleg137 van het overleg van 22 juni 2010 van [verdachte] , [medeverdachte 5] en [betrokkene 5] (notulist) over de kwartaalrapportage 1e kwartaal 2010, staat onder andere het volgende:
“Treasury: Stamproy. [verdachte] geeft aan dat er een nieuwe leningsovereenkommst van 4,5 miljoen is afgesproken. [betrokkene 5] vraagt zich af of er niet teveel risico wordt genomen, het pand is immers al gefmancierd en er is al een lening van 12 miljoen. Totaal komt financiering van Stamproy daarmee op circa 24 miljoen. [verdachte] geeft aan dat de nieuwe lening gedekt is door meer dan 8 miljoen aan activa. Dit betreft met name de rechten van de torrefactiemachine. Uit extern onderzoek blijkt
133 D-143a, pagina 4074. D-143, pagina 4072.
134 D-249, pagina 4670.
135 D-249, pagina 4670.
136 D-084, pagina 3731.
137 D-831, pagina 9114. D-527, pagina 6579.
dat deze nog veel meer waard is. Het streven is dat de lening binnen een jaar afgelost is. Rente betreft 9%, is er niet binnen 1 jaar afgelost, dan gaat de rente naar 1 l%. Met de nieuwe lening worden ook alle openstaande facturen van Rendo naar Stamproy verrekend (per saldo wordt dus minder dan 3,6 miljoen uitbetaald). Het voornemen tot het uitbreiden van de lening plus uitbreiding van de lening is aan RVC voorgelegd en goedgekeurd. De positionering van Leningen Stamproy enz. binnen de RENDO groep wordt besproken. Actiepunt: In het najaar wordt binnen de directie in overleg met manager financiën verder gesproken over positionering van leningen Stamproy. Ook is besloten om te besluiten voor herfinanciering van langlopende leningen voor 1 januari 2011 (na consultatie en overleg met aandeelhouders). (…)”
In de door [verdachte] op 24 juni 2010 aangepaste notulen138 staat onder andere vermeld:
“Treasurv: Stamprov. [verdachte] geeft aan dat er een nieuwe leningsovereenkomst van 4,5 miljoen is afgesproken. [betrokkene 5] vraagt zich af of er niet teveel risico wordt genomen? [verdachte] geeft aan dat de nieuwe lening gedekt is door meer dan 8 miljoen aan activa. Verder is op juridisch gebied advies gevraagd door een separate notaris. Op economisch gebied heeft Mazar Berenschot een positief advies rapport geschreven. Met de nieuwe lening worden ook alle facturen die per 1 juli die zouden komen open te staan richting Rendo naar Stamproy verrekend (per saldo wordt dus minder dan 3,6 miljoen uitbetaald). De voortgang richting dit project gaat in afstemming met de RvC. De directie houdt hier natuurlijk een eigen bevoegdheid in. Actiepunt: In het najaar wordt binnen de directie in overleg met de manager financiën verder gesproken over de positionering van alle langlopende leningen binnen RENDO en de mogelijkheid om aandeelhouders in de totale RENDO financiering mee te laten financieren. Ook is besloten om de grote BNG lening te herfinancieren voor 1 januari 2011 (na consultatie en overleg met de aandeelhouders). (…)”139
In de definitieve versie van de notulen is het volgende nog toegevoegd na de laatste zin: “(…) Er is reeds contact met meerdere banken omtrent financiering.. duidelijk is dat er ten opzichte van de huidige rente een behoorlijk voordeel behaalt kan worden. Inschatting is circa 4,50%. (…)”
Op 25 juni 2010 betaalt Rendo van lening 7 (in totaal 4,5 miljoen euro) € 3.010.845,37 aan SGC. Het restant van lening 7 (€ 487.333,82) wordt verrekend met openstaande facturen van Rendo.140
SGC betaalt op 29 juni 2010 1 miljoen euro aan Woldomus en 0,5 miljoen euro aan Marella, met als omschrijving: “aflossing lening”.141
Rendo betaalt op 14 juli 2010 4,5 miljoen euro aan SGC.142
138 D-633, pagina 7714.
139 D-832, pagina 9119.
140 D-271, pagina 4811. D-084, pagina 3731.
141 D-549, pagina 6660. D-110(a), pagina 3855 en 3856.
142 D-238, pagina 4593.
Bij brief van 27 december 2010 van [betrokkene 2] (MBCF) aan [verdachte] verstrekt [betrokkene 2] aangepaste prognose( s ) voor SGI met daarin verwerkt de voorgenomen sale and leaseback transactie om activa van SGI te kopen voor € 2.250.000,-. Deze brief143 luidt verder als volgt:
“(…) De hieruit komende gelden worden aangewend om de aflossing, huur en rente aan de N.V. Rendo te betalen. Dit omdat de besluitvorming binnen het ABN AMRO- concern op zich laat wachten. Indien deze besluitvorming positief afloopt kan deze transactie eventueel ongedaan worden gemaakt. Deze transactie verhoogt de zekerheidspositie van N .V. Rendo, omdat zij hiermee de volledige infrastructuur van de Biocoal-fabriek in Steenwijk in haar bezit heeft. (…) De verwachte financiële lease/lening van Torrefactie 1 ad € 6 .000.000 start in januari 2011, waarmee de tijdelijke lening ad € 4 .500 .000 van Rendo wordt afgelost . (…) Zoals u ziet in Bijlage
1 wordt in het eerste operationele jaar 2011 een winst van € 1 .300 .000 geprognosticeerd. Dit is lager dat eerder aan u werd gemeld . De reden hiervan is grotendeels gelegen in het ontbreken van omzet door de gemelde opstartproblemen. Het management van SGI heeft verzekerd dat deze problemen in de loop van de komende maanden opgelost worden. (…)”
Sale and leaseback transactie 2
Op 30 december 2010 koopt Rendo Duurzaam activa (duurzame systemen c.q. bedrijfsmiddelen) van SGI voor € 2.250.496,- (exclusief omzetbelasting). SGI verklaart de koopsom te hebben ontvangen door verrekening met de tussen SGI en Rendo Duurzaam bestaande rekening-courantpositie. [medeverdachte 6] vertegenwoordigt Bio-Coal (en daarmee SGI) en [verdachte] vertegenwoordigt Rendo Duurzaam.144 Hierna verhuurt Rendo Duurzaam deze gekochte activa aan SGI voor € 307.000,- per jaar (exclusief BTW) (sale and leaseback transactie 2). [verdachte] vertegenwoordigt Rendo Duurzaam en [medeverdachte 6] vertegenwoordigt Bio-Coal (en daarmee SGI). De eerste huurbetaling over de periode 1 januari 2011 tot en met 1 januari 2012 moet uiterlijk op 30 december 2011 zijn voldaan.145
Op 3 januari 2011 verzoekt [medeverdachte 7] namens SGI en [medeverdachte 6] [verdachte] per e-mail om het resterende bedrag van de koop/verkoop transactie van 30 december 2010 (€ 692.249,78) zo spoedig mogelijk over te boeken naar SGC.146
Overname SGI door Horizon
Door financiële problemen bij SGI wordt er sinds 2010/2011 onderhandeld met Amerikaanse investeerders.
Op 28 mei 2011 zendt Horizon BioEnergy Netherlands B.V. (hierna: Horizon) een Binding Term Sheet aan Rendo Duurzaam. [verdachte] ondertekent deze namens Rendo Duurzaam en N.V. Rendo Holding op 29 mei 2011. Horizon krijgt tegenover een kapitaalinjectie een aandelenbelang in SGI. Onderdeel van de afspraken is dat Rendo 3,7 miljoen euro aan SGI dan wel SGE en SGC zal betalen tegen een rente van 7%. Rendo zal de kortlopende lening van 4,5 miljoen van mei 2011 omzetten in een langlopende lening en deze samenvoegen met de bestaande langlopende leningen van 7,3 en 7,5 miljoen euro.
143 D-324, pagina 5172.
144 D-507, pagina 6337. D-508, pagina 6342.
145 D-128, pagina 3984.
146 D-506, pagina 6336.
Horizon verstrekt 1 miljoen euro aan preferent kapitaal aan SGI, met het doel dit als werkkapitaal in SGI in te brengen.147
Daarnaast zendt Horizon op 28 mei 2011 een Binding Term Sheet aan Woldomus en Marella.
[medeverdachte 4] ondertekent deze namens Marella op 28 mei 2011. Horizon zal tegen betaling van 3,5 miljoen euro de aandelen in SGI van Marella en Woldomus verkrijgen. Een deel van de aankoopprijs zal betaald worden: 0,5 miljoen euro aan Woldomus en 0,5 miljoen euro aan Marella. Woldomus en Marella doen afstand van hun aanspraak op het restant van de aankoopprijs van 2,5 miljoen euro, in ruil voor een niet rentedragende vordering van 1,75 miljoen euro (Woldomus) en 0,75 miljoen euro (Marella).148
Sale and leaseback transactie 3
Op 22 september 2011 wordt een vaststellingsovereenkomst notarieel vastgelegd door SGI en Rendo Duurzaam. Rendo Duurzaam moet SGI een vergoeding van 3,7 miljoen euro exclusief omzetbelasting betalen voor in de biomassacentrale gedane investeringen in onroerende zaken (“gewaardeerde investeringen”). Van dit bedrag wordt 1,7 miljoen euro verrekend met vorderingen die Rendo op SGI heeft. Het restant (€ 1.391.361,-) wordt overgemaakt aan SGI en EPC.149 Bovendien tekenen op 22 september 2011 Rendo Duurzaam en SGI een nieuwe huurovereenkomst. Rendo Duurzaam verhuurt alle roerende zaken die Rendo Duurzaam van SGI heeft gekocht voor € 749.000,- (exclusief BTW) per jaar. Rendo zal over de jaren 2011 en 2012 geen huur in rekening brengen bij SGI (sale and leaseback transactie 3).150 [verdachte] vertegenwoordigt Rendo Duurzaam.
Op 22 september 2011 neemt Horizon de aandelen van Marella en Woldomus in SGI over voor een koopprijs van 3,5 miljoen euro (€ 2.250.000,- voor Marella en € 1.250.000,- voor Woldomus). Een deel van de koopprijs (1 miljoen euro) is door Horizon overgemaakt naar IJsseloevers notarissen en zal worden overgemaakt naar Woldomus en Marella (ieder 0,5 miljoen euro). Woldomus doet afstand van haar aanspraak op ontvangst van een deel van de aankoopprijs (€ 1.750.000,-). Dit deel wordt omgezet in een lening van Woldomus aan Horizon. Marella doet afstand van haar aanspraak op ontvangst van een deel van de aankoopprjis (€ 750.000,-). Dit deel wordt omgezet in een lening van Marella aan Horizon.151
Op 22 september 2011 betaalt Horizon (via IJsseloevers notarissen) 0,5 miljoen euro aan Woldomus en 0,5 miljoen euro aan Marella met als omschrijving: “koopsom aandelen”.152
Na 2011 worden – voor zover uit de stukken kan worden opgemaakt – geen betalingen meer gedaan aan Woldomus op het overgebleven deel van de vordering van Woldomus.153
Op 29 juni 2012 wordt [verdachte] uitgeschreven als bestuurder van Rendo.154
147 D-312, pagina 5044. D-312a, pagina 5053.
148 D-118, pagina 3889. D-118a, pagina 3896.
149 D-509, pagina 6343.
150 D-579, pagina 6877.
151 D-422, pagina 5704.
152 D-609, pagina 7104. D-550, pagina 6662.
153 D-549, pagina 6660.
154 D-622, pagina 7262.
Op 10 juli 2012 betaalt Horizon aan Marella € 750.000,-.155 Diezelfde dag maakt Marella
€ 370.000,- over naar [medeverdachte 9] (hierna: [medeverdachte 9] ), de vriendin van [medeverdachte 5] .156
Per 12 juli 2012 accepteert [medeverdachte 5] de benoeming tot tijdelijk bestuurder van Rendo.157
In de notulen158 van de vergadering van de RvC van Rendo van 23 november 2012 is onder andere opgenomen:
“De heer [medeverdachte 5] is op dit moment diegene die de rol van statutair directeur vervult. (…) De heer [betrokkene 16] geeft aan dat er 32 miljoen is geïnvesteerd in SGI, waarvan RENDO er minimaal 10 miljoen uit zou kunnen halen? In worse case scenario zou er 25 miljoen afgeboekt moeten worden en 7 miljoen is het geheel dan nog waard wat verkocht kan worden (grond). (…) De heer [betrokkene 18] geeft aan geschrokken te zijn over de situatie waarin we verzeild zijn geraakt. Hoe heeft dit kunnen ontstaan dat er ruim 30 miljoen naar een onzeker project is gestopt? De heer [medeverdachte 5] geeft aan dat er binnen RENDO alleen onze voormalig directeur met dit project bezig is geweest en dat er verder niemand iets vanaf wist. Vanaf juli 2012 is de heer [medeverdachte 5] hier actief ingedoken samen met de heer [betrokkene 5] en [betrokkene 10] . (…)”
Eind december 2012 is [medeverdachte 5] op staande voet ontslagen door Rendo.159 Op 2 januari 2013 wordt [medeverdachte 3] uitgeschreven als bestuurder van Woldomus.160
Op 2 mei 2013 is aan SGI op verzoek van haar bestuurder Horizon voorlopig surseance van betaling verleend. Diezelfde dag is het faillissement uitgesproken van SGC en SGE. Op 8 mei 2013 is de surseance van SGI omgezet in een faillissement.

Overweging met betrekking tot het bewijs van feit 1 (oplichting Rendo)

Juridisch kader
De aan verdachten [verdachte] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] , Woldomus B.V. en Marella B.V. gemaakte verwijten draaien in de kern om de vraag of zij Rendo, door middel van in de tenlastelegging opgesomde oplichtingsmiddelen, met het oogmerk om zichzelf of anderen wederrechtelijk te bevoordelen, ertoe hebben bewogen om geld te verstrekken aan SGI.
Het hof stelt voorop dat voor een veroordeling van oplichting vereist is dat de verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling in het leven heeft willen roepen om daarvan misbruik te maken.
Daartoe moet de verdachte een of meer van de in artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) bedoelde oplichtingsmiddelen hebben gebruikt, door welk gebruik die
155 D-176, pagina 4272.
156 D-176, pagina 4272.
157 V02-01, pagina 2377.
158 D-743, pagina 8699.
159 D-562, pagina 6711.
160 D-497, pagina 6293.
ander is bewogen tot de afgifte van een goed, het verlenen van een dienst, het beschikbaar stellen van gegevens, het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld.
Het antwoord op de vraag of in een concreet geval het slachtoffer door een oplichtingsmiddel dat door de verdachte is gebruikt, is bewogen tot een van voornoemde handelingen, is in sterke mate afhankelijk van de omstandigheden van het geval. In algemene zin kunnen tot die omstandigheden behoren enerzijds de mate waarin de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid het beoogde slachtoffer aanleiding had moeten geven die onjuiste voorstelling van zaken te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen, en anderzijds de persoonlijkheid van het slachtoffer. Bij een samenweefsel van verdichtsels behoren tot die omstandigheden onder meer de vertrouwenwekkende aard, het aantal en de indringendheid van de (geheel of gedeeltelijk) leugenachtige mededelingen in hun onderlinge samenhang. Bij een en ander dient beoordeeld te worden of het handelen van verdachten, naar zij moeten hebben beseft, als noodzakelijk en dus door hen gewild gevolg meebracht dat Rendo werd opgelicht.
Het hof overweegt op grond van de hiervoor onder het kopje “feitenvaststelling” opgenomen
bewijsmiddelen als volgt.
RvC en AvA Rendo: Project noodstroom door een derde partij
De Rendo-directie schrijft in een notitie ten behoeve van de RvC-vergadering van 13 september 2007 dat het voor Rendo vanwege de (ophanden zijnde) WON niet wenselijk is om aandeelhouder te zijn van een project dat ziet op de deelname in de productie van stroom. De directie zal zich inspannen om een partij te vinden die dit zal uitvoeren, zo staat in de notitie. In de notulen van de RvC-vergadering van 13 september 2007 staat dat het project binnen de kaders van de WON “door een derde partij” en voor diens risico wordt geëxploiteerd. [verdachte] en [medeverdachte 5] zijn bij deze vergadering aanwezig. Daarmee stelt het hof vast dat zij op de hoogte zijn van deze voorwaarde van de RvC voor deelname van Rendo aan het project. Dat zij dit wisten blijkt ook uit de e-mail van [verdachte] aan [betrokkene 7] van 27 september 2007. [verdachte] schrijft immers dat Rendo “asset owner” wordt van de fabriek en dat “een derde partij” (Stramproy Group) de exploitant wordt van de fabriek en huur betaalt aan Rendo.
Op 20 december 2007 stemt ook de AvA van Rendo in met deelname aan het project. In de notulen staat dat Rendo bij dit project “de rol van financier” en daarnaast “een faciliterende rol” heeft. Indien Rendo zelf de productie ter hand zou nemen, dan zou dit implicaties hebben met betrekking tot de WON. Rendo wil dat niet en daarom vindt de exploitatie van het project (de productie van stroom) bewust plaats door “een derde partij”, aldus de notulen. Dit vooral omdat Rendo door de eerdere verkoop in oktober 2006 van haar leveringsdeel aan Electrabel op dat moment juist voldeed aan de eisen die de WON als wet van 23 november 2006 aan een netbeheerder zou stellen. De AvA wilde de exploitatie overlaten aan een (niet met Rendo verbonden en dus van Rendo onafhankelijke) derde partij. [verdachte] , [medeverdachte 8] en [medeverdachte 5] zijn bij deze vergadering aanwezig. Daarmee stelt het hof vast dat zij op de hoogte zijn van deze voorwaarde van de AvA voor deelname van Rendo aan het project. Dat dit zo is, volgt ook uit het jaarverslag 2007, waarin valt te lezen: “Daarom heeft de Raad van Commissarissen en de Algemene Vergadering van RENDO er mee ingestemd, om actief een partij te gaan zoeken buiten de RENDO organisatie, die stroom gaat produceren binnen dit RENDO netgebied. RENDO wenst, rekening houdend met de eisen uit de Wet Onafhankelijk Netbeheer, zelf geen elektriciteitsproducent te worden”.
Op 1 juli 2008 treedt de WON in werking. Op 4 augustus 2008 fuseert Rendo Netbeheer als verdwijnende rechtspersoon met N.V. Rendo. In de statuten van N.V. Rendo staat opgenomen dat het de leden van het bestuur van N.V. Rendo verboden is om in enige vorm (direct of indirect) deel te nemen aan een energieproducerend bedrijf.
Het hof concludeert op basis van het voorgaande dat de RvC en AvA hebben ingestemd met het project onder de voorwaarde dat dit door een derde (van Rendo onafhankelijke) partij zou worden geëxploiteerd. Deze voorwaarde was ingegeven door de WON, waarin een onafhankelijke positie wordt geregeld van netbeheerders ten aanzien van productie-, handels-, en leveringsbedrijven van elektriciteit en gas. [verdachte] en [medeverdachte 5] waren van deze voorwaarde van de RvC en AvA op de hoogte. Zij hadden q.q. wetenschap van deze al langer op handen zijnde wetgeving.161 Rendo is reeds in de Memorie van Toelichting162 op de WON genoemd als “te ontvlechten bedrijf” en vanzelfsprekend was dit daarmee – zoals ook uit de hiervoor genoemde AvA notulen blijkt – een belangrijk onderwerp voor Rendo en haar directie.
(Indirect) belang Rendo-directie in SGI
In de e-mail van [verdachte] van 26 september 2007 schrijft [verdachte] dat de aandelen van SGI als holding gehouden worden door vijf B.V.’ s . [verdachte] schrijft ook dat één van deze B.V.’ s zijn “persoonlijke BV” Woldomus is. De B.V.’ s van [medeverdachte 5] en [medeverdachte 8] moeten nog worden opgericht, aldus [verdachte] in deze e-mail. Op 22 oktober 2007 vraagt [medeverdachte 7] aan [verdachte] per e-mail of [medeverdachte 5] en [medeverdachte 8] “in privé” participeren in SGI.
SGI wordt op 20 december 2007 opgericht door Woldomus, Ntech ( [medeverdachte 7] ), Bio-Coal ( [medeverdachte 6] ) en [medeverdachte 2] (echtgenote van [medeverdachte 8] ). Zij krijgen elk 20% van de aandelen van SGI. [medeverdachte 1] (echtgenote van [medeverdachte 5] ) krijgt een koopoptie op 20% van de aandelen van SGI. Haar aandelenpakket wordt gehouden door Woldomus.
[verdachte] had 99,95% van de aandelen van Woldomus in zijn bezit en daarmee de feitelijke zeggenschap over Woldomus. Dat [medeverdachte 3] per 31 augustus 2007 als directeur van Woldomus was aangesteld, maakt dat niet anders nu [medeverdachte 3] slechts 0,05% van de aandelen had en daarmee geen (bepalende) invloed kon uitoefenen. Bovendien heeft [medeverdachte 3] op 6 februari 2008 [verdachte] gevolmachtigd om namens Woldomus alle voorkomende (rechts)handelingen te verrichten. Hiervoor is geen steekhoudende verklaring gegeven door [verdachte] of [medeverdachte 3] . Het hof betrekt bij de vaststelling van de feitelijke rolverdeling binnen SGI ook de aard, toon en inhoud van de e-mailcorrespondentie zoals die vanaf de oprichting van SGI is gevoerd tussen [verdachte] ,
[medeverdachte 5] , [medeverdachte 7] en [medeverdachte 6] . Met name volgt uit de e-mails die gaan over de overdracht van de aandelen van Woldomus in SGI aan [betrokkene 1] en de latere inkoop van de aandelen van onder andere Woldomus door SGI, dat [verdachte] als feitelijke aandeelhouder van Woldomus optrad in SGI en daar de besluiten nam. Uit de verslagen van de AvA van SGI en SGT in de periode van 3 maart 2008 tot en met 2 december 2008 blijkt bovendien dat [medeverdachte 3] nooit aanwezig was bij deze vergaderingen.163 Het hof concludeert uit het voorgaande dat [medeverdachte 3] binnen Woldomus als stroman heeft gefungeerd voor [verdachte] .
161 De verklaring van [verdachte] als verdachte en van [medeverdachte 5] als getuige ter terechtzitting van het hof d.d. 20 september 2022.
162 Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 30 212, nr. 3, onderdeel 5.2, pagina 23.
163 D-180, pagina 4298. D-181, pagina 4300. D-182, pagina 4301. D-183, pagina 4303. D-184,
pagina 4307. D-185, pagina 4309. D-186, pagina 4311. D-186a, pagina 4313. D-187, pagina 4315.
[medeverdachte 1] was slechts in naam bij de oprichting van SGI betrokken. Haar betrokkenheid was ten behoeve van [medeverdachte 5] . Via de koopoptie van [medeverdachte 1] op de aandelen in SGI die Woldomus voor [medeverdachte 1] hield, had [medeverdachte 5] een (financieel) belang bij SGI. Ondanks dat [medeverdachte 5] bij de oprichting van SGI de aandelen van SGI niet op naam had, trad hij sinds de oprichting van SGI feitelijk op als aandeelhouder. [medeverdachte 5] verklaart bij de FIOD als verdachte dat [medeverdachte 1] niet betrokken was bij de oprichting van SGI en geen aandeelhouder was van SGI. Het was zijn bedoeling om deel te nemen aan SGI.164 [medeverdachte 1] verklaart bij de FIOD als verdachte eveneens dat ze met SGI helemaal niets te maken had en er ook niets vanaf wist. De naam SGI zegt haar niets. Ze heeft enkel haar handtekening gezet voor
[medeverdachte 5] .165 Het hof betrekt bij de vaststelling van de feitelijke rolverdeling binnen SGI ook hier de aard, toon en inhoud van de e-mailcorrespondentie zoals die vanaf de oprichting van SGI is gevoerd tussen [verdachte] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 7] en [medeverdachte 6] . Met name volgt uit de e-mails die gaan over de overdracht van de aandelen van Woldomus in SGI aan [betrokkene 1] en de inkoop van de aandelen van onder andere Marella door SGI dat het [medeverdachte 5] was die als feitelijke aandeelhouder van SGI optrad. Uit de verslagen van de AvA van SGI en SGT in de periode van 3 maart 2008 tot en met 2 december 2008 volgt bovendien dat [medeverdachte 1] nooit aanwezig was bij deze vergaderingen.166 Ook [medeverdachte 1] heeft naar het oordeel van het hof binnen Marella als stroman gefungeerd voor [medeverdachte 5] .
Op 26 maart 2009 wordt Marella opgericht. [medeverdachte 5] bezat 99% van de aandelen en had daarmee de feitelijke zeggenschap over Marella. Dat [medeverdachte 4] als directeur van Marella was aangesteld, maakt dat niet anders nu [medeverdachte 4] slechts 1% van de aandelen had en daarmee geen bepalende invloed kon uitoefenen. Het hof betrekt bij de vaststelling van de feitelijke rolverdeling binnen SGI ook de aard, toon en inhoud van de e-mailcorrespondentie zoals die vanaf de oprichting van SGI is gevoerd tussen [verdachte] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 7] en [medeverdachte 6] . Daarnaast volgt uit de verslagen van de AvA van SGI en SGT in de periode van 3 maart 2008 tot en met 2 december 2008 dat [medeverdachte 4] nooit aanwezig was bij deze vergaderingen.167 Niet alleen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] fungeren als katvanger, hetzelfde geldt voor
[medeverdachte 4] ten opzichte van zijn broer [medeverdachte 5] .
Vier dagen na de oprichting van Marella besluit de AvA van Marella de koopoptie op de aandelen in SGI over te nemen van [medeverdachte 1] . Vijf dagen na de oprichting van Marella koopt Marella de koopoptie van [medeverdachte 1] op aandelen in SGI (20% voor een uitoefenprijs van
€ 5.000,-) voor nul euro. Deze prijs zou gebaseerd zijn op een “fors negatieve intrinsieke waarde van SGI per 31 december 2008 en de negatieve ontwikkelingen waarin SGI zich bevindt”.
[medeverdachte 7] verklaart dat [verdachte] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 8] absoluut niet wilden dat hun betrokkenheid bij Rendo bekend werd168. [medeverdachte 6] verklaart in dit verband dat de namen van de directieleden niet mochten worden vermeld, omdat ze twee petten op hadden en omdat sprake was van belangenverstrengeling. Daarnaast heeft [verdachte] aangegeven dat ze nooit
164 V02-02, pagina 2384.
165 V-04-01 pagina 2502.
166 D-180, pagina 4298. D-181, pagina 4300. D-182, pagina 4301. D-183, pagina 4303. D-184,
pagina 4307. D-185, pagina 4309. D-186, pagina 4311. D-186a, pagina 4313. D-187, pagina 4315.
167 D-180, pagina 4298. D-181, pagina 4300. D-182, pagina 4301. D-183, pagina 4303. D-184,
pagina 4307. D-185, pagina 4309. D-186, pagina 4311. D-186a, pagina 4313. D-187, pagina 4315.
168 V7-07, pagina 2571.
over hun deelname mochten communiceren. De aandelenverhouding was 60/40, dus zij hadden de macht, aldus [medeverdachte 7] .169
Voor [medeverdachte 8] geldt voor wat betreft de rol van zijn echtgenote [medeverdachte 2] hetzelfde als ten aanzien van [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] . Nu [medeverdachte 8] niet als verdachte in deze strafzaak is gedagvaard, gaat het hof op zijn rol verder niet in.
Het hof concludeert op basis van het voorgaande dat [verdachte] en [medeverdachte 5] vanaf het moment van oprichting van SGI de feitelijke zeggenschap hadden over hun aandelen in SGI, dat zij alle beslissingen namen over en op grond van hun aandelenbelang en dat zij (aldus) invloed konden uitoefenen op de besluitvorming binnen en met betrekking tot SGI en haar dochters. Daarenboven concludeert het hof dat voor het overgrote deel sprake was van een 60%-belang in SGI dat middellijk gehouden werd door twee nauw samenwerkende personen ( [verdachte] en [medeverdachte 5] ), althans dat feitelijk door [verdachte] werd bestierd door de aan [verdachte] ondergeschikte positie van [medeverdachte 5] bij Rendo.
Geldstromen van Rendo naar SGI
In de jaren 2007 tot en met 2011 is op verschillende momenten en manieren geld verstrekt door Rendo aan SGI dan wel aan haar dochterondernemingen.
Achtergestelde leningen
Ten aanzien van de achtergestelde geldleningen gaat het om de volgende geldstromen:
- Lening 1: Eerste overeenkomst van achtergestelde geldlening tussen N.V. Rendo Holding en SGC ten bedrage van 3 miljoen euro d.d. 21 december 2007. Van deze lening is 1 miljoen euro op 27 december 2007 en 2 miljoen euro op l 0 juni 2008 door Rendo betaald aan SGC.
- Lening 2: Tweede overeenkomst van achtergestelde geldlening tussen N.V. Rendo Holding en SGE ten bedrage van 3 miljoen euro d.d. 21 december 2007. Van deze lening is 1,5 miljoen euro op 27 december 2007 en 1,5 miljoen euro op 11 september 2008 door Rendo betaald aan SGE.
- Lening 3: een addendum d.d. 2 juni 2008 op de eerste overeenkomst van achtergestelde geldlening tussen N.V. Rendo Holding en SGC waarbij het geleende bedrag is verhoogd met 3 miljoen euro. Dit bedrag is op 11 september 2008 door Rendo betaald aan SGC.
- Lening 4: een addendum d.d. 2 juni 2008 op de tweede overeenkomst van achtergestelde geldlening tussen N.V. Rendo Holding en SGE waarbij het geleende bedrag is verhoogd met 3 miljoen euro. Dit bedrag is op 11 september 2008 door Rendo betaald aan SGE.
- Lening 5: derde overeenkomst van achtergestelde geldlening tussen N.V. Rendo Holding en SGE ten bedrage van 2 miljoen euro d.d. 3 oktober 2008. Dit bedrag is op 30 oktober 2009 door Rendo betaald aan SGE.
- Lening 6: een verhoging van de lening van Rendo van 6 miljoen euro aan SGC met 1,8 miljoen euro. Dit bedrag is op 23 december 2009 door Rendo betaald aan SGC.
- Lening 7: een brief/offerte d.d. 18 juni 2010 van [verdachte] namens Rendo aan SGC, ter attentie van [medeverdachte 6] , waarin een extra lening van 4,5 miljoen aan SGC wordt toegezegd. Van dit bedrag is € 3.010.845,37 op 25 juni 2010 door Rendo betaald aan SGC en op 22 juni 2010 een bedrag van 1 miljoen euro aan SGC. Het restant van de lening is verrekend met facturen van Rendo.
169 V8-03, pagina 2626 en 2727.
Het hof stelt vast dat [verdachte] de overeenkomsten waarbij deze leningen zijn verstrekt namens Rendo ondertekende.
Sale and leaseback transacties
Ten aanzien van de sale and leaseback transacties gaat het om de volgende geldstromen:
- Sale and leaseback transactie 1: eerste sale and leaseback transactie d.d. 27 november 2009 waarbij Rendo voor 7 miljoen euro (exclusief € 1.330.000,- aan omzetbelasting) een perceel industrieterrein met daarop de in aanbouw zijnde biomassacentrale van SGI koopt en dit gekochte perceel met opstal aan SGI verhuurt. In het kader van deze transactie wordt op 2 december 2009 5,8 miljoen euro betaald door Rendo aan SGI.
- Sale and leaseback transactie 2: tweede sale and leaseback transactie d.d. 30 december 2010 waarbij Rendo voor € 2.250.496 (exclusief € 427.594,24 aan omzetbelasting) activa koopt van SGI en deze gekochte activa aan SGI verhuurt.
- Sale and leaseback transactie 3: derde sale and leaseback transactie d.d. 22 september 2011 waarbij Rendo een koopsom van 3,7 miljoen euro (exclusief € 703.000,- aan omzetbelasting) dient te voldoen voor investeringen die SGI heeft gedaan in onroerende zaken. Van de koopsom wordt 1,7 miljoen euro verrekend met vorderingen die Rendo op SGI heeft en wordt het restant van het bedrag overgemaakt aan SGI en EPC. Op 22 september 2011 wordt tevens een nieuwe huurovereenkomst gesloten tussen Rendo en SGI betreffende de verhuur van alle roerende zaken die Rendo van SGI verworven heeft en waarbij partijen overeen komen dat Rendo geen huur over de jaren 2011en 2012 in rekening zal brengen bij SGI.
Het hof stelt vast dat [verdachte] Rendo vertegenwoordigde bij deze sale and leaseback transacties.
Overdracht aandelen SGI naar [betrokkene 1]
Op 26 juni 2008 levert [medeverdachte 2] haar aandelenpakket in SGI (20%) aan Woldomus. Woldomus levert dezelfde dag nog haar volledige aandelenbelang (inmiddels gestegen naar 60%, inclusief de voor [medeverdachte 1] gehouden aandelen) aan [betrokkene 1] , een vriend van [verdachte] . Woldomus bedingt een terugkoopoptie bij [betrokkene 1] .
[betrokkene 1] verklaart als verdachte bij de FIOD dat hij geen enkel verstand heeft van de energiemarkt. Hij heeft nooit werkzaamheden verricht voor SGI en kan verder ook helemaal niets verklaren over SGI. Hij is in het kader van SGI nooit ergens geweest en ook niet uitgenodigd. [verdachte] vroeg [betrokkene 1] om één jaar aandeelhouder te worden. [verdachte] vertelde dat hij een belangenverstrengeling had in verband met Rendo en daarom vroeg hij [betrokkene 1] om hem te helpen. [betrokkene 1] wist dat het tijdelijk was en heeft het gedaan omdat [verdachte] zijn vriend was. Hij heeft geen geld ontvangen van [verdachte] . [betrokkene 1] ontkent dat hij projectopties heeft aangedragen, geanalyseerd en uitgewerkt voor Rendo. Voor hem zou het – achteraf gezien – wel kunnen dat hij is gebruikt om [verdachte] buiten beeld te houden, aldus [betrokkene 1] .170
170 V06-01, pagina 2517: “ [verdachte] heeft mij gewoon mondeling verteld dat hij op dat moment in verband met zijn baan bij Rendo niets kon doen.” Pagina 2519 en 2520: “…omdat [verdachte] directeur van Rendo was en er ook nog een en ander gefinancierd moest worden zou dat belangenverstrengeling zijn”.
[medeverdachte 6] verklaart bij de FIOD als verdachte over [betrokkene 1] : “ [verdachte] wist mij te overtuigen dat ik geen contact met [betrokkene 1] zou hebben. Die aandelenoverdracht was volgens [verdachte] nodig vanwege de Splitsingswet. Volgens die wet mochten de directieleden van Rendo op geen enkele wijze, dus ook niet indirect, aandeelhouder van SGI zijn. De aandelen gingen over naar [betrokkene 1] , de vertrouwenspersoon van Rendo. Overigens is [betrokkene 1] op geen enkele AVA aanwezig geweest en ik heb hem eenmalig bij de notaris gesproken. [betrokkene 1] had dus in praktijk geen zeggenschap”.171
[medeverdachte 7] schrijft in juni 2008 in een e-mail naar [verdachte] : “ik wil met [verdachte] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 8] zaken doen, niet met dhr [betrokkene 1] ”. [medeverdachte 6] bestempelt de situatie met [betrokkene 1] vervolgens in een e-mail naar [medeverdachte 7] als een “neptoestand”.
[verdachte] en [medeverdachte 5] bleven zich dus gedragen alsof zij de aandeelhouders van SGI waren. Met de aandelenoverdracht veranderde hun invloed op het besluitvormingsproces binnen SGI niet. Dat [betrokkene 1] geen actief aandeelhouder van SGI zou zijn was uitdrukkelijk de bedoeling, zo volgt uit het document “Afspraken tussen [betrokkene 1] en [verdachte] ” dat op de computer van [verdachte] is aangetroffen.
Op de zitting van het hof verklaart [verdachte] dat de overdracht naar [betrokkene 1] achteraf bezien “geen toegevoegde waarde had”.172
Het hof concludeert op basis van het voorgaande dat ook na de overdracht van de aandelen in SGI aan [betrokkene 1] de beslissingen over (de aandelen in) SGI feitelijk werden gemaakt door en met [verdachte] en [medeverdachte 5] . Het hof stelt aldus vast dat door deze overdracht van de aandelen in SGI aan [betrokkene 1] feitelijk niets veranderde. Ook hier was derhalve sprake van een schijnconstructie die tot doel had om voor de buitenwereld te (blijven) verhullen wie de feitelijke zeggenschap had binnen SGI.
Overname aandelen SGI door Woldomus en Marella
Op 29 november 2009 besluit Marella de koopoptie op de aandelen in SGI uit te oefenen. Hierbij verkrijgt zij voor een koopprijs van € 5.000,- een belang van 20% in SGI. Woldomus koopt op 2 december 2009 voor € 15.000,- het aandelenpakket in SGI van [betrokkene 1] (60%) terug. Op 2 december 2009 verkoopt en levert Woldomus 20% van de aandelen in SGI aan Marella voor € 5.000,-.
Het hof concludeert op grond hiervan dat [verdachte] en [medeverdachte 5] via Marella en Woldomus vanaf 2 december 2009 samen 60% van de aandelen in SGI bezitten en daarmee samen een meerderheidsbelang in SGI hebben.
Inkoop door SGI van haar eigen aandelen
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat na de overdracht van de aandelen aan [betrokkene 1] in toenemende mate – om verschillende redenen – wrijvingen en onenigheid ontstaat tussen [medeverdachte 7] en [medeverdachte 6] aan de ene kant en [verdachte] en [medeverdachte 5] aan de andere kant. Dit leidt ertoe dat zij in de loop van 2009 besluiten dat SGI de aandelen van Woldomus en Marella zal inkopen. De vele correspondentie over dit onderwerp wordt gevoerd met [verdachte] (en [medeverdachte 5] ) en daarmee volledig buiten de formele meerderheidsaandeelhouder
171 V08-01, pagina 2595.
172 De verklaring van [verdachte] zoals afgelegd ter terechtzitting van het hof van 21 september 2022.
[betrokkene 1] om. [verdachte] (en [medeverdachte 5] ) blijven aldus feitelijk als aandeelhouder optreden en met een meerderheidsbelang invloed binnen SGI uitoefenen.
In een e-mail van [medeverdachte 7] aan [verdachte] van 27 september 2009 schrijft [medeverdachte 7] dat [verdachte] heeft aangegeven de aandelen van [verdachte] en [medeverdachte 5] te willen verkopen aan [medeverdachte 7] en [medeverdachte 6] . [medeverdachte 7] schrijft: “Voorwaarde voor een dergelijke transactie is dat de project continuïteit van SGI gewaarborgd blijft en dat een overname uit eigen middelen wordt gefinancierd”. [verdachte] schrijft in een e-mail van 15 oktober 2009 aan [medeverdachte 7] : “Wij wensen nadrukkelijk vast te houden aan direct verkopen via een verkoopovereenkomst maar de levering van de aandelen pas te doen, nadat de laatste euro is betaald van het pay out schema”.
[medeverdachte 7] stuurt op 3 november 2009 een e-mail naar [verdachte] en deelt mee dat hij zich ondertussen hard heeft gemaakt om EPC in te brengen in SGI zodat SGI de aandelen van [verdachte] en [medeverdachte 5] kan inkopen. [verdachte] reageert per e-mail van 5 november 2009 dat [medeverdachte 7] het goed heeft aangevoeld dat de betaling op 22 december voor [verdachte] en
[medeverdachte 5] zeer belangrijk is. Verder schrijft [verdachte] dat wat [verdachte] en [medeverdachte 5] betreft bij dit soort transacties ook een “stukje aanbetaling” hoort; [verdachte] schrijft: “ergo boter bij de vis”. [verdachte] schrijft verder: “Gezien de zeer korte termijn die wij nog hebben om tot een gedragen voorstel te komen, stellen wij voor dat SGI de bedragen die zij dan nog ontbeert voor zover die niet uit het zuiden komen leent van de suikeroom”. [medeverdachte 7] laat [verdachte] per e-mail van 6 november 2009 weten: “Prima, ik zal spoed achter de zaak zetten”.
Stappenplan inkoop aandelen
Voorafgaand aan de nadere aandeelhoudersovereenkomst van 22 december 2009 is een “stappenplan inkoop aandelen” opgesteld, dat vervolgens is bevestigd in die aandeelhoudersvergadering. In dit stappenplan wordt beschreven welke handelingen ondernomen moeten worden om de inkoop van de aandelen en de betaling daarvan mogelijk te maken. Daarnaast zijn onder meer afspraken opgenomen over de uitbetaling van de inkoop van de aandelen van Woldomus en Marella, over een sale and leaseback transactie tussen SGI en Rendo op 27 november 2009 en het omzetten van de huidige lening van 14 miljoen euro naar een lening van 8 miljoen euro aan SGE en een lening van 7,8 miljoen euro aan SGC op 30 november 2009. [medeverdachte 5] verklaart dat hij ervan op de hoogte was dat SGI haar eigen aandelen zou inkopen van Marella.
Zoals hierna nader wordt uiteengezet, vindt de inkoop door SGI van haar eigen aandelen vervolgens ook plaats volgens dit stappenplan.
Inbreng EPC in SGI
Op 22 december 2009 brengen Ntech en Bio-Coal EPC in als dochteronderneming in SGI in tegen uitgifte van aandelen in SGI. SGI koopt de aandelen van Woldomus in SGI (40%) en van Marella in SGI (20%) in voor een bedrag van (in totaal) 8,1 miljoen euro (5,4 miljoen euro voor Woldomus en 2,7 miljoen voor Marella). Een deel wordt op de verkoopdatum uitbetaald en een deel wordt omgezet in een rentedragende lening waarop op gezette tijden moet worden afbetaald.
[medeverdachte 7] verklaart als verdachte bij de FIOD dat er geen vrije liquide middelen waren en verder dat EPC een vehikel is dat ze gebruikt hebben om de vermogenspositie van SGI te verhogen.173 Ook verklaart hij: “De reden om EPC te laten waarderen was om een mogelijkheid te creëren om de aandelen van de andere aandeelhouders, niet zijnde van mij of
173 V-07-02, pagina 2533.
[medeverdachte 6] in te kunnen kopen. De andere aandeelhouders betroffen Woldomus en Marella BV. Je kunt pas inkopen als je een positief eigen vermogen hebt. De waarde van de aandelen van EPC zorgde hiervoor.”174
[medeverdachte 7] verklaart bij de rechter-commissaris als getuige over de inbreng van EPC en de financiering van de inkoop van de aandelen het volgende: “Het klopt dat [verdachte] en ik in november 2009 over en weer e-mailden over de inbreng van EPC en de financiering van de inkoop van de aandelen. U vraagt mij wie het zogenaamde stappenplan dat hiervoor is gemaakt, heeft bedacht. Ik denk dat dit in interactie is gebeurd en dat het een combinatie van ideeën was. [verdachte] wilde wel dat de stappen in een document werden vastgelegd. Ik weet niet wie dit heeft opgesteld. De aandelenovereenkomst die ook onderdeel was van dit stappenplan, is door [medeverdachte 5] opgesteld.”175
[medeverdachte 6] verklaart bij de FIOD als verdachte als volgt over het inkopen van aandelen door SGI op 22 december 2009: “Wij zagen dat er steeds meer belangstelling was en wij wilden van de overige aandeelhouders af. De constructie rond EPC is bedacht door een combinatie van [medeverdachte 7] , Tamek en Mazars.”.176
Het hof concludeert op basis van het voorgaande dat de inkoop door SGI van haar eigen aandelen van [verdachte] (via Woldomus) en [medeverdachte 5] (via Marella) plaatsvindt conform het vooraf opgestelde stappenplan.
Relatie tussen geldstromen van Rendo naar SGI en SGI naar Woldomus en Marella
Eind 2008 had SGI een negatief (geconsolideerd) eigen vermogen van € 433.704,-.177 Daarvan was € 1.025.000,- en € 3.469.928,- geïnvesteerd in vaste activa en € 4.616.451,- in onderhanden werk. De kortlopende vorderingen waren € 1.220.413,- (inclusief een latente belastingvordering van € 284.304,-) en de liquide middelen € 8.283.476,-, zodat de kortlopende activa ex onderhanden werk € 9.503.889,- bedroegen. Van de liquide middelen stond € 5.917.557,- op een ABN AMRO parkeerrekening. Volgens de toelichting in de jaarrekening 2010 stond dit bedrag geblokkeerd.178 Daartegenover stonden langlopende schulden ad € 18.617.135,- en kortlopende schulden ad € 431.837,-. Van de langlopende schulden was 12 miljoen euro afkomstig van Rendo Holding N.V.
Eind 2009 was dat beeld aanzienlijk veranderd.179 Door de inbreng van EPC, de inkoop van aandelen en een jaarverlies 2009 van € 1.649.485 na (
latente) belasting, bedroeg het groepsvermogen € 3.066.811,-. Opgemerkt wordt dat dit vermogen inclusief het immateriële vermogen (goodwill in de vorm van winstverwachtingen) van EPC ad € 13.232.000,- is. Slechts door (met name) de achterstelling van de Rendo leningen ad € 15.800.000,- resteert jegens de ABN AMRO een garantievermogen van € 3.957.967,-.
De kortlopende activa ex onderhanden werk bedroegen € 2.976.196,- (vorderingen) en
€ 4.266.614,- (liquide middelen) ofwel € 7.242.810,-. Daartegenover stonden kortlopende
174 V-07-02, pagina 2528.
175 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte 7] bij de rechter-commissaris d.d. 11 oktober 2017.
176 V08-01, pagina 2610.
177 D-573, pagina 6797.
178 Zie ook de voorwaarden van Amstel Lease in AH-063, pagina 1935.
179 D-674, pagina 8108.
schulden ad € 14.286.735,-, inclusief € 8.150.000,- Amstel Lease. Uit het kasstroomoverzicht180 volgt een afname van de beschikbare geldmiddelen van € 4.016.862,- (hierin is de inkoop ad € 8.100.000,- waarvan € 1.500.000,- is betaald begrepen). Het totaal aan kortlopende schulden aan aandeelhouders, Rendo en Amstel Lease NV bedroeg
€ 11.150.000,-.
Volgens de voorwaarden van Amstel Lease wordt het leasekrediet aangewend voor de betaling van de facturen van een Duits bedrijf dat de installaties bouwt en heeft Rendo haar vorderingen achtergesteld bij de vorderingen van Amstel Lease.181
De (resterende) schuld uit hoofde van de inkoop van aandelen is niet achtergesteld.
Begin december 2009 neemt de kaspositie van SGI aanzienlijk toe door de sale and leaseback transactie. Op 2 december 2012 ontvangt SGI uit dien hoofde (na verrekening met openstaande vorderingen) ruim 5,8 miljoen op haar rekening, waarvan 2 miljoen wordt aangewend ter aflossing van de ABN AMRO hypotheek. Volgens de verklaring van [medeverdachte 6] is het geld van de sale and leaseback transactie aangewend voor de betaling van de 1,5 miljoen inkoopschuld. [medeverdachte 7] heeft dienovereenkomstig verklaard.183
Het hof concludeert op grond van het voorgaande:
1. dat de liquide middelen ad 4,266 miljoen euro eind 2009 niet geheel ter vrije beschikking staan, een deel van 2,1 miljoen euro was immers geblokkeerd op grond van de lease-financiering; (het saldo op SGI-rekeningnummer eindigend op [nummer] was
€ 1.106.280, zodat er op overige rekeningen (m.n. SGC en SGE) nog een bedrag van iets meer dan een miljoen euro moet hebben gestaan. En dat bedrag – en zelfs meer dan dat – is ook weer afkomstig van overboekingen gedurende de maand december van de rekening van SGI.)
2. dat de kortlopende schulden de kortlopende activa (exclusief onderhanden werk) zonder rekening te houden met de sale and leaseback ad 7 miljoen euro en de lening ad 1,8 miljoen euro in december 2009 verre overtreffen;
3. dat, mede met inachtneming van de achterstelling van haar vorderingen bij Amstel Lease, N.V. Rendo Holding verreweg de belangrijkste financier is van SGI en haar dochters (afgezien van de financiering van het onderhanden werk); en
4. dat derhalve de aflossing van de inkoopschuld ook voor een belangrijk deel, zo niet geheel, is gefinancierd door N.V. Rendo Holding.
[medeverdachte 7] en [medeverdachte 6] hebben in hoger beroep een document getiteld “tweede rode draad” aan het dossier laten toevoegen en daarbij een beroep gedaan op bijlage 45184 bij deze tweede rode draad. Dit betreft een liquiditeits
prognose“SGI – model Steenwijk” die op 14 oktober 2009 per e-mail is verzonden door MBCF. Deze voorspelling op dat moment leidt niet tot een andere conclusie, reeds omdat deze is opgemaakt vóór de afspraken en uitvoering van het “stappenplan”, waaronder de betaling van de 1,5 miljoen euro wegens de inkoop van aandelen.
180 D-573, pagina 6797.
181 AH-063, pagina 1959.
182 V08-04, pagina 2632.
183 V07-02, pagina 2528. V07-09, pagina 2586.
184 En schriftelijk stuk, genaamd de “Tweede rode draad”, ingebracht door verdachten [medeverdachte 7] en [medeverdachte 6] in hoger beroep, in het bijzonder: Bijlage 45 - 2009-10-14 (9) mail MBCF met aangepaste liquiditeitsberekeningen.
Eerste betaling op 23 december 2009
Op 23 december 2009 betaalt SGI – via de notaris – 0,5 miljoen euro aan Marella en 1 miljoen euro aan Woldomus met de omschrijving “verkoop aandelen”. Deze betaling is voldaan uit gelden die afkomstig zijn van Rendo, namelijk lening 6: de verhoging van de lening aan SGC van 25 november 2009 en de op 27 november 2009 uitgevoerde sale en leaseback transactie tussen Rendo en SGI (sale and leaseback transactie 1).185
In de brief van [verdachte] (namens Rendo) aan SGC van 25 november 2009 staat vermeld dat Rendo naar aanleiding van positieve berichten over de voortgang een nieuwe leningsaanbieding wil doen. Dit terwijl uit de notulen van de RvC-vergadering van Rendo van 17 december 2009 volgt dat het project biomassacentrale in Steenwijk “qua realisatie achter loopt op de planning”.
Dat SGI de financiële middelen niet had om Marella en Woldomus 1,5 miljoen euro te betalen volgt ook uit de verklaring van [medeverdachte 6] . [medeverdachte 6] verklaart bij de FIOD als verdachte: “Wij hadden niet de financiële middelen om € 1,5 miljoen aan Woldomus en Marella te betalen (…) Ik ben het met u eens dat zonder de sale-leaseback transactie met Rendo, Marella en Woldomus niet betaald worden konden.”186
Uit het verdere verloop van de bankrekening van SGI blijkt dat tussen 24 en 30 december 2009 een bedrag van ongeveer 1,3 miljoen nodig was om verschillende betalingen aan derden te verrichten, waarvoor het saldo anders zou hebben ontbroken.187
Gelet op het voorgaande concludeert het hof ten aanzien van de eerste betaling aan Woldomus en Marella als volgt.
De verhoging van de lening is doelbewust aangegaan om het geld te generen dat nodig was om Woldomus en Marella te betalen voor hun aandelen in SGI. Het hof wijst hierbij op het “stappenplan”, het feit dat de betaling van Rendo aan SGI (via SGC) op 23 december 2009 kort daarna gevolgd wordt door de betalingen van SGI aan Woldomus en Marella. Met de rechtbank concludeert het hof dat [verdachte] in zijn e-mail van 5 november 2009 aan [medeverdachte 7] en [medeverdachte 5] met de term “suikeroom” doelde op Rendo. Van Rendo als suikeroom moesten de ontbrekende gelden worden geleend volgens [verdachte] . Niet is namelijk gebleken dat er andere (rechts)personen waren die noemenswaardige investeringen hebben gedaan of leningen hebben verstrekt aan SGI. Voorts volgt uit een e-mail van [medeverdachte 7] aan [betrokkene 3] van 14 december 2009 (in kopie verzonden aan [medeverdachte 6] ) een duidelijk verband tussen enerzijds het verhogen van de lening en anderzijds het via de notaris betalen van Woldomus en Marella in verband met de inkoop van aandelen in SGI. In deze e-mail vraagt [medeverdachte 7] immers [betrokkene 3] om het restant van de lening van Rendo op te vragen en – in dezelfde volzin – om 1,5 miljoen euro over te maken naar de rekening van de notaris ter (gedeeltelijke) betaling van de inkoopschuld. Dat de bancaire overboeking van de 1,5 miljoen euro enkele dagen vóór de ontvangst van de 1,8 miljoen euro lening188 geschiedt – mogelijk geworden door de sale and leaseback transactie van begin december 2009 – doet aan de onverbrekelijke samenhang tussen de financiering door Rendo en de betaling van de 1,5 miljoen euro niet af.
185 AH-065, pagina 2171.
186 V08-04, pagina 2632.
187 AH-065, pagina 2171.
188 door SGC ontvangen op 23 december 2009 en op 24 december 2009 doorgeboekt naar SGI.
De sale and leaseback transactie is eveneens doelbewust aangegaan om het geld te generen dat nodig was om Woldomus en Marella te betalen voor hun aandelen in SGI. Het hof baseert dit op het stappenplan en de feitelijke gang van zaken die overeenkomt met dit stappenplan. Daarnaast volgt uit de bevindingen van de FIOD dat tussen 2 en 18 december 2009 geen andere geldbedragen op deze rekening zijn binnengekomen, maar dat er wel diverse betalingen vanaf deze rekening hebben plaatsgevonden, met als gevolg dat op 18 december 2009 – toen SGI een bedrag van 1,5 miljoen euro naar de notaris heeft overgemaakt – een saldo van (bijna) 1,8 miljoen euro resteerde.189
Het hof concludeert op basis van het voorgaande dat de verhoging van lening 6 en de sale and leaseback transactie 1 doelbewust mede zijn aangegaan om voor SGI het geld te generen dat nodig was om Woldomus en Marella te kunnen betalen voor hun aandelen in SGI. Het eerdere “stappenplan inkoop aandelen” wordt gevolgd, zo is te zien in de feitelijke gang van zaken.
Tweede betaling op 29 juni 2010
SGC betaalt op 29 juni 2010 1 miljoen euro aan Woldomus en 0,5 miljoen euro aan Marella. De betaling heeft de omschrijving “aflossing lening”. Deze betaling is ook voldaan uit gelden die afkomstig zijn van Rendo (lening 7: de lening van 4,5 miljoen aan SGC van 18 juni 2010).
De chronologische volgorde van de betalingen speelt ook bij deze betalingen een rol. De betalingen van Rendo aan SGI (via SGC) op 22 juni 2010 en op 25 juni 2010 worden kort daarna (29 juni 2010) gevolgd door de betalingen van SGI aan Woldomus en Marella.
In de offerte van [verdachte] (namens Rendo) aan SGC en SGE van 18 juni 2010 staat dat Rendo een nieuwe lening aanbiedt van 4,5 miljoen euro ten behoeve van de financiering van een aantal in deze brief genoemde roerende en onroerende zaken. Ter onderbouwing van deze aanvullende lening zendt MBCF een brief aan [verdachte] , gedagtekend op 17 juni 2010, waarin wordt omschreven waarom extra financiering door Rendo noodzakelijk is en waar deze financiering aan zal moeten worden besteed. Deze brief is blijkens een e-mailwisseling tussen medewerkers van MBCF onderling en een medewerker van MBCF en [verdachte] op verzoek van [verdachte] opgesteld en, ondanks de dagtekening, pas in definitieve vorm gereedgekomen ná 1 juli 2010, dat wil zeggen ongeveer twee weken na het uitbrengen van de offerte die deze brief had moeten onderbouwen.
Op 3 juni 2010 stuurt [verdachte] naar [medeverdachte 7] per e-mail blijkens het onderwerp een aangepast “spoorboekje”, dat resulteert in een nadere afspraak, waarbij een extra lening wordt verstrekt ad 4,5 miljoen euro, waarvan 1,5 miljoen euro is bedoeld voor aflossing van leningsverplichtingen per 1 juli 2010. 190 Hoewel [verdachte] de afzender is van de e-mail aan [medeverdachte 7] , kan uit de inhoud worden afgeleid dat hij deze e-mail mede uit naam van [medeverdachte 5] schrijft. Er wordt immers meerdere keren over “we” en “wij” gesproken in de context van de uitbetalingen aan Woldomus en Marella. Het bijgevoegde document getiteld “Contouren aangaande vereisten voor verdere leningverstrekking aan SGC” (kennelijk het spoorboekje in kwestie) houdt onder meer de volgende passage in: “ RENDO geeft een extra lening van 4,5 miljoen; deze wordt gebruikt voor: (. . .) b. 1,5 miljoen tbv aflossen leningsverplichtingen per 1/7”. De lening van Rendo aan SGC van 4,5 miljoen euro is in ieder geval voor dit deel aangegaan met het doel om de uitbetaling van Woldomus en Marella mogelijk te maken. Noch in de officiële offerte van [verdachte] van 18 juni 2010, noch in de (geantedateerde) onderbouwende brief van MBCF wordt daarover echter met enig woord gerept. Dit maakt dat
189 AH-065, pagina 2171.
190 D207a, pagina 4464. D-207B, pagina 4468.
de getekende en geaccepteerde offerte op dit punt valselijk is opgemaakt, kennelijk om Rendo omtrent de werkelijk beoogde besteding te misleiden. Het hof komt hier bij de bespreking van feit 6 nog op terug.
Op 22 juni 2010 vraagt [medeverdachte 7] per e-mail aan [verdachte] en [medeverdachte 5] “een overzicht van de te betalen bedragen per bankrekeningnummer”. Hierop reageert [verdachte] op dezelfde dag onder verwijzing naar een bijgevoegd bestand, door hem aangeduid als het “spoorboekje voor de betalingen naar Woldomus en Marella”. Tevens wijst [verdachte] er in deze mail op dat SGI is gehouden om voor l juli 2010 uitbetalingen te doen aan Woldomus en Marella.
Dat de aanvullende lening noodzakelijk was voor SGC om de betalingen aan Woldomus en Marella te kunnen doen, volgt ook uit de verklaringen van [medeverdachte 7] en [medeverdachte 6] .
[medeverdachte 7] verklaart bij de FIOD als verdachte dat de lening van 4,5 miljoen euro van Rendo het resultaat was van een offerte van ABN AMRO waarin de bank voorstelt Steenwijk te financieren op voorwaarden (onder andere borgstelling Rendo) die voor Rendo niet acceptabel waren. Hierop is [verdachte] met “contouren van een voorstel” gekomen waarin 4,5 miljoen euro door Rendo gefinancierd zou worden, aldus [medeverdachte 7] . Hij verklaart ook dat wanneer het Steenwijk project volgens planning was gestart, ze de 4,5 miljoen euro van Rendo niet nodig hadden gehad en de lening op de aandeelhouders uit eigen middelen hadden kunnen betalen.191
[medeverdachte 6] verklaart bij de FIOD als verdachte dat de niet achtergestelde lening van 4,5 miljoen euro ten dele werd gebruikt voor het aflossen van de lening van Woldomus en Marella omdat daarvoor de financiële middelen bij SGI ontbraken. Ze hadden bij SGI de financiële middelen niet en konden op dat moment niet aan de verplichtingen uit het stappenplan voldoen. Ze stonden met de rug tegen de muur. In het zuiden bij de Stramproy Groep stond een bedrag van circa 0,85 miljoen euro open die SGI/SGT nog moest betalen, aldus [medeverdachte 6] .192 De liquiditeitspositie van SGI is nooit goed geweest, ze hadden nog geen inkomsten, enkel uitgaven. 193
[medeverdachte 6] heeft in een schriftelijke verklaring toegevoegd dat de continuïteit van SGI in gevaar kwam doordat [verdachte] een integraal stappenplan heeft gemaakt waarin verkoop van onroerend goed, inkoop, levering en een deelbetaling van de aandelen verplichte onderdelen waren.194
Het hof concludeert op basis van het voorgaande dat lening 7 doelbewust is aangegaan om voor SGC het geld te generen dat nodig was om Woldomus en Marella te kunnen betalen voor hun aandelen in SGI. Hier wordt eveneens het eerdere “stappenplan inkoop aandelen” gevolgd, zo is te zien in de feitelijke gang van zaken.
Derde betaling op 22 september 2011
Op 22 september 2011 koopt Horizon de aandelen van Marella en Woldomus in SGI over voor 3,5 miljoen euro (€ 2.250.000,- voor Marella en € 1.250.000,- voor Woldomus). Op 22 september 2011 wordt een deel van de koopprijs – via de notaris – aan Woldomus en Marella betaald. Ze ontvangen beiden 0,5 miljoen euro. Woldomus doet afstand van een deel
191 V07-09, pagina 2586.
192 V08-04, pagina 2632.
193 V08-01, pagina 2595.
194 D-625, pagina 7279.
van haar aanspraak op ontvangst van een deel van de aankoopprijs (€ 1.750.000,-) en dit deel wordt omgezet in een lening van Woldomus aan Marella. Marella doet afstand van haar aanspraak op ontvangst van een deel van de aankoopprijs (€ 750.000,-) en ook dit deel wordt omgezet in een lening aan Horizon.
Uit het dossier volgt niet dat er na 2011 nog betalingen worden gedaan aan Woldomus op het overgebleven deel van haar vordering.
Vierde betaling (aan Marella) op 10 juli 2012
Op 10 juli 2012 betaalt Horizon – via de notaris – € 750.000,- aan Marella.
Wetenschap RvC/AvA (indirect) aandeelhouderschap en geldstromen naar Rendo directie?
Wetenschap (indirect) aandeelhouderschap?
Zoals hiervoor overwogen hebben de RvC en de AvA in hun vergaderingen van respectievelijk 13 september 2007 en 20 december 2007 bij het noodstroomproject met redenen uitdrukkelijk voorbehouden dat exploitatie door een derde onafhankelijke partij zou plaatsvinden. Uit het dossier dan wel uit de grote hoeveelheid door verdachten in eerste aanleg en in hoger beroep ingediende stukken blijkt niet dat dat de RvC en de AvA door [verdachte] ,
[medeverdachte 5] (of [medeverdachte 8] ) vervolgens op enig moment op de hoogte zijn gebracht van het feit dat zij als Rendo directeuren, feitelijk (het grootste deel van) de zeggenschap binnen SGI hadden en dus deelnamen in de exploitatiemaatschappij van de installatie die gestookt wordt op bio-brandstoffen.
Gelet op dit uitdrukkelijke, ingegeven door de op handen zijnde WON, gemaakte voorbehoud van zowel de RvC als AvA had deze tournure direct na genoemde vergaderingen uiteraard formeel voorgelegd moeten worden aan deze verantwoordelijke organen van Rendo. De deelname van Rendo directeuren in SGI is echter niet voorgelegd of besproken, laat staan dat uitdrukkelijke en noodzakelijke toestemming daartoe was gegeven door de RvC of AvA. Ook niet informeel. Dat is op geen enkele manier uit het dossier eenduidig komen vast te staan.
[betrokkene 4] (de toenmalige president-commissaris) verklaart bij de FIOD als getuige dat de RvC en hijzelf niet op de hoogte waren van deelname door de directie van Rendo in SGI. Het betrof een puur financiële participatie door Rendo, het was niet de bedoeling dat Rendo de bedrijfsvoering zou verzorgen of deze mede zou aansturen. De Rendo directie heeft niet om toestemming gevraagd voor dit aandelenbezit en de directieleden zouden daarvoor toestemming moeten hebben gevraagd. Dit is evident, want Rendo zou als bedrijf een financiële participatie in dit bedrijf nemen. De RvC heeft dit nooit geweten en zou daar ook nooit toestemming voor hebben verleend, ook niet voor de leningen door Rendo.195 Bij de rechter-commissaris verklaart [betrokkene 4] dat het de Raad van Commissarissen niet bekend was dat de directie direct of indirect als aandeelhouder, zou deelnemen in SGI. Dat is ook nooit bekend geweest, totdat in 2012 deze zaak ging spelen. Er is nooit toestemming gegeven aan werknemers of de directie voor enige deelname in SGI.196
In het dossier bevinden zich de verslagen van de RvC vergaderingen.197 Uit die verslagen blijkt op geen enkele wijze dat de deelname van de directie in SGI daar expliciet is besproken.
195 G04-01, pagina 2739.
196 Het proces-verbaal verhoor getuige [betrokkene 4] bij de rechter-commissaris d.d. 8 december 2016.
197 Als overzicht opgenoemd in D-630, pagina 7521.
Integendeel. Zo wordt in de vergadering van 17 december 2009 verslag198 gedaan van het project Steenwijk:
“Er wordt melding van gemaakt dat het project biomassacentrale in Steenwijk qua realisatie achter loopt op de planning. Deze achterstand hield verband met een revisieaanvraag van de vergunning. Het project blijft rendabel. Waarschijnlijk start de levering van stroom nu echter pas in het tweede kwartaal van 2010. Om de RENDO belangen veilig te stellen en in de ontstane extra liquiditeitsbehoefte van de exploitant te voorzien, zal RENDO een aankoop gaan doen van de desbetreffende grond en opstallen. De exploitant huurt deze activa vervolgens van RENDO terug, tegen een rendement van 8%.”
Er wordt met geen woord over de betrokkenheid van de directie gerept. Dit terwijl er op dat moment tussen de aandeelhouders van SGI zelfs van alles speelde rond die betrokkenheid.
[getuige 1] (destijds wethouder van de gemeente De Wolden en aandeelhouder van Rendo) verklaart bij de FIOD als getuige dat de AvA niet op de hoogte was van de (middellijke) deelname van [verdachte] en [medeverdachte 5] in SGI. Het werd gepresenteerd alsof er een derde partij bij betrokken was. De verbondenheid met de directeuren van Rendo was de AvA niet bekend.199
[getuige 2] (destijds wethouder van de gemeente Hardenberg en commissaris van Rendo) verklaart eveneens bij de FIOD als getuige dat de RvC niet op de hoogte was van de (middellijke) deelname van [verdachte] en [medeverdachte 5] in SGI. [getuige 2] wist niets van een binding tussen Rendo en SGI.200
[getuige 3] (toenmalig gemeenteraadslid van de gemeente Staphorst en aandeelhouder van Rendo) verklaart bij de FIOD als getuige dat hij bij zijn aantreden als aandeelhouder in 2010 niet wist wie er aandeelhouder waren van SGI. De aandeelhouders of RvC van Rendo wisten niet van de (middellijke) deelname van [verdachte] en [medeverdachte 5] in SGI. [getuige 3] noemt het “buiten kijf” dat je toestemming moet hebben als je zoveel aandelen van SGI bij de directie van Rendo zet. [getuige 3] verklaart: “Het moet in ieder geval bekend zijn en zij hadden dat moeten melden”.201
Het hof concludeert op basis van het voorgaande dat de RvC en AvA geen wetenschap hadden van het (indirecte) aandeelhouderschap van de Rendo-directie.202 [verdachte] en [medeverdachte 5] hebben via listige constructies met buitenstaanders hun feitelijke zeggenschap binnen SGI voor de buitenwereld verhuld. Daaruit volgt dat Rendo doelbewust door [verdachte] en
[medeverdachte 5] is misleid omtrent hun belang in SGI. In de praktijk hadden de twee Rendo-directeuren gezamenlijk een meerderheidsbelang in SGI. [verdachte] en [medeverdachte 5] oefenden in de praktijk ook een bepalende invloed binnen SGI uit. De RvC en AvA van Rendo hadden hier geen weet van. Door het (indirecte) aandeelhouder zijn van de beide Rendo
198 D-626, pagina 7619.
199 G11-01, pagina 2872.
200 G20-01, pagina 2979.
201 G10-01, pagina 2858.
202 Hoewel hun formele positie binnen Rendo van elkaar verschilde, konden [verdachte] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 8] de titel van directeur voeren en het hof zal hen in voorkomende gevallen als zodanig aanduiden.
directeuren was geen sprake van een derde partij zoals door de RvC en AvA van Rendo was beoogd en bedongen.
Wetenschap geldstromen van Rendo naar Rendo-directeuren
Geld van Rendo dat bestemd was voor de financiering van SGI en haar dochtermaatschappijen is – in ieder geval voor een deel – aangewend voor het doen van betalingen aan haar eigen directeuren [verdachte] en [medeverdachte 5] . Uit niets blijkt dat Rendo ooit heeft beoogd om haar geld voor dit doel te (laten) gebruiken, alleen al niet omdat [verdachte] en [medeverdachte 5] steeds bewust verzwegen hadden dat zij een belang in SGI hadden. Het ligt daarnaast ook niet voor de hand, nu het gaat om (een aanzienlijke hoeveelheid) publiek geld terwijl [verdachte] en
[medeverdachte 5] als directeuren van Rendo al een vast salaris in dienst van Rendo genoten. Uit de hiervoor genoemde verklaringen van leden van de RvC en de AvA van Rendo blijkt ook dat Rendo geen geld had verstrekt aan SGI als bekend was geweest dat haar directeuren een belang hadden in SGI en het project in Steenwijk, en daardoor en daarenboven mede werd aangewend ter verrijking van haar eigen directeuren. Rendo is reeds door hun heimelijke deelname in SGI misleid ten aanzien van het doel en de besteding van door haar aan SGI (en dochters) verstrekte financiering.
Rollen verdachten
Verhullende handelingen naast constructies feitelijke zeggenschap binnen SGI
Op 2 november 2007 e-mailt [betrokkene 3] aan [medeverdachte 8] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] en [verdachte] en deelt mee dat op 1 november 2007 besloten is “om bij gevoelige informatie vanaf nu af aan de prive email adressen te gebruiken”. Het hof stelt vast dat het grootste deel van de e-mails in het dossier aangaande SGI ook daadwerkelijk zijn verstuurd van en naar de privé e-mailadressen van verdachten.
Het hof stelt voorts vast dat de namen van [medeverdachte 8] , [medeverdachte 5] en [verdachte] uit de notulen van de AvA van SGI en SGT van 28 januari 2008, 3 maart 2008, 14 april 2008 en
5 september 2008 zijn gehaald.
[verdachte] verzoekt op 5 maart 2010 per e-mail aan de accountant van Woldomus om uit de jaarrekening van Woldomus de naam Stramproy Green Investments weg te halen. Ook verzoekt [verdachte] op 8 maart 2010 (via [medeverdachte 7] ) de accountant van SGI om in elke jaarrekening (intern en extern per vennootschap) de verwijzingen naar Marella, Woldomus,
N.V. Rendo Holding, Rendo N.V., Rendo en alle soortgelijke verwijzingen naar externe partijen te schrappen. [verdachte] verzoekt dit “zeeeeer zorgvuldig” per pagina door te voeren en dit verzoek niet één op één door te sturen via e-mail. Het hof stelt vast dat aan dit verzoek van [verdachte] ook wordt voldaan.
Het hof concludeert op basis van het voorgaande dat verdachten meermalen handelingen hebben verricht om het (indirecte) aandeelhouderschap van de Rendo-directeuren bij SGI te blijven verhullen en daarmee te verduurzamen.
Oogmerk
Uit de aandeelhoudersovereenkomst SGI van 20 december 2007 blijkt dat het van meet af aan bij alle bij deze overeenkomst betrokken partijen duidelijk was dat Rendo de activiteiten van SGI voor het overgrote deel zou financieren. Daarmee ontstond op 20 december 2007 de situatie dat [verdachte] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 8] , als directeuren van Rendo en in het geval van [verdachte] ook nog met een statutaire bevoegdheid om over het verstrekken van financieringen
te beschikken, een rechtstreeks financieel belang hadden gekregen bij de onderneming waarin Rendo een aanzienlijke hoeveelheid geld zou gaan investeren. Dat [verdachte] en [medeverdachte 5] dit financieel belang via hun persoonlijke vennootschappen hadden, maakt dat niet anders nu ook in die situatie geen sprake is van een (van Rendo) onafhankelijke derde partij. Een dergelijke constructie leidt tot een zodanig groot risico dat op enig moment de belangen van Rendo en die van de aandeelhoudende directeuren met elkaar in strijd zouden komen – een situatie die zich later ook heeft gerealiseerd – dat ook om deze reden volstrekt onaannemelijk is dat de RvC en de AvA van Rendo dit zouden hebben geweten en toestemming daarvoor zouden hebben gegeven. Daar komt bij dat de uit de WON voortkomende verplichtingen ten aanzien van nadere regels omtrent een onafhankelijk netbeheer actueel waren en dat RvC en AvA – daarmee bekend zijnde – hierop al in een vroeg stadium anticipeerden.
Uit de eerder aangehaalde verklaringen van de commissarissen en aandeelhouders van Rendo blijkt dat de RvC en de AvA nooit zouden hebben ingestemd met het verstrekken van geld aan SGI als bij hen bekend was geweest dat [verdachte] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 8] een belang hadden bij die onderneming. In het licht van de ondubbelzinnige afspraken en het gemaakte voorbehoud in de vergaderingen van 13 september en 20 december 2007 omtrent het uitbesteden van de exploitatie van het project aan een derde partij, bij welke vergaderingen [verdachte] en [medeverdachte 5] aanwezig waren, wisten beiden dat de besluitvorming in de RvC en de AvA anders zou zijn verlopen indien deze van hun belangen bij SGI op de hoogte waren geweest. Daarbij heeft de Rendo-directie zelf in een notitie aan de RvC opgenomen dat Rendo vanwege de WON geen aandeelhouder kon zijn van een dergelijk project betreffende elektriciteitsproductie. Dat [verdachte] en [medeverdachte 5] noch op dat moment noch op enig moment nadien, de RvC en de AvA van hun belangen op de hoogte hebben gesteld, maakt dat het hof wettig en overtuigend bewezen acht dat zij de RvC en de AvA van Rendo bewust hebben misleid, om zo te bewerkstelligen dat SGI toch door Rendo zou worden (en blijven) gefinancierd. Uit deze conclusie volgt ook dat alle vormen van financiering die Rendo vanaf de oprichting van SGI op 20 december 2007 aan deze onderneming of haar dochters heeft verstrekt, aangemerkt moeten worden als vrucht van deze oplichting, waarmee (in ieder geval) SGI werd bevoordeeld. Dat Rendo hierdoor is benadeeld is evident, nu zij niet uit vrije wil dit geld heeft verstrekt.
Uit al het voorgaande volgt ook dat Rendo door [verdachte] en [medeverdachte 5] niet alleen doelbewust is misleid omtrent hun (feitelijke) belang in SGI, maar ook omtrent het doel en de besteding van de financiering die Rendo (in alle gevallen vertegenwoordigd door diezelfde [verdachte] ) aan SGI en haar dochter SGC heeft verstrekt. Het gaat hierbij om de uitbetaling van Woldomus en Marella op 23 december 2009 en 29 juni 2010. Op deze wijze hebben [verdachte] en [medeverdachte 5] bewerkstelligd dat geld, dat in de valselijk gewekte voorstelling van zaken zoals die aan Rendo werd voorgespiegeld voor de warmtekracht- en torrefactiecentrale in Steenwijk was bestemd, is toegevloeid naar haar eigen directeuren. Dit nota bene terwijl dat project nog geen moment rendabel was geweest en het voortbestaan daarvan bovendien, ten tijde van de tweede uitbetaling op 29 juni 2010, door het vasthouden aan de betalingen aan Woldomus en Marella rechtstreeks in gevaar werd gebracht. [verdachte] en [medeverdachte 5] hebben zonder zelf enig substantieel eigen vermogen in te brengen (€ 15.000,- voor [verdachte] en € 5.000,- voor [medeverdachte 5] ) een financieel belang in SGI verkregen. Bij de verkoop van dit belang hebben zij vervolgens aanzienlijk grotere geldbedragen ontvangen (2,5 miljoen euro voor [verdachte] en € 1.250.000,- voor [medeverdachte 5] ). Zij hebben privé uit eigen financieel gewin gehandeld en hebben naar het oordeel van het hof – alles overziend – daarmee oogmerk gehad op wederrechtelijke bevoordeling van Rendo.
Resumerend komt het hof tot het oordeel dat [verdachte] en [medeverdachte 5] zich vanaf de oprichting van SGI op 20 december 2007 schuldig hebben gemaakt aan oplichting van Rendo door Rendo te misleiden omtrent hun feitelijke deelname aan SGI. Al het geld dat Rendo vanaf die datum aan SGI of haar dochters heeft verstrekt is de vrucht van deze oplichting geweest. Daarnaast is het hof van oordeel dat [verdachte] en [medeverdachte 5] zich bij de uitbetaling van Woldomus en Marella op 23 december 2009 en 29 juni 2010 eveneens schuldig hebben gemaakt aan oplichting van Rendo, door Rendo te misleiden omtrent het doel en de besteding van de door Rendo in dit verband aan SGI verstrekte gelden. Op grond van al het voorgaande stelt het hof bovendien vast dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en [medeverdachte 5] die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering.
Ten aanzien van [medeverdachte 7] en [medeverdachte 6] stelt het hof vast dat zij wisten dat de inkoop van de aandelen door SGI van Woldomus en Marella in beide gevallen betaald werd met geld van Rendo. Het hof acht het op grond van het hiervoor overwogene ten aanzien van de misleiding onaannemelijk dat dit met wetenschap van Rendo kon gebeuren. In een fase waarin het project nog volop financiering nodig had en nog niet rendeerde, is het immers niet voorstelbaar dat Rendo miljoenen zou betalen aan haar eigen directeuren, zeker niet als daardoor, zoals al overwogen, op enig moment zelfs het voortbestaan van het project in gevaar zou worden gebracht. Het hof gelooft [medeverdachte 7] en [medeverdachte 6] niet in hun verklaring dat zij meenden dat Rendo wist van en instemde met het betalen voor de inkoop van de aandelen van haar directeuren. [medeverdachte 7] en [medeverdachte 6] hadden direct zicht op de eerder beschreven schijnconstructies bij de oprichting van SGI in 2007 en de overdracht van de aandelen aan [betrokkene 1] in 2008. [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] hebben op de zitting van de rechtbank van 1 december 2017 beiden verklaard dat zij ervan op de hoogte waren dat de Rendo-directeuren feitelijk zouden participeren in SGI en niet Woldomus, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .203
Het hof is evenwel van oordeel dat de wetenschap en daarmee het oogmerk van [medeverdachte 7] en [medeverdachte 6] niet vóór halverwege 2009 is ontstaan. Ten aanzien van [medeverdachte 7] wijst het hof hiervoor op een e-mail van 27 september 2009 als startpunt van het oogmerk. In deze e-mail spreekt [medeverdachte 7] zijn verbazing uit naar [verdachte] over de intentie van [medeverdachte 5] en [verdachte] hun aandelen te willen verkopen aan [medeverdachte 7] en [medeverdachte 6] . [medeverdachte 7] benoemt als voorwaarde voor een dergelijke transactie dat de continuïteit van SGI gewaarborgd blijft en dat een overname uit eigen middelen wordt gefinancierd. [medeverdachte 7] vraagt [verdachte] voor welk bedrag de aandelen over zouden gaan en hoe dit gefinancierd moet worden. Via de weg van het medeplegen met [medeverdachte 7] kan eveneens als begindatum van de bewezenverklaarde pleegperiode in de zaak van zijn compagnon [medeverdachte 6] 27 september 2009 worden aangenomen. Het voorgaande brengt mee dat het hof van oordeel is dat [medeverdachte 7] en [medeverdachte 6] vanaf 27 september 2009 het oogmerk hadden op wederrechtelijke bevoordeling. Het hof merkt deze datum in hun geval aan als startdatum van de bewezenverklaarde pleegperiode.
Als het vervolgens gaat om de besteding van de aanvullende lening van 4,5 miljoen euro aan SGC komt daar nog bij dat zij, gezien het op 3 juni 2010 door [verdachte] aan [medeverdachte 7] per e-mail gestuurde “spoorboekje” op de hoogte waren van het feit dat deze lening, in tegenstelling tot wat valselijk aan Rendo werd voorgespiegeld, mede besteed zou worden aan inkoop van de aandelen SGI en vervolgens uitbetaling van Woldomus en Marella. Door onder de gegeven omstandigheden hun op instandhouding van SGI gerichte medewerking te verlenen aan het verkrijgen van de bewuste gelden van Rendo en aan de doorbetaling van een
203 De verklaring van verdachten [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] ter terechtzitting van de rechtbank van 1 december 2017.
deel daarvan aan Woldomus en Marella, is sprake van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte 7] , [medeverdachte 6] , [verdachte] en [medeverdachte 5] bij het oplichten van Rendo in zodanige mate dat van medeplegen kan worden gesproken.
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 7] en [medeverdachte 6] geen medeplegers zijn van het oplichten van Rendo met betrekking tot de andere geldverstrekkingen, in het bijzonder de sale and leaseback transacties van 30 december 2010 en 22 september 2011. [verdachte] en
[medeverdachte 5] hebben actief een belang in SGI ten opzichte van de eigen RvC en AvA van Rendo verhuld en/of verzwegen. [medeverdachte 7] en [medeverdachte 6] hebben daaraan toen niet deelgenomen.
Bespreking verweren verdediging
Causaliteit
De verdediging heeft aangevoerd dat geen sprake was van causaal verband tussen het heimelijk vervullen van functies en het verstrekken van leningen en sale and leaseback transacties door Rendo. Zoals hiervoor overwogen volgt het hof de verdediging niet in de stelling dat de RvC van Rendo op de hoogte moet zijn geweest van het (indirect) aandeelhouderschap van [verdachte] en [medeverdachte 5] in SGI. Wat de verdediging in dit verband heeft aangevoerd, is niet meer geweest dan een reeks suggesties. Enige objectieve onderbouwing daarvan ontbreekt. In de voorgaande bewijsoverwegingen heeft het hof reeds vastgesteld dat Rendo via leningen en sale and leaseback transacties geld heeft geïnvesteerd in SGI en dat zij dit niet zou hebben gedaan als zij weet zou hebben gehad van het (indirecte) belang van onder andere [verdachte] in SGI. Daarmee is naar het oordeel van het hof sprake van een rechtstreeks verband tussen het heimelijk vervullen van functies en het verstrekken van leningen en sale and leaseback transacties door Rendo. Het verweer wordt verworpen.
Oogmerk
Daarnaast was volgens de verdediging geen oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling aanwezig. Het hof heeft ten aanzien van het oogmerk van [verdachte] op wederrechtelijke bevoordeling eveneens in de bewijsoverwegingen vastgesteld dat hiervan sprake was. Het verweer van de verdediging op dit punt wordt weerlegd door de bewijsmiddelen en de overwegingen hierover. Het verweer wordt verworpen.
Conclusie hof ten aanzien van feit 1 (oplichting Rendo)
Op grond van al het voorgaande is het hof van oordeel dat [verdachte] tezamen en in vereniging met anderen door listige kunstgrepen bij Rendo een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft geroepen waardoor zij is bewogen tot de afgifte van enig goed door Rendo en het tenietdoen van een inschuld van Rendo. Het hof komt daarmee tot bewezenverklaring van het medeplegen van oplichting van Rendo (feit 1).
Overweging met betrekking tot het bewijs van feit 2 (opzettelijk openbaar maken onware jaarstukken)
Bespreking begrippen
Het hof bespreekt eerst twee begrippen die bij dit feit een belangrijke rol spelen.
Verbonden partijen
In deze strafzaak speelt de vraag of een partij, waarmee (een dochtervennootschap van) Rendo een transactie heeft gesloten, als verbonden partij kan worden aangemerkt. De vraag of een partij als verbonden partij kan worden aangemerkt is relevant, omdat een relatie tussen verbonden partijen invloed kan hebben op de winst of het verlies en op de financiële positie van een entiteit. Transacties en relaties met verbonden partijen moeten worden toegelicht in de jaarrekening. Verder moet bij transacties met verbonden partijen de zakelijkheid van de transactie onderzocht worden.
Uit de IAS-normen (International Accounting Standards), en meer specifiek IAS 24, volgt dat een verbonden partij een natuurlijke persoon of een entiteit is die verbonden is met de entiteit die haar jaarrekening opstelt. Verder is in deze norm onder meer bepaald:
(a) Een natuurlijke persoon of een nauwe verwant van de natuurlijke persoon is met een verslaggevende entiteit verbonden indien deze persoon:
(i) zeggenschap of gezamenlijke zeggenschap over de verslaggevende entiteit uitoefent;
(ii) invloed van betekenis over de verslaggevende entiteit uitoefent; dan wel
(iii) behoort tot de managers op sleutelposities in de verslaggevende entiteit of in een moedermaatschappij van de verslaggevende entiteit.
( b) Een entiteit is met een verslaggevende entiteit verbonden indien:
(…)
(vi) Een onder (a) bedoelde natuurlijke persoon zeggenschap of gezamenlijke zeggenschap uitoefent over de entiteit.
(vii) Een onder (a)(i) bedoelde persoon invloed van betekenis uitoefent over de entiteit of behoort tot de managers op sleutelposities in de entiteit (of in een moedermaatschappij van de entiteit).
Letter of Representation (LOR)
In een Letter of Representation (hierna: LOR) bevestigt het bestuur van een onderneming (en/of eventueel andere betrokkenen), zoals blijkt uit de ondertekening van de LOR, dat zij ervoor verantwoordelijk zijn dat de jaarrekening en/of andere financiële verantwoording een getrouwe weergave bevat in overeenstemming met van toepassing zijnde grondslagen voor verslaggeving. Tevens bevestigt het bestuur dat de accountant inzage is gegeven in de gehele administratie en de daaraan ten grondslag liggende gegevens aan de accountant zijn verstrekt.
Oordeel van het hof
[verdachte] was in de hoedanigheid van algemeen directeur van Rendo over de jaren 2007 tot en met 2010 (eind)verantwoordelijk voor het jaarverslag en de jaarrekening van Rendo.204 Onder verantwoordelijkheid van [verdachte] zijn over de jaren 2007 tot en met 2010 de jaarrekeningen gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel205 en zodoende openbaar gemaakt in de zin van artikel 336 Sr.
Het hof heeft vastgesteld dat [verdachte] vanaf de oprichting van SGI een bepalende rol heeft gespeeld bij SGI. Meer in het bijzonder kan op grond van de stukken worden vastgesteld dat de drie Rendo-directeuren die bij SGI betrokken waren ( [verdachte] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 8] )
204 Verklaring van [verdachte] ter terechtzitting van de rechtbank van 27 november 2017.
205 D-453, pagina 5886 (2007). D-455, pagina 5933 (2008). D-457, pagina 5975 (2009). D-459,
pagina 6026 (2010).
in wisselende samenstelling vanaf het begin een meerderheidsbelang van 60% in deze onderneming hebben gehad, waarmee vaststaat dat de Rendo-directie doorlopend beleidsbepalende invloed had in SGI en die invloed kon uitoefenen op haar financiële en zakelijke beleid. Dit blijkt onder andere uit de hierboven beschreven gang van zaken bij de besluitvorming over de inkoop door SGI van haar eigen aandelen. Het hof merkt daarbij net zoals de rechtbank op dat de feitelijke situatie daarbij doorslaggevend is en niet de formeel- juridische werkelijkheid, nog daargelaten dat die juridische werkelijkheid in dit geval opzettelijk is opgetuigd om de feitelijke situatie te verhullen.
Dit betekent dat Rendo en SGI over de jaren 2007 tot en met 2011 voor wat betreft de verplichting tot vermelding in de jaarrekening als verbonden partijen moeten worden beschouwd. Of de wet- en regelgeving voor de jaarverslagging correct is toegepast is een oordeel van juridische aard dat het hof toekomt. Daarom zal het hof anders dan de rechtbank bij dit oordeel de rapportages van de deskundigen [deskundige 2] en [deskundige 1] niet betrekken. Nu het hof reeds in het voorgaande heeft geoordeeld dat de transacties tussen Rendo (zowel de Holding als Rendo Duurzaam) en SGI en haar dochters hebben plaatsgevonden als gevolg van de opzettelijke misleiding van Rendo, waarmee gegeven is dat zij onder niet-normale marktvoorwaarden tot stand zijn gekomen, is daarom al ten onrechte in de ten laste gelegde jaarrekeningen 2007 tot en met 2010 niet vermeld dat Rendo met SGI was verbonden.
Het hof volgt [verdachte] niet in zijn verklaring dat hij niet van deze verplichting in de jaarrekening te vermelden dat Rendo en SGI als verbonden partijen moesten worden beschouwd, op de hoogte was en/of op dit punt heeft gedwaald. In de bevestigingsbrieven die aan de verschillende accountants zijn toegezonden (de Letters of Representation) staat vermeld dat alle relevante informatie, waaronder die over het eventueel bestaan van met Rendo verbonden partijen, naar waarheid is verstrekt. Deze bevestigingsbrieven zijn over de jaren 2007 tot en met 2010 getekend door [verdachte] en wat 2011 betreft door [medeverdachte 5] .206 Nu [verdachte] wist dat hij al die jaren (over 2011 in ieder geval tot de uiteindelijke overname door Horizon) samen met de andere Rendo-directeur(en) een bepalende invloed uitoefende in SGI,207 kan niet worden volgehouden dat hij verontschuldigbaar vergeten zou zijn om de accountant daarvan op de hoogte te stellen. Verder is gesteld noch gebleken dat [verdachte] volledige openheid van zaken heeft gegeven tegen de accountant over de constructie met SGI, zodat niet vastgesteld kan worden dat de accountant op basis van alle relevante aangeleverde informatie gedegen onderzoek heeft kunnen doen en een gedegen oordeel heeft kunnen vellen waarop [verdachte] zich volledig kon verlaten. Veeleer moet worden aangenomen dat [verdachte] juist bewust deze informatie heeft verzwegen om het feitelijke belang van de Rendo-directeuren in SGI te (blijven) verhullen. Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] opzettelijk onwaarheden in de openbaar gemaakte jaarrekeningen over 2007 tot en met 2010 heeft vermeld. Van medeplegen met een ander, zoals [medeverdachte 5] , is daarbij naar het oordeel van het hof geen sprake geweest, nu uit de stukken volgt dat diens actieve bijdrage er over die jaren slechts uit heeft bestaan dat hij enkele teksten heeft aangeleverd voor jaarverslagen.
206 D-489, pagina 6273 (2007). D-271, pagina 4811 (2008). D-272, pagina 4814 (2009). D-273,
pagina 4817 (2010). D-268, pagina 4799 (2011).
207 De stemverhouding bleef ook na het besluit tot inkoop van de aandelen door SGI en tot aan de overname van SGI door Horizon op 22 september 2011 ongewijzigd, zoals blijkt uit de aanvullende aandeelhoudersovereenkomst van 22 december 2009 (D-040, pagina 3408), in het bijzonder punt 2 onder h.
Ten aanzien van de teksten die in de jaarverslagen zijn opgenomen is het hof met de rechtbank van oordeel dat artikel 336 Sr enkel ziet op het openbaar maken van onware financiële stukken. De in dit artikel opgesomde stukken zijn dan ook allemaal van louter financiële aard. Een jaarverslag is dit, gezien de definitie in artikel 2:391 BW, niet. Dat een jaarverslag zo nodig enkele financiële gegevens kan bevatten, maakt dit niet anders. Bovendien ziet de tenlastelegging op dit punt juist op de niet-financiële onderdelen van de jaarverslagen. Nu de in de tenlastelegging opgenomen onderdelen uit de jaarverslagen geen onware staat, onware balans, winst- en verliesrekening, staat van baten en lasten en toelichting op één van deze stukken zijn, kan dit onderdeel van de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen worden.

Vrijspraak feit 4 (valsheid in geschrift tweetal e-mails)

In de bij feit 4 ten laste gelegde e-mails wordt toegelicht waarom ervoor gekozen is om [betrokkene 1] een rol te geven bij SGI. Er wordt – kort gezegd – beschreven dat [betrokkene 1] eerdere werkzaamheden voor Rendo dan wel SGI heeft verricht. Het hof heeft eerder in dit arrest ten aanzien van feit 1 geoordeeld dat deze omschrijving van [betrokkene 1] en zijn werkzaamheden in het verleden niet strookt met de waarheid. Het hof heeft dit oordeel gebaseerd op de aangehaalde bewijsmiddelen, waaronder de getuigenverklaring van [betrokkene 1] zelf. In die zin zijn de in de tenlastelegging opgenomen e-mails valselijk opgemaakt.
Met de rechtbank is het hof echter van oordeel dat de e-mail van 20 juni 2008 niet door [verdachte] is opgemaakt, zodat hij niet als pleger van deze gedraging kan worden aangemerkt. Nu uit niets blijkt dat [betrokkene 2] van de onwaarheid van de door hem gebruikte informatie op de hoogte was, is van medeplegen evenmin sprake.
Het hof is daarnaast van oordeel dat de e-mail van 13 juni 2008 afkomstig van [verdachte] naar zijn aard geen geschrift is dat “bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen”, zoals dat wel is ten laste gelegd en vereist is in artikel 225 Sr.
Dit brengt het hof tot de conclusie dat [verdachte] van feit 4 zal worden vrijgesproken.
Overweging met betrekking tot het bewijs van feit 5 (valsheid in geschrift Letters of Representation)
Uit de overwegingen van het hof bij feit 2 over de jaarrekening en de opzettelijk niet nagekomen verplichting om daarin te vermelden dat SGI een met Rendo verbonden partij was, vloeit logischerwijs voort dat de in dat verband al aangehaalde door [verdachte] getekende bevestigingsbrieven bewust niet naar waarheid zijn opgemaakt, door daarin te vermelden dat van een dergelijke verbondenheid nou juist geen sprake was, met als kennelijke doel om ook hier tegenover de buitenwereld te verhullen dat [verdachte] en [medeverdachte 5] een belang in SGI hadden. Het verweer van de verdediging ten aanzien van feit 5 wordt door het hof op dezelfde manier verworpen als het verweer van de verdediging ten aanzien van feit 2.
Dit onderdeel van de tenlastelegging kan derhalve wettig en overtuigend bewezen worden, zij het bij zowel [verdachte] als [medeverdachte 5] alleen als plegers ten aanzien van de brieven waarvoor zij verantwoordelijk waren en niet als medeplegers van alle brieven.
Overweging met betrekking tot het bewijs van feit 6 (valsheid in geschrift offerte)
Uit de overwegingen van het hof bij feit 1 over de oplichting van Rendo volgt reeds dat de offerte van 18 juni 2010 van [verdachte] valselijk is opgemaakt en dat dit is gebeurd om te verhullen dat een deel van deze lening in werkelijkheid gebruikt zou worden voor de uitbetaling van Woldomus en Marella.
Deze offerte is door [medeverdachte 6] namens SGC en SGE ondertekend in de wetenschap, zoals het hof hierboven heeft aangegeven, dat de inhoud daarvan niet met de werkelijkheid overeenstemt. In zoverre kan dit feit ten aanzien van zowel [verdachte] als [medeverdachte 6] wettig en overtuigend bewezen worden.
Anders dan de rechtbank spreekt het hof partieel vrij van het volgende onderdeel van de brief: “Onderstaand komen wij terug op het recentelijk met u gevoerd gesprek over uw bedrijven zijnde: Stramproy Green Coal B.V. (verder te noemen SGC); Stramproy Green Electricity
B.V. (verder te noemen SGE).”. Het hof stelt vast dat niet te duiden is wie “uw bedrijven” zijn, nu op het moment van opmaken van de brief onduidelijk was wie SGC en SGE bezat. SGC en SGE bevonden zich immers op dat moment in een proces van overdracht en het hof stelt vast dat de juridische en economische eigendomspositie uiteenliepen.

Subsidiair verweer verdediging ten aanzien van alle feiten

De verdediging heeft als een – zo vat het hof dit op – subsidiair verweer ten aanzien van alle feiten bepleit dat door de (onvolledige) samenstelling van het dossier geen sprake kan zijn van overtuigend bewijs voor een bewezenverklaring van alle feiten en dat op grond daarvan vrijspraak dient te volgen van alle ten laste gelegde feiten. Het hof overweegt hierover als volgt.
Het hof heeft in dit arrest bij het bespreken van het verweer van de verdediging strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie reeds vastgesteld dat niet is gebleken dat het dossier dat door het openbaar ministerie is samengesteld onvolledig is. Het hof heeft daarom geen reden om aan de in dit strafdossier opgenomen bewijsmiddelen niet de overtuiging te kunnen ontlenen dat de feiten 1, 2, 5 en 6 heeft begaan. Het hof verwerpt dit subsidiaire verweer van de verdediging.

Voorwaardelijke getuigenverzoeken

De verdediging heeft bij pleidooi alsnog een tiental voorwaardelijke verzoeken gedaan om getuigen te horen.
De verdediging heeft verzocht om [betrokkene 4] en [betrokkene 11] als getuige te horen. Het hof acht het horen van [betrokkene 4] niet noodzakelijk. De verdediging heeft haar ondervragingsrecht kunnen uitoefenen, aangezien [betrokkene 4] op 8 december 2016 in het
bijzijn van de toenmalige raadsman van [verdachte] bij de rechter-commissaris is gehoord. De verdediging van [verdachte] heeft de gelegenheid gehad tot het stellen van vragen. Bij die gelegenheid heeft de verdediging deze getuige ook daadwerkelijk vragen gesteld. Het hof ziet in de onderbouwing geen noodzaak tot het opnieuw horen van deze getuige, noch ziet het hof daartoe zelf de noodzaak. Nu het hof verder de verklaring(en) van [betrokkene 11] niet zal gebruiken voor het bewijs, is aan de door de verdediging gestelde voorwaarde voor dit verzoek niet voldaan. Het hof wijst deze voorwaardelijke verzoeken af.
Verder heeft de verdediging verzocht prof. dr. [deskundige 1] en drs. [deskundige 2] als getuige te horen omtrent hun uitgebrachte deskundigenrapportages over de jaarrekeningen van Rendo. Nu het hof deze deskundigenrapportages niet zal gebruiken voor het bewijs, is aan de door de verdediging gestelde voorwaarde voor dit verzoek niet voldaan. Het hof wijst deze voorwaardelijke verzoeken af.
Ten slotte heeft de verdediging verzocht om [betrokkene 12] , [betrokkene 13] , [betrokkene 14] (werkzaam bij de [naam organisatie] ), [medeverdachte 5] , [medeverdachte 7] en [betrokkene 15] (Trip advocaten) als getuige te horen.
Het hof acht het horen van [medeverdachte 5] en [medeverdachte 7] niet noodzakelijk. De verdediging heeft haar ondervragingsrecht kunnen uitoefenen, aangezien [medeverdachte 5] op 20 september 2022 in het bijzijn van de raadsman en [verdachte] op de zitting van het hof als getuige is gehoord en [medeverdachte 7] op 11 oktober 2017 door de rechter-commissaris. De verdediging heeft de gelegenheid gehad tot het stellen van vragen. Bij die gelegenheden heeft de verdediging deze getuigen ook daadwerkelijk vragen gesteld. Het hof ziet in de onderbouwing geen noodzaak tot het opnieuw horen van deze getuigen, noch ziet het hof daartoe zelf de noodzaak. Het hof wijst het voorwaardelijk verzoek af.
Het hof acht het horen van [betrokkene 12] , [betrokkene 13] , [betrokkene 14] en [betrokkene 15] niet noodzakelijk voor enige in de zaak op grond van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing. De verdediging heeft bij brief van 1 december 2020 ten behoeve van de eerste regiezitting in hoger beroep op
9 december 2020 het hof verzocht om deze getuigen te horen. Bij tussenarrest van 23 december 2020 heeft het hof gemotiveerd waarom het hof het horen van deze getuigen niet noodzakelijk acht voor de volledigheid van het onderzoek of in het licht van de in deze zaak te beantwoorden vragen van artikelen 348 en 350 Sv. De verdediging heeft aan de herhaling van dit verzoek om deze getuigen geen nadere of aanvullende onderbouwing ten grondslag gelegd. Het hof ziet in wat er sinds de regiezitting van 9 december 2020 aan informatie en stukken met het hof is gedeeld geen aanleiding om de eerdere afweging van het hof bij tussenarrest van 23 december 2020 te herzien. Het hof ziet in de onderbouwing geen noodzaak tot het horen van deze getuigen, noch ziet het hof daartoe zelf de noodzaak. Het hof wijst het voorwaardelijk verzoek af.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 5 en 6 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 20 december 2007 tot en met 22 september 2011, in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen,
N.V. Rendo Holding en/of Rendo Beheer B.V., en/of Rendo Duurzaam B.V. en/of hun (andere) dochtervennootschappen (hierna gezamenlijk alsook individueel aangeduid met “Rendo”) heeft bewogen tot:
- het verstrekken van leningen en achtergestelde leningen en het betalen van geldbedragen in het kader van één of meer leningen en achtergestelde leningen, tot een totaal bedrag van circa EUR 20.300.000,00;
- het aangaan van sale- and leasebacktransacties;
- het op 22 september 2011 kwijtschelden door Rendo van de huur over de jaren 2011 en 2012 voor percelen industrieterrein gelegen aan de Dolderweg en Langebaan te Steenwijk, gehuurd door Stramproy Green Investments B.V. (verder te noemen SGI) van Rendo voor een bedrag van in totaal EUR 1.360.45,00 (excl. BTW),
derhalve tot de afgifte van enig goed en het teniet doen van een inschuld; immers hebbende verdachte en zijn medeverdachten:
A. heimelijk onverenigbare functies vervuld door als bestuurder van Rendo indirect aandeelhouder te zijn van SGI;
B. de Raad van Commissarissen (hierna “RvC”) van Rendo en de aandeelhouders van Rendo niet geïnformeerd over het belang dat hij en zijn medeverdachten hadden bij SGI en haar dochtervennootschappen;
C. heimelijk en zonder toestemming van de RvC van Rendo en zonder toestemming van de aandeelhouders van Rendo en door tussenkomst van de besloten vennootschappen Woldomus B.V. en Marella B.V. en door tussenkomst van
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [betrokkene 1] , een belang verkregen in SGI en haar dochtervennootschappen Stramproy Green Coal B.V. (hierna “SGC”) en Stramproy Green Energy B.V. (hierna “SGE”) en Stramproy Green Technologie
B.V. (hierna “SGT”);
F. er voor zorggedragen dat [betrokkene 1] in de periode van 26 juni 2008 tot 2 december 2009 de aandelen van SGI, die daarvoor (indirect) gehouden werden door verdachte en zijn medeverdachten, heeft gehouden;
H. de RvC van Rendo niet (volledig) geïnformeerd over nadere met SGI en haar dochtervennootschappen gesloten (achtergestelde) leningen en over de totale omvang van de vorderingen van Rendo op SGI en haar dochtervennootschappen;
als bestuurder van Rendo opdracht en goedkeuring en toestemming en medewerking gegeven aan het door Rendo verstrekken van leningen aan SGI en haar dochtervennootschappen;
J. als bestuurder van Rendo opdracht en goedkeuring en toestemming en medewerking gegeven aan het door Rendo aangaan van sale- and leasebackovereenkomsten met SGI en haar dochtervennootschappen;
K. als bestuurder van Rendo opdracht en goedkeuring en toestemming en medewerking gegeven aan het door Rendo betalen voor investeringen aan SGI en haar andere dochtervennootschappen;
L. als bestuurder van Rendo opdracht en/of goedkeuring en/of toestemming en/of medewerking gegeven aan het door Rendo kwijtschelden van huur verschuldigd door SGI en/of haar dochtervennootschappen;
M. als bestuurder van Rendo opdracht en goedkeuring en toestemming en medewerking gegeven aan het door Rendo doen van betalingen aan SGI en haar dochtervennootschappen;
N. heimelijk gecommuniceerd door voor e-mailcommunicatie tussen hemzelf en [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] en [medeverdachte 8] en [medeverdachte 5] aangaande SGI privé e-mailadressen te gebruiken;
P. niet in de jaarrekeningen en de jaarverslagen over 2007, 2008, 2009 en 2010 van Rendo vermeld en/of laten vermelden aan wie Rendo (achtergestelde) leningen had verstrekt en dat Rendo aan SGE en SGC geld had geleend;
Q. niet in de jaarrekeningen van Rendo over 2007, 2008, 2009 en 2010 vermeld en/of laten vermelden dat er sprake was van SGI en/ SGE en/of SGC als verbonden partijen;
R . de namen van “Marella” en “Woldomus” en “Rendo” uit de concept-jaarrekening van SGI over 2009 laten verwijderen;
S . door Mazars Berenschot Corporate Finance B.V. (hierna “MBCF”) en/of de heer mr. ing. [betrokkene 2] een brief laten opstellen om aanvullende financiering van EUR 4.500.000,00 door Rendo aan SGI mogelijk te maken en in deze brief niet te laten vermelden dat de financiering deels gebruikt zou gaan worden voor inkoop van eigen aandelen door SGI;
T. de hiervoor vermelde brief met een onjuiste datum op laten maken;
U. voor de RvC van Rendo en de aandeelhouders van Rendo verhuld dat één of meerdere door Rendo aan SGI verstrekte leningen door SGI aangewend zullen worden voor de inkoop van eigen aandelen;
2.
hij, als bestuurder van N.V. Rendo Holding en Rendo Beheer B.V. en N.V. Rendo en Rendo Energieservice B.V. en Rendo Electriciteitsnetwerken B.V. en Rendo Gasnetwerken B.V. en [bedrijf] voormalig [bedrijf] Th. Thijssen en Rendo Duurzaam B.V. en/of hun (andere) dochtervennootschappen (hierna gezamenlijk alsook individueel aangeduid met “Rendo”), in de periode van 1 juni 2008 tot en met 29 juni 2011, in Nederland, telkens,
opzettelijk een onware staat en/of een onware balans en/of winst- en verliesrekening, en/of staat van baten en lasten en/of toelichting op één van deze stukken, openbaar gemaakt,
immers heeft verdachte opzettelijk de hiernavolgende documenten: Jaarstukken 2007:
A. de jaarrekening van het jaar 2007, met daarin meer in het bijzonder onder het onderdeel “Verbonden partijen”, de hierna volgende tekst: “Naast de maatschappijen die onder de groepsverhoudingen zijn vermeld, zijn geen andere maatschappijen verbonden met de rechtspersoon”;
en
Jaarstukken 2008:
A. de jaarrekening van het jaar 2008 met daarin meer in het bijzonder onder “Verbonden partijen”, de hierna volgende tekst: “Naast de maatschappijen die onder de groepsverhoudingen zijn vermeld, zijn er op grond van de bestaande regelgeving geen nadere vermeldingen onder dit hoofd te doen”;
en
Jaarstukken 2009:
A. de jaarrekening van het jaar 2009, met daarin meer in het bijzonder onder “Verbonden partijen” de hierna volgende tekst: “Naast de maatschappijen die onder de groepsverhoudingen zijn vermeld, zijn er op grond van de bestaande regelgeving geen nadere vermeldingen onder dit hoofd te doen”;
en
Jaarstukken 2010:
A. de jaarrekening van het jaar 2010, met daarin meer in het bijzonder onder
“Verbonden partijen” de hierna volgende tekst: “Naast de maatschappijen die onder
de groepsverhoudingen zijn vermeld, zijn er op grond van de bestaande regelgeving
geen nadere vermeldingen onder dit hoofd te doen”;
telkens
door middel van deponering bij de Kamer van Koophandel en door middel van publicatie op de eigen internetsite van Rendo, [website] , openbaar gemaakt;
5.
hij, op 28 mei 2008 en 25 mei 2009 en 9 april 2010, in Nederland, Letters of Representation, elk zijnde een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt,
de valsheid hieruit bestaande dat verdachte valselijk en/of in strijd met de waarheid de Letter of Representation van 2007 en 2008 en 2009 en 2010 heeft ondertekend en daarin heeft opgenomen:
2007, 2008, 2009:
“Wij bevestigen de volledigheid van de verstrekte informatie met betrekking tot de identificatie van verbonden partijen en aangaande transacties met deze partijen die materieel zijn voor de jaarrekening. De identiteit van, en de balansposten en transacties met, verbonden partijen zijn juist opgenomen, en indien van toepassing adequaat toegelicht in de jaarrekening.”
en 2010:
“14. Wij hebben de bij ons bekende informatie met betrekking tot de identificatie van verbonden partijen en aangaande transacties met deze partijen volledig aan u verstrekt.
15. De relaties en transacties met verbonden partijen zijn op passende wijze in de jaarrekening verwerkt en toegelicht in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.”
met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
6.
hij, op 18 juni 2010, in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, een brief afkomstig van N.V. Rendo Holding gericht aan Stramproy Green Coal B.V. en Stramproy Green Electricity B.V., zijnde een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt,
de valsheid hieruit bestaande dat verdachte en zijn mededader valselijk en/of in strijd met de waarheid in deze brief heeft opgenomen / doen opnemen dat:
“U gaf aan dat u graag een aanbieding zou willen hebben voor een extra lening van 4,5 miljoen euro bij N.V. RENDO Holding ten behoeve van de financiering van de volgende onroerende en roerende zaken:
o Torrefactie machine nummer 1 (zie bijlage 1 voor de facturen); o Biomassa aanvoerinstallatie (zie bijlage 1 voor de facturen);
o Silo' s (zie bijlage 1 voor de facturen);
o Diverse andere onroerende zaken (zie bijlage 1 voor de facturen);
o Diverse roerende zaken (zie bijlage 1 voor de facturen).”
wetende dat een substantieel deel van de gevraagde financiering bestemd was voor de financiering van de inkoop van eigen aandelen door SGI,
met het oogmerk om deze brief als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
de voortgezette handeling van het medeplegen van oplichting.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
het door de bestuurder opzettelijk openbaar maken van een onware toelichting op een staat, meermalen gepleegd.
Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Het onder 6 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van valsheid in geschrift.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Tussen 2007 en 2011 is het energiebedrijf Rendo, eigendom van een negental gemeenten in Drenthe en Overijssel, het slachtoffer geworden van een buitengewoon ernstige vorm van oplichting en fraude, gepleegd door twee van haar voormalige directeuren, verdachte en
[medeverdachte 5] . Zij hebben het vanuit hun functie mogelijk gemaakt dat Rendo vanaf 20 december 2007 ruim 30 miljoen euro aan gemeenschapsgeld heeft geïnvesteerd in SGI, opgericht voor de bouw en exploitatie van een warmtekracht- en torrefactiecentrale in Steenwijk, terwijl zij al die jaren voor Rendo verborgen hebben gehouden dat zij zelf aandeelhouder waren en een (financieel) belang in deze onderneming hadden. Beiden wisten dat Rendo dat geld nooit zou hebben verstrekt als zij van deze vorm van belangenverstrengeling had geweten.
Vervolgens hebben verdachte en [medeverdachte 5] – samen met [medeverdachte 7] en [medeverdachte 6] – in 2009 en 2010 op geraffineerde wijze, onder meer door het plegen van valsheid in geschrift, ervoor gezorgd dat een deel van het geld dat Rendo in SGI investeerde, door SGI gebruikt kon worden voor de inkoop van de aandelen van verdachte en [medeverdachte 5] , waarmee zij enkele miljoenen hebben verdiend. Op deze manier hebben zij ook zichzelf persoonlijk, ten koste van gemeenschapsgeld, grovelijk verrijkt. Zij hebben zodoende hun werkgever jarenlang en met grote gevolgen opgelicht, vanuit een positie van macht en vertrouwen. Het hof tilt daar zeer zwaar aan.
Het hof heeft gelet op het verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 16 augustus 2022, waaruit volgt dat verdachte eerder onherroepelijk ter zake van een strafbaar feit is veroordeeld. Het hof houdt rekening met artikel 63 Sr.
De zeer listige wijze waarop de fraude is gepleegd, in combinatie met de jarenlange duur daarvan, de omvang van de benadeling van Rendo, zijn positie bij Rendo waar verdachte misbruik van heeft gemaakt en zijn initiërende rol rechtvaardigen het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meerdere jaren. In beginsel kan in dit geval niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie. Het hof weegt in dit verband ook mee dat verdachte niet alleen gehandeld heeft maar diverse andere personen, ook uit zijn directe (familie)omgeving, heeft meegezogen in de oplichtingsconstructie. Daarbij acht het hof van belang dat hij gedurende al die jaren geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft willen nemen. Het hof is van oordeel dat in dit geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van in beginsel vijf jaren passend en geboden is.
Het hof stelt vast dat sinds de bewezen verklaarde feiten inmiddels geruime tijd is verstreken en dat de redelijke termijn over het geheel van de procedure in eerste aanleg en in hoger beroep genomen, is geschonden. Het hof verdisconteert dit in de op te leggen straf en zal verder rekening houdend met al het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, volstaan met oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv, aan de orde is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 47, 56, 57, 63, 225, 326 en 336 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 5 en 6 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 5 en 6 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. G.A. Versteeg, voorzitter,
mr. W.M. Weerkamp en mr. P.L.M van Gorkom, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Diender, griffier,
en op 21 december 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.