ECLI:NL:GHARL:2023:10781

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
20 december 2023
Zaaknummer
200.322.848
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vorderingsrecht van opvolger onder algemene titel na splitsing op deel exploitatieopbrengsten van een film

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tussen Holland Media Movies B.V. en Inspire Pictures B.V. Holland Media Movies, gevestigd in Amsterdam, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland, die haar vorderingen had afgewezen. De kern van de zaak betreft de vraag of Holland Media Movies de rechtsopvolger onder algemene titel is van een investeerder in de film New Kids Turbo en of zij aanspraak kan maken op een deel van de exploitatieopbrengsten van de film die zijn gerealiseerd vanaf medio 2014. De rechtbank had geoordeeld dat niet was komen vast te staan dat de rechten van de investeerder op Holland Media Movies zijn overgegaan na een juridische splitsing van Dutch Media Pictures B.V. De rechtbank wees de vorderingen van Holland Media Movies af, omdat de beschrijving in de splitsingsakte onvoldoende duidelijk was om vast te stellen welke rechten aan welke vennootschap waren overgedragen. Het hof heeft deze beslissing bekrachtigd, waarbij het heeft geoordeeld dat de beschrijving in de splitsingsakte niet voldoende specifiek was om te bepalen aan wie de rechten uit de overeenkomst toekomen. Het hof concludeert dat Holland Media Movies en NL Media Pictures gezamenlijk rechthebbenden zijn op de rechten uit de overeenkomst, maar dat Holland Media Movies niet zelfstandig een vordering kan instellen zonder de andere partij. De vorderingen van Holland Media Movies zijn derhalve niet toewijsbaar, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten van Inspire Pictures.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.322.848
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen: 395814)
arrest van 19 december 2023
in de zaak van
Holland Media Movies B.V.
die is gevestigd in Amsterdam
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als eiseres in de verstekzaak en gedaagde in de verzetzaak
hierna: Holland Media Movies
advocaat: mr. W.H.F.L. Rademakers
tegen
Inspire Pictures B.V.
die is gevestigd in Houten
die bij de rechtbank optrad als gedaagde in de verstekzaak en eiseres in de verzetzaak
hierna: Inspire Pictures
advocaat: mr. R. van Dongen

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
Naar aanleiding van het arrest van 1 augustus 2023 heeft op 24 oktober 2023 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt (het proces-verbaal) dat aan het dossier is toegevoegd. Hierna hebben partijen het hof gevraagd arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak

2.1.
Filmdistributeur Inspire Pictures heeft samen met anderen geïnvesteerd in de film New Kids Turbo uit 2010. Zij hebben afspraken gemaakt over onder meer de exploitatieopbrengsten. Inspire Picture heeft vervolgens met één van deze investeerders een afwijkende afspraak gemaakt over een onderlinge verdeling van de exploitatieopbrengsten. De vraag is of Holland Media Movies de rechtsopvolger onder algemene titel van deze investeerder is, en of zij tegenover Inspire Pictures aanspraak kan maken op betaling van een deel van de exploitatieopbrengsten die zijn gerealiseerd vanaf medio 2014.

3.De feiten

3.1.
Het hof gaat uit van de feiten zoals vastgesteld in het vonnis van de rechtbank van 4 mei 2022 [1] (voor zover daartegen geen bezwaar is aangevoerd) en de feiten die het hieronder zelf vaststelt. In het kort gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.
Holland Media Movies en Inspire Pictures zijn allebei actief (geweest) in de Nederlandse film- en televisiewereld. Holland Media Movies houdt zich onder meer bezig met de productie van films en televisieprogramma’s, terwijl Inspire Pictures zich richt op de distributie van films.
3.3.
In 2010 heeft Inspire Pictures met de vennootschap Dutch Media Pictures B.V. (hierna: DMP) en samen met een aantal andere investeerders geïnvesteerd in de film New Kids Turbo (hierna ook: de film). Op 25 juni 2010 hebben de investeerders hun afspraken over de investeringen en de verdeling van opbrengsten uit de exploitatie van de film vastgelegd in een zogeheten deal memo. In de deal memo is onder meer opgenomen dat Inspire Pictures en DMP gerechtigd zijn tot respectievelijk 35,21% en 14,44% van de netto inkomsten van de exploitatie van de film. Verder is afgesproken dat Inspire Pictures de distributie van de film op zich zal nemen.
3.4.
Vervolgens hebben Inspire Pictures en DMP onderling nadere afspraken over de verdeling van exploitatieopbrengsten gemaakt. In de overeenkomst van 5 juli 2010 (hierna: de Overeenkomst) is vastgelegd dat Inspire Pictures en DMP het netto resultaat van de exploitatierechten gelijkelijk zullen delen. In de Overeenkomst staat ook dat:
 de Overeenkomst eindigt met onmiddellijke ingang indien Inspire Pictures of DMP haar rechtspersoonlijkheid doet opheffen of anderszins liquideert, anders dan binnen een herstructurering van de groep van rechtspersonen waartoe die partij behoort (artikel 14 lid 2),
 het partijen niet is toegestaan hun rechten of verplichtingen uit deze overeenkomst over te dragen aan een derde, zonder schriftelijke toestemming van de andere partij (artikel 15 lid 4).
3.5.
Op 30 december 2011 is Holland Media Movies samen met NL Media Pictures B.V. (hierna: NLMP) opgericht, toen er een juridische splitsing plaatsvond van DMP. Bij deze splitsing van DMP waren Holland Media Movies en NLMP de twee verkrijgende vennootschappen.
3.6.
Na de splitsing heeft NLMP Inspire Pictures hierover geïnformeerd. In deze brief staat dat de Overeenkomst is overgegaan op Holland Media Movies.
3.7.
Holland Media Movies heeft vervolgens in 2012 en 2013 drie facturen aan Inspire Pictures gestuurd. Deze facturen zien op exploitatieopbrengsten van de film in de daaraan voorafgaande perioden en zijn door Inspire Pictures betaald.
3.8.
Medio 2013 heeft de vennootschap A-Film Benelux B.V. (hierna: A-Film) de distributierechten van de film verkregen.
3.9.
Holland Media Movies heeft daarna in de eerste helft van 2014 voor de exploitatieopbrengsten van de film een factuur gezonden aan A-Film. A-Film heeft deze factuur betaald.
3.10.
A-Film is op 6 december 2016 in staat van faillissement verklaard.
3.11.
De producent van de film (Eyeworks Film & TV Drama B.V., inmiddels (onderdeel van) Warner Bros International Television Production Netherlands B.V.) heeft vervolgens de verdere distributie van de film op zich genomen. Zij heeft een “Exploitatie Statement - New Kids Turbo” opgesteld, waarin staat dat per 31 december 2019 de
recoupmentvoor Inspire Pictures € 1.919.974,- bedraagt en de
recoupmentvoor DMP € 789.522,-. Ook staat in dit overzicht dat van het bedrag van € 789.522,- nog een bedrag van € 11.168,58 (exclusief btw) niet is gefactureerd.
3.12.
Op 22 maart 2021 heeft Holland Media Movies aan Inspire Pictures een factuur gezonden van € 51.398,32 inclusief btw.

4.De zaak bij de rechtbank en de inzet van het hoger beroep

4.1.
Holland Media Movies heeft bij de rechtbank samengevat gevorderd
een verklaring voor recht dat Holland Media Movies een bedrag van € 51.398,32 inclusief btw, opeisbaar van Inspire Pictures te vorderen heeft ten titel van verdeling van de opbrengsten uit de exploitatie van de film over de periode medio 2014 tot en met 31 december 2019,
Inspire Pictures te veroordelen tot betaling van dat bedrag, te vermeerderen met wettelijke handelsrente,
Inspire Pictures te veroordelen jaarlijks aan het einde van ieder jaar, voor het eerst uiterlijk op 31 december 2021, 10,365% van de aan haar toekomende opbrengsten uit de exploitatie van de film uit het daaraan voorafgaande jaar aan Holland Media Movies te betalen onder overlegging van een afschrift van een overzicht van opbrengsten uit de exploitatie,
Inspire Pictures te veroordelen in de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
4.2.
Holland Media Movies heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat de Overeenkomst op Holland Media Movies is overgegaan na een juridische splitsing van DMP en dat zij daardoor een vorderingsrecht op Inspire Pictures heeft, uit hoofde van nog verschuldigde exploitatieopbrengsten die zijn gerealiseerd vanaf medio 2014. Inspire Pictures heeft betwist dat van een dergelijke overgang sprake is. Daarnaast heeft Inspire Pictures aangevoerd dat artikelen 14 lid 2 en 15 lid 4 van de Overeenkomst aan een overgang in de weg staan, dat A-Film in de plaats is getreden van Inspire Pictures en dat de vordering deels is verjaard.
4.3.
De rechtbank heeft de vorderingen van Holland Media Movies afgewezen omdat naar haar oordeel niet is komen vast te staan dat de rechten van DMP op HMM zijn overgegaan.
4.4.
De bedoeling van het hoger beroep van HMM is dat de afgewezen vorderingen alsnog worden toegewezen. In haar memorie van grieven concludeert Holland Media Movies tot vernietiging van de vonnissen van 12 oktober 2022 en van 4 mei 2022. Holland Media Movies heeft in hoger beroep de (onder 4.1 punt 1 weergegeven) gevorderde verklaring voor recht iets gewijzigd, in die zin dat zij (onder a) nu vordert:
een verklaring voor recht dat Holland Media Movies een bedrag van € 51.398,32inclusief btw, althans een bedrag van respectievelijk € 36.364,01, € 29.918,96, € 25.699,16 of € 12.362,02 inclusief btw, opeisbaar van Inspire Pictures te vorderen heeft ten titel van verdeling van de opbrengsten uit de exploitatie van de film over de periode medio 2014 althans 1 april 2016 tot en met 31 december 2019.

5.Het oordeel van het hof

Holland Media Movies krijgt geen gelijk
5.1.
Het hof geeft Holland Media Movies in hoger beroep geen gelijk en zal de vonnissen van de rechtbank bekrachtigen. Dat komt omdat niet kan worden vastgesteld dat (de rechten uit) de Overeenkomst na de splitsing van Dutch Media tot het vermogen van Holland Media Movies zijn gaan behoren. Hierna zal worden uitgelegd hoe het hof tot dit oordeel komt.
Uit de beschrijving bij de splitsingsakte moet kunnen worden afgeleid hoe de vermogensbestanddelen worden verdeeld
5.2.
Er is in dit geval sprake geweest van een zuivere (aandeelhouders)splitsing in de zin van artikel 2:334a lid 2 BW in samenhang gelezen met artikel 2:334cc BW. Het gehele vermogen van de partij die bij de splitsing is opgehouden te bestaan, DMP, is onder algemene titel overeenkomstig de aan de akte van splitsing gehechte beschrijving verkregen door de verkrijgende vennootschappen Holland Media Movies en NLMP.
5.3.
Op grond van artikel 2:334f lid 2 onder d BW moet het voorstel tot splitsing (dat aan het verlijden van de notariële akte van splitsing voorafgaat) een beschrijving bevatten aan de hand waarvan nauwkeurig kan worden bepaald welke vermogensbestanddelen van de splitsende rechtspersoon zullen overgaan op elk van de verkrijgende rechtspersonen. De beschrijving moet zo nauwkeurig worden opgesteld dat daaruit de verdeling van het vermogen valt op te maken. Hoe nauwkeurig de beschrijving moet zijn, hangt volgens de parlementaire geschiedenis af van de omstandigheden van het geval. Soms zullen vermogensbestanddelen precies moeten worden aangegeven (bijvoorbeeld “de rekening-courantverhouding met ...”), maar in andere gevallen kan een meer globale aanduiding voldoende zijn, zoals een aanduiding van vermogensbestanddelen naar de plaats waar zij zich bevinden of de aard ervan (bijvoorbeeld “alle vorderingen op handelsdebiteuren ...”). [2] De beschrijving moet zodanig zijn dat niet alleen de betrokken rechtspersonen zelf maar ook belanghebbende derden aan de hand daarvan kunnen vaststellen waar het vermogen terecht zal komen. [3] Inspire Picture moet als contractspartij van de splitsende vennootschap worden aangemerkt als zo’n belanghebbende derde.
De beschrijving bij de splitsingsakte van Dutch Media is niet voldoende duidelijk
5.4.
Uit het hiervoor geschetste kader blijkt dat de beschrijving bepalend is om vast te kunnen stellen welke rechtspersoon welk deel van het vermogen na de splitsing houdt. Holland Media Movies heeft gewezen op artikelen II.2 en III.3 van de beschrijving (bijlage D bij de splitsingsakte). Hierin is, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“II.2
De vermogensbestanddelen die zullen overgaan op [NLMP] omvatten uitsluitend de volgende activa en passiva
ACTIVA
Filmrechten € 306.653
(....)
III.2
De vermogensbestanddelen die zullen overgaan op Holland Media Movies (..) omvatten uitsluitend de volgende activa en passiva
ACTIVA
Filmrechten € 200.000
(....)”
5.5.
Uit deze bepalingen blijkt alleen dat NLMP en Holland Media Movies ieder “Filmrechten” als vermogensbestanddelen hebben verkregen. Onduidelijk is wat hieronder moet worden verstaan. Een definitie of nadere uitleg ontbreekt in de Beschrijving. Bovendien krijgen beide verkrijgende vennootschappen “Filmrechten”. Hieruit volgt dus niet dat de rechten uit de Overeenkomst zijn overgegaan op Holland Media Movies. De omschrijving van filmrechten in artikel II.2 en III.2 is daarvoor te algemeen en maakt dat onderscheid niet. Ook uit andere bijlagen bij de akte van splitsing of de akte zelf volgt dat niet.
5.6.
Holland Media Movies heeft ook nog gewezen op eerder vastgelegde afspraken tussen haar en NLMP, die in december 2011 zijn neergelegd in het document “Hoofdpunten afspraken splitsing Dutch Media Partners” en het document “Aanvullende afspraken splitsing Dutch Media Pictures”. Deze documenten maken echter geen onderdeel uit van de beschrijving bij de splitsingsakte en kunnen daarbij dus niet in aanmerking worden genomen. Daartoe biedt het wettelijk kader alsmede de hier te hanteren uitlegmaatstaf geen grond.
Bij notariële aktes die mede de rechtspositie kunnen beïnvloeden van derden die de subjectieve bedoeling van de opstellers daarvan niet kenbaar zijn, geldt in beginsel een objectieve uitlegmaatstaf. [4] Dit betekent dat bij de uitleg de inhoud van het geheel van de akte met bijlagen en daarin gebruikte begrippen in acht mag worden genomen, waarbij gelet dient te worden op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe op zich verschillende interpretaties kunnen leiden. Tegen die achtergrond kunnen de afspraken tussen HMM en NLMP (de genoemde Hoofdpunten afspraken splitsing Dutch Media Partners en de Aanvullende afspraken splitsing Dutch Media Pictures) die volgens HMM de bedoelingen van HMM en NMLP met betrekking tot de toedeling van de Filmrechten aan de beide vennootschappen, in deze concrete omstandigheden niet meewegen bij de uitleg van de splitsingsakte met bijlagen, waaronder bijlage D. Overigens wijzen deze documenten ook niet concludent in dezelfde richting.
5.7.
De conclusie is dat uit de beschrijving van bijlage D bij de splitsingsakte niet kan worden opgemaakt aan wie de filmrechten uit de Overeenkomst toekomen. Het hof komt op dit punt daarom tot hetzelfde slotsom als de rechtbank. Dat betekent dat het hiertegen gerichte bezwaar (grief 1) niet opgaat.
Artikel 2:334s BW leidt niet tot een vorderingsrecht van Holland Media Movies
5.8.
Holland Media Movies heeft subsidiair naar voren gebracht dat ook als de beschrijving in de splitsingsakte met bijlagen onvoldoende duidelijk is haar vorderingen kunnen worden toegewezen gelet op het bepaalde in artikel 2:334s lid 2 BW. Zij wijst erop dat zij, gelet op de afspraken tussen Holland Media Movies en NLMP in het document Aanvullende afspraken, primair recht heeft op het gehele vermogensbestanddeel uit de Overeenkomst, zijnde € 51.398,32. Volgens Holland Media Movies heeft de rechtbank het beroep op deze bepaling ten onrechte afgewezen. Ook dit bezwaar (grief 2) van Holland Media Movies tegen het oordeel van de rechtbank slaagt echter niet. Daarvoor is het volgende redengevend.
5.9.
Artikel 2:334s lid 2 BW bepaalt dat, indien uit de beschrijving niet kan worden opgemaakt aan welke verkrijgende rechtspersoon een bepaald vermogensbestanddeel is overgegaan, alle verkrijgende rechtspersonen gezamenlijk rechthebbende zijn. Dat betekent in dit geval dat Holland Media Movies en NLMP ten aanzien van de rechten uit de Overeenkomst gezamenlijk gerechtigd zijn en dat in zoverre sprake is van een gemeenschap waarop titel 3.7 BW van toepassing is. Op zich is Holland Media Movies zelfstandig bevoegd tot het instellen van een vordering voor het verkrijgen van een uitspraak ten behoeve van de gemeenschap (vergelijk artikel 3:171 BW). Zij moet daarbij echter wel optreden voor de gezamenlijke deelgenoten. De procederende deelgenoot (Holland Media Movies) zal daarom kenbaar moeten maken dat zij als formele partij optreedt voor de gezamenlijke deelgenoten als materiële partij (de gezamenlijke deelgenoten Holland Media Movies en NLMP) en dat zij een uitspraak ten behoeve van de gemeenschap wenst. Dat heeft Holland Media Movies niet gesteld en dat is evenmin gebleken. Integendeel, uit haar processtukken blijkt dat Holland Media Movies zich juist op het standpunt stelt dat zíj een vordering heeft op Inspire Pictures, en vordert zij betaling aan zichzelf. De omstandigheid dat (zoals Holland Media Movies stelt) de onderlinge gerechtigdheid tussen Holland Media Movies en NLMP zodanig zou zijn, dat uiteindelijk Holland Media Movies recht heeft op het in deze zaak gevorderde bedrag, is een interne kwestie van (verdeling van) de gemeenschap en doet er niet aan af dat sprake is van een vorderingsrecht van de gezamenlijke deelgenoten. Het beroep op artikel 2:334s BW kan Holland Media Movies gelet hierop ten opzichte van Inspire Pictures niet baten.
De conclusie en de proceskosten
5.10.
Het voorgaande betekent dat de vorderingen van Holland Media Movies niet toewijsbaar zijn. Holland Media Movies heeft (met grief 4) nog naar voren gebracht dat de rechtbank ten onrechte het verstekvonnis heeft vernietigd en haar in de proceskosten in eerste aanleg heeft veroordeeld. Zij verwijst daarvoor naar haar argumenten waarom haar vorderingen toegewezen moeten worden. Omdat hiervoor is geoordeeld dat die argumenten niet opgaan, krijgt zij ook op dit punt geen gelijk. De door de rechtbank uitgesproken vernietiging en proceskostenveroordeling blijven dus in stand. De overige bezwaren van Holland Media Movies tegen de vonnissen kunnen niet tot een ander oordeel leiden en hoeven daarom geen bespreking meer. De slotsom is dat het hoger beroep niet slaagt.
5.11.
Omdat Holland Media Movies in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof Holland Media Movies tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. [5]
5.12.
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

6.De beslissing

Het hof:
6.1.
bekrachtigt de vonnissen van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen van 4 mei 2022 en 12 oktober 2022;
6.2.
veroordeelt Holland Media Movies tot betaling van de volgende proceskosten van Inspire Pictures:
€ 2.135,- aan griffierecht,
€ 4.314,- aan salaris van de advocaat van Inspire Pictures (2 procespunten x appeltarief IV)
6.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. C. Bakker, S.M. Evers en W.H. van Boom, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 19 december 2023.

Voetnoten

2.Kamerstukken II 1995/96, 24702, nr. 3, p. 10
3.Kamerstukken II 1995/96, 24702, nr. 3, p. 10
4.AG bij de HR, 28 juni 2019, ECLI:NL:PHR:2019:768
5.HR10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.