Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
“Hyp3 deel 51216 nummer 127”ex artikel 3:29 BW waardeloos is;
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
“Zekerheidsstelling”luidt:
“tot meerdere zekerheid voor de betaling van al hetgeen de hypotheekhouder uit welken hoofde ook van onderzetter (…) te vorderen heeft of te eniger tijd te vorderen zal hebben”.Het betrof dus een (derden-) bankhypotheek, niet ten behoeve van ING Bank maar van Overhaghe. Dit laatste kan aan [appellant] , ervaren ondernemer, bij een eenvoudig product als deze hypotheekakte in redelijkheid niet zijn ontgaan: bij de notaris verscheen namelijk niet (een vertegenwoordiger van) ING Bank maar (een vertegenwoordiger van) Overhaghe. Een hypotheekakte ten behoeve van ING Bank werd aan [appellant] niet gepresenteerd. Deze ruim omschreven bankhypotheek ten behoeve van Overhaghe was weliswaar ruimer dan was overeengekomen in de overeenkomst van 29 september 2006 maar paste in ieder geval wel in de context van artikel 4.5 van die overeenkomst. Dit artikel was overigens slechts geschreven voor een geval van overgang van het nevenrecht van hypotheek en bouwde voor dat geval voort op het hoofdartikel 4.1: eerst derdenhypotheek ten behoeve van ING Bank als kredietverstrekker. ING Bank heeft het krediet verstrekt aan Overhaghe en deze op haar beurt weer aan Benga. Dit alles vond plaats onder hoge liquiditeits- en tijdsdruk op Benga, terwijl Overhaghe intussen de liquiditeit van Benga met zijn financiële injecties aanzienlijk verbeterde. Zo werd aan doel en strekking van de overeenkomst van 29 september 2006 gevolg gegeven. Door de druk van de omstandigheden kwamen de in de artikelen 4.1 en 4.5 afzonderlijk geregelde situaties als het ware in één rechtsmoment samen te vallen. De krediettitel van beoogd ING Bank maar van in werkelijkheid al meteen Overhaghe vormde zo de grondslag voor de hypotheekverlening door Overhaghe op 11 oktober 2006.
“Ontbindende voorwaarde”:
“Aandelen”houdt onder meer in:
“De partiële ontbinding d.d. 13 oktober 2006”. Daarom kan hier buiten beschouwing blijven of de door Overhaghe aangevoerde ontbindingsgrond (dat de financiële situatie van Benga aanmerkelijk in negatieve zin zou afwijken van de gepresenteerde situatie) al dan niet op waarheid berustte. [appellant] kan dus niet met een beroep op een onterechte ontbinding door Overhaghe als de tekortkoming van Overhaghe een algehele ontbinding van de overeenkomst baseren. Overigens heeft [appellant] in die brief geen beroep gedaan op enige tekortkoming maar zich beperkt tot het intreden van een ontbindende voorwaarde en vernietiging wegens dwaling, bedrog en misbruik van omstandigheden.
“evident tekortschieten”van Overhaghe jegens [appellant] .
(…) de belangrijkste tekortkoming van Overhaghe dat1a)
Overhaghe door de omzetting in een langlopende lening en de achterstelling bij zowel de SGR1b)
als de Rabobank de aflossing door Benga onmogelijk heeft gemaakt.2)
Tevens heeft Overhaghe in strijd met de gemaakte afspraken in de vaststellingsovereenkomst ook na december 2007 leningen aan Benga verstrekt, is [appellant] daardoor benadeeld en3)
hebben Benga en Overhaghe beiden bewerkstelligd dat andere schuldeisers zijn voldaan met voorrang op deze hypothecair afgedekte vordering van Overhaghe en4)
dat uiteindelijk de activiteiten van Benga zijn verhangen naar een andere vennootschap. [appellant] is derhalve bewust benadeeld.”
“vorderingen”onder de vlottende activa van € 7.323.381 (eind 2010) verminderd naar € 919.264 (eind 2011).
“dat Van Ham Reizen B.V. en Cirkel/Mambo B.V. uit hoofde van de hierboven vermelde (toekomstige) vorderingen en/of uit hoofde van welke andere mogelijke vorderingen dan ook niet aansprakelijk zijn en dat gedurende het SGR deelnemerschap voornoemde vennootschappen door haar op geen enkele manier aansprakelijk gesteld zullen worden.”
“visie/tegenvoorstel”van omstreeks april/mei 2013 [30] hebben de (indirecte) aandeelhouders [naam5] , [naam6] , [naam7] , [naam8] , [naam9] en [naam2] aan Overhaghe/Romani, [naam3] en [naam10] onder meer bericht:
“Leningen omzetten in aandelen Compromis: 16 september 2013” [31] . Daarin werd berekend op welke wijze de aandeelhouders en schuldeisers (van Benga) hun financiële waarden zouden hebben opgeofferd tegen een percentage van nieuw uit te geven aandelen (van Sfinks Beheer B.V.). Vier van de negen aandeelhouders van Benga, alsook de aan Overhaghe c.q. via Hillock Holding B.V. aan Overhaghes (middellijk) bestuurder [naam4] gelieerde vennootschap Romani Beleggingen B.V., hadden toen tevens een vordering op Benga uit hoofde van een (achtergestelde) geldlening:
“Herverdeling van de
“de Stichting Administratiekantoor “Stichting BTG”, hierna ‘STAK’”. Daarbij heeft Overhaghe in artikel 3 doorhaling toegezegd van het hypotheekrecht op het woonhuis [naam2] . In artikel 6
“Diversen”hebben partijen (in lid 1 en lid 2) elkaar over en weer algehele en finale kwijting verleend met betrekking tot hun vorderingen uit welken hoofde dan ook. Die finale kwijting geldt niet (aldus lid 3) voor door Overhaghe aan Benga Holding en jegens Overhaghe gestelde (privé)borgstellingen.
“Dit kan ook niet, want de certificaten zijn uitgegeven betreffende Benga holding en Benga holding had geen schulden. Bij het dictaat merk ik op dat de certificaten niet zijn uitgegeven, maar dat er sprake was van een beoogde uitgifte. De schulden zaten in Benga Travel Group. Het kwijtschelden van schulden was niet wenselijk en het omzetten in certificaten was niet mogelijk.”
“opofferen”van hun aandelen in c.q. hun vorderingen op Benga. In lijn hiermee heeft Overhaghe haar vorderingen niet ter verificatie ingediend en heeft [naam3] als laatste statutair bestuurder van Benga aan de curator van Benga/Kidz B.V. bevestigd dat alle schulden vóór haar faillissement waren afgewikkeld.
“weggeboekt”naar een saldo € 0. Overhaghe heeft nog wel een
“actueel overzicht van de grootboekrekeningen van Overhaghe”overgelegd [36] , waarin het wegboeken naar saldo € 0 per 1 januari 2016 ineens is verdwenen en is vervangen door een aangepaste vermelding van € 228.000 als voorziening en waarin voor het overige ook rente op de vordering is bijgeboekt, maar dit overtuigt niet tegenover de hiervoor besproken op elkaar aansluitende grootboekoverzichten. De door Overhaghe overgelegde jaarrekeningen 2010 tot en met 2016 [37] tonen onder de vorderingen bij de vlottende activa ook geen verantwoording van verschenen rentebaten over haar vordering op Benga. De overgelegde rentecalculaties [38] zien allemaal op 2010. De enige boeking in 2011 betreft de ontvangen rente van Benga tot en met oktober 2010, zoals blijkt uit het SNS bankafschrift d.d. 14 april 2011.
vertelde aan de heer [naam4](van Overhaghe, hof)
dat uw Holding haar vordering op Benga B.V. uit hoofde van geldlening nimmer heeft kwijtgescholden. Wel hebt u deze later voor u zelf afgeboekt als zijnde oninbaar, maar van een kwijtschelding is geen sprake geweest. De door de aandeelhouders aan Benga B.V. verstrekte geldleningen/gedane kapitaalstortingen hebben in tussen aandeelhouders gevoerde besprekingen als basis gediend voor een mogelijke aandelenverdeling in een nieuw opgerichte vennootschap. Uiteindelijk is het hiertoe niet gekomen, omdat over de voorwaarden, meer specifiek over de certificaathoudersovereenkomst, geen overeenstemming kon worden bereikt.”
4.De slotsom
“Vergadering STAK BTG 27 februari 2014”en tegen het mede daarop gebaseerde, door het hof gedeelde, bewijsvermoeden in het tussenvonnis gaat niet op en is bovendien ook al door het hof meegewogen in de beoordeling van de grieven in het principaal hoger beroep.
€ 883,00
€ 332,00
5.De beslissing
“Hyp3 deel 51216 nummer 127”ex artikel 3:29 lid 1 BW waardeloos is;