Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellant]
[appellante],
Joanknecht & [naam3] B.V.,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De motivering van de beslissing in hoger beroep
“ [naam1] ”, de adviseur (accountant) van de verkoper van het eerste bedrijfspand dat [appellant] heeft gekocht ( [adres1] te [plaats1] ). Daarin heeft [getuige1] onder meer geschreven:
in een vennootschap is fiscaal minder gewenst, beter is in privé
belde mij en zei dat er iets niet goed was gegaan bij [appellant] , dat het vruchtgebruik effect had op de boxen. Ik heb toen [appellant] gebeld, die dat inmiddels wist. Toen is er een bespreking gekomen bij Joanknecht. Daar ben ik ook bij geweest. Daarin zei [naam2] : ‘stel ons maar aansprakelijk’.
[naam3] , belde mij op 9 juni 2013 op. Hij zei dat er een probleem was en dat er een fout was gemaakt. Zo zei hij het woordelijk. Of ik even langs wilde komen. Ik heb toen een gesprek gehad met [naam2] en [naam4] , de nieuwe fiscaal adviseur van JVZ. [getuige1] was niet uitgenodigd. Ik zat er alleen. Ik wist niet waar het over zou gaan. Ik weet wel dat ik van tevoren steeds gevraagd had waarom ze de aangifte niet deden. De aangifte inkomstenbelasting bleef maar liggen. Ik vroeg aan onze financieel directeur, [naam5] , waarom die aangifte nog niet binnen was. Vóór het gesprek kreeg ik daar geen antwoord op. In het gesprek kreeg ik te horen dat er een fout gemaakt was, dat het pand in box 3 moest zitten, maar dat het vanwege het vruchtgebruik in box 1 zat. Dat zou financiële consequenties hebben, nogal.
“spontaan”in rov. 3.8 van het tussenarrest wellicht verwarring heeft gewekt: daarmee is alleen maar bedoeld dat Joanknecht, toen zij eenmaal wist van aankoopbedoeling, voor de gevolgen van het vruchtgebruik had moeten waarschuwen.
“Op al onze diensten zijn onze algemene voorwaarden van toepassing zoals gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel te [plaats2] en waarin onder meer een beperking van de aansprakelijkheid is opgenomen.”
“indirecte schade”uitsloot en lid 4 aansprakelijkheid voor
“directe vermogensschade”beperkte tot een bedrag gelijk aan het honorarium dat Joanknecht ter zaken aan opdrachtgever in rekening heeft gebracht.
“indirecte schade”of
“directe vermogensschade”.
‘at arm’s length’bepaalde) werkelijk gerealiseerde huur als de gerealiseerde waardestijging bij een latere verkoop of onttrekking worden belast tegen een progressief tarief, terwijl in box 3 de verhuurinkomsten forfaitair worden belast tegen een milder tarief en een waardestijging bij verkoop of onttrekking onbelast kan worden gerealiseerd. Daar staat weliswaar tegenover dat een eventuele waardedaling van het pand bij verkoop of onttrekking, anders dan in box 1, in box 3 niet kan leiden tot een aftrekbaar verlies, maar het pand werd natuurlijk niet aangekocht om een waardedaling in box 1 te realiseren. Een advies dat gunstig kan zijn in geval van een waardedaling en ongunstig is bij een waardestijging van het pand, sluit niet aan bij deze bedoeling en ook niet bij het objectieve gegeven dat onroerende zaken bij normaal onderhoud gemiddeld genomen in ieder geval nominaal in waarde stijgen door enkel tijdverloop. Het voordeel van de mogelijkheid om in box 1 af te schrijven op het pand, waarop Joanknecht ten slotte heeft gewezen, maakt een en ander niet anders. Afschrijvingen verlagen weliswaar de jaarwinst, maar beïnvloeden niet de totaalwinst en verlagen derhalve niet de totale belasting die verschuldigd is in de periode tussen aankoop en verkoop of onttrekking van het pand. Immers, afschrijvingen verlagen de boekwaarde van de onroerende zaak en leiden noodzakelijkerwijs tot een extra boekwinst bij verkoop of onttrekking die exact gelijk is aan het bedrag van de eerdere afschrijvingen, zodat dit voordeel bij verkoop of onttrekking weer ongedaan wordt gemaakt.
“om een kraantje open te houden”, dus voor financiële revenuen, mocht dat nodig zijn. Daar waren [appellanten] tot die tijd niet op uit geweest. Het vruchtgebruik was verder ook niet bedoeld voor het creëren van zeggenschap van [appellant] in DAG: [appellant] was toch al bestuurder van STAK Planef en zou dus ook zonder het voorbehoud van vruchtgebruik al via die route in ieder geval de nodige inspraak blijven houden (zie rov. 3.11 van het tussenarrest). [appellanten] werden niet geadviseerd over de nadelige fiscale gevolgen van het vruchtgebruik voor het onroerend goed en kregen te horen:
“Baat het niet dan schaadt het niet.”In het kader van de schenking is na het aanvankelijk opbrengen van het vruchtgebruik door de notaris nooit meer (wezenlijk) over het vruchtgebruik of over de voor- en nadelen ervan gesproken. Het was een non-issue waarvoor een [appellanten] geen specifieke belangstelling hadden. Zij hebben uiteindelijk ook nooit gebruik gemaakt van het vruchtgebruik en op 23 december 2013, kort na de ontdekking van de fout van Joanknecht, afstand gedaan van het vruchtgebruik, dit om het pand aan de [adres1] te [plaats1] alsook de drie erna aangekochte bedrijfspanden alsnog (vanaf het moment dat afstand werd gedaan van het vruchtgebruik) in box 3 te krijgen. Dit wordt niet anders doordat afstand van het vruchtgebruik in de optiek van Joanknecht in 2013 onnodig was tegen de achtergrond dat de verkoop van het pand toen niet doorging.
“Ten aanzien van de huren van de drie vastgoederen wordt na een debat besloten om hier geen wijzigingen in aan te brengen. Het rapport van het boekenonderzoek kan worden afgesloten, er zijn ten aanzien van de huren op dit moment geen winstuitdelingen geconstateerd.”
“een kraantje te laten lopen”, dus om de mogelijkheid van een vermogensvoordeel in geval van dividenduitkeringen, waarvan [appellanten] overigens geen gebruik hebben gemaakt. Na de ontdekking in 2013 van de fout van Joanknecht hebben [appellanten] meteen in datzelfde jaar afstand gedaan van het vruchtgebruik, indicatief voor het gebrek aan waarde dat dit voor hen vertegenwoordigde. Zo een daadwerkelijk voordeel al niet volledig heeft ontbroken, dan tendeert de vermogenswaarde ervan voor [appellanten] naar nihil. Voor voordeeltoerekening op de voet van artikel 6:100 BW bestaat dan ook geen grond.
3.De slotsom
4.De beslissing
roldatum 6 december 2022voor uitlating bij akte naar aanleiding van rov. 2.12 en 2.13, eerst door [appellanten] , vervolgens door Joanknecht;