ECLI:NL:GHARL:2022:8666

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 oktober 2022
Publicatiedatum
11 oktober 2022
Zaaknummer
200.295.417
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bruikleenovereenkomst en aansprakelijkheid bij schade aan leenauto

In deze zaak gaat het om een geschil tussen Belnino B.V. en Tesla Motors Netherlands B.V. over de aansprakelijkheid voor schade aan een leenauto die door een werknemer van Belnino B.V. is total loss gereden. Belnino B.V. is eigenaar van een Tesla Model X die in onderhoud was bij Tesla Motors. Tijdens het onderhoud stelde Tesla Motors een leenauto, een Tesla Model S, ter beschikking. De bruikleenovereenkomst werd ingevuld door een medewerker van Tesla Motors, waarbij de naam van de directeur van Belnino B.V. werd genoteerd. Na een ongeval met de leenauto vorderde Tesla Motors schadevergoeding van de directeur, stellende dat hij de contractspartij was in de bruikleenovereenkomst. Het hof oordeelt dat de directeur niet als contractspartij kan worden aangemerkt, omdat de bruikleenovereenkomst tegenstrijdigheden bevatte en de directeur niet had kunnen verwachten dat hij in privé aansprakelijk was. De vordering van Tesla Motors wordt afgewezen. Het hof heft ook het beslag op het autowrak op, omdat de directeur geen belang meer heeft bij het beslag. De proceskosten worden toegewezen aan de directeur.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.295.417
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen: 371596)
arrest van 11 oktober 2022
in de zaak van
[appellant],
die woont in [woonplaats1] ,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de rechtbank optrad als gedaagde,
hierna ‘ [de directeur] ’ te noemen,
vertegenwoordigd door mr. L.A.M. van den Eeden,
en
Tesla Motors Netherlands B.V.,
die is gevestigd in Amsterdam,
die ook hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de rechtbank optrad als eiseres,
hierna ‘Tesla Motors’ te noemen,
vertegenwoordigd door mr. A. al Mansouri.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
Naar aanleiding van het arrest van 31 mei 2022 heeft op 29 augustus 2022 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Hierna hebben partijen het hof gevraagd arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak

2.1.
Het geschil tussen partijen draait om de vraag met wie Tesla Motors een gebruiksovereenkomst heeft gesloten in verband met het ter beschikking stellen van een leenauto. Tesla Motors stelt dat [de directeur] (in persoon) haar contractspartij is en dat [de directeur] daarom verantwoordelijk is voor de schade die aan de leenauto is ontstaan tijdens de bruikleenperiode. Volgens [de directeur] is niet hij, maar zijn onderneming (Belnino B.V.) contractspartij bij de overeenkomst en is hij dus niet aansprakelijk voor de door Tesla Motors gestelde schade.
Achtergrond van het geschil en de beslissing
2.2.
Belnino B.V. (het bedrijf waarvan [de directeur] bestuurder en enig aandeelhouder is) is eigenaar van een bij Tesla Motors gekochte auto (een Tesla Model X). Toen deze auto bij Tesla Motors nagekeken moest worden, heeft Tesla Motors een vervangende leenauto ter beschikking gesteld (een Tesla Model S, hierna: de leenauto). Deze leenauto is door een medewerker van Tesla Motors op 10 oktober 2019 naar het kantoor van Belnino B.V. gebracht (stelling van [de directeur] ), hetzij op die dag in de garage van Tesla Motors aan [de directeur] ter beschikking gesteld (stelling van Tesla Motors). Een medewerker van Tesla Motors heeft op die dag de door hem ingevulde bruikleenovereenkomst laten tekenen door [de directeur] . Op enig moment heeft een werknemer van Belnino B.V., vergezeld van een bijrijder, een rit gemaakt in de leenauto. Tijdens deze rit raakten zij betrokken bij een eenzijdig ongeval. De leenauto raakte daardoor total loss. De dagwaarde van de auto is door Tesla Motors vastgesteld op € 54.300,-. Tesla Motors vordert dit bedrag van [de directeur] als vergoeding voor de ontstane schade.
2.3.
Tesla Motors heeft bij de rechtbank gevorderd dat [de directeur] wordt veroordeeld tot betaling van de schade (€ 54.300,-, verhoogd met wettelijke rente), de buitengerechtelijke incassokosten (€ 875,00), de proceskosten en de nakosten. De rechtbank heeft deze vorderingen (op een klein gedeelte van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten na) toegewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat [de directeur] partij was bij de bruikleenovereenkomst en dat hij zich – kort gezegd – niet heeft gehouden aan de voorwaarden van die overeenkomst. Uit de overeenkomst volgt dat [de directeur] uitsluitend zelf in de leenauto had mogen rijden. Daarom is hij volgens de rechtbank verantwoordelijk voor de schade die is ontstaan aan de leenauto doordat een ander dan [de directeur] , mét toestemming van [de directeur] , in de auto heeft gereden en toen betrokken is geraakt bij een eenzijdig ongeval. [de directeur] heeft inmiddels een bedrag van € 61.575,26 aan Tesla Motors betaald.
2.4.
[de directeur] is het niet eens met de inhoud van het vonnis en heeft daarom hoger beroep ingesteld. Hij heeft vijf bezwaren (grieven) aangevoerd op basis waarvan volgens hem de vorderingen van Tesla Motors alsnog moeten worden afgewezen. Ook Tesla Motors heeft hoger beroep ingesteld. Haar hoger beroep is erop gericht dat het hof voor recht zal verklaren dat het beslag – dat inmiddels door [de directeur] op het (leen)autowrak is gelegd – nietig is of van rechtswege is vervallen, dan wel dat het hof het beslag opheft.
2.5.
Het hof is van oordeel dat [de directeur]
geencontractspartij was bij de overeenkomst, waardoor hij niet aansprakelijk is voor de door Tesla Motors gestelde schade. Daarom zal het hof het vonnis van de rechtbank vernietigen en de vorderingen van Tesla Motors alsnog afwijzen. Wel zal het hof, zoals Tesla Motors vordert, het door [de directeur] gelegde beslag op het (leen)autowrak opheffen, omdat [de directeur] – doordat hij ten onrechte door Tesla Motors is aangesproken – daarbij geen belang meer heeft. Het hof zal hierna uitleggen hoe het tot dit oordeel komt.

3.Het oordeel van het hof

[de directeur] is geen contractspartij bij de bruikleenovereenkomst
3.1.
De beantwoording van de vraag of iemand bij het sluiten van een overeenkomst in eigen naam en dus als contractuele wederpartij is opgetreden of als vertegenwoordiger van een ander (zoals in dit geval Belnino B.V.), waarbij die ander dus als contractspartij moet worden aangemerkt, hangt af van dat wat de betrokken partijen daaromtrent tegenover elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden. [1] Bij de toepassing van deze maatstaf komt niet alleen betekenis toe aan de inhoud van de wederzijdse verklaringen maar ook aan de verdere omstandigheden van het geval, waaronder de door de wederpartij kenbare hoedanigheid van de handelende persoon en de context waarin partijen optraden, omdat die medebepalend kunnen zijn voor de wederzijdse verwachtingen en voor de betekenis die partijen aan elkaars verklaringen en gedragingen geven. [2] Ook gedragingen, verklaringen en andere omstandigheden die hebben plaatsgevonden nadat de overeenkomst is gesloten, kunnen van belang zijn. [3]
3.2.
Volgens Tesla Motors heeft zij met [de directeur] (in persoon) de bruikleenovereenkomst met betrekking tot de leenauto gesloten. [de directeur] heeft dat betwist en heeft aangevoerd dat hij namens Belnino B.V. de bruikleenovereenkomst heeft ondertekend en niet namens zichzelf.
3.3.
In de bruikleenovereenkomst van 10 oktober 2019 staat het volgende:

Uitgifte overeenkomst voor de Model S / Model X leenauto, Europa
Naam van de klant:[de directeur]
(…)
Tesla Motors Netherlands B.V. (‘Tesla’) leent u, onze Klant, de Model S / Model X-leenauto (de ‘auto’) terwijl onderhoud aan uw auto wordt uitgevoerd. Uw gebruik van de auto is onderhevig aan de voorwaarden en bepalingen in deze Overeenkomst (…)”.
3.4.
Partijen zijn het erover eens dat de Tesla Model X die door [de directeur] ter reparatie of voor onderhoud aan de garage werd aangeboden, in eigendom toebehoorde aan Belnino B.V. (althans, dat deze auto door Belnino B.V. van een derde, financierende partij werd geleased) en dat Belnino B.V. wederpartij van Tesla Motors was bij het sluiten van de overeenkomsten van onderhoud en reparatie van de Tesla Model X, met andere woorden dat Belnino B.V. de klant van Tesla was. De auto zou ook op 10 oktober 2019 in opdracht van Belnino B.V. door de garage worden nagelopen. Ter vervanging van deze auto werd door Tesla Motors een leenauto ter beschikking gesteld. [de directeur] heeft het in 3.3. bedoelde formulier van de bruikleenovereenkomst, dat al was ingevuld door Tesla Motors, voorzien van een paraaf of handtekening. Gelet op de context waaronder de bruikleenovereenkomst werd ondertekend is het niet zonder meer vanzelfsprekend dat het uitgangspunt geldt dat degene die de overeenkomst ondertekent ook degene is die contractspartij wordt bij die overeenkomst. Zeker niet nu in dit geval de tekst van de overeenkomst daarover niet duidelijk is. In de bruikleenovereenkomst wordt gemeld dat aan
“u, onze Klant”een auto ter beschikking wordt gesteld, terwijl
“onderhoud aan uw auto”wordt uitgevoerd. [de directeur] heeft verder zijn paraaf of handtekening gezet bij de tekst:
“Handtekening klant”. [de directeur] was niet de eigenaar van de auto die hij naar de garage bracht (wat Tesla Motors wist) en ook was hij geen klant bij Tesla Motors. Uit de context en de inhoud van de bruikleenovereenkomst heeft [de directeur] niet kunnen (of moeten) afleiden dat hij zichzelf aan de overeenkomst zou binden. Omdat de voorgedrukte tekst ervan uitgaat dat de klant – in dit geval Belnino B.V. – de bruikleenovereenkomst aangaat en omdat [de directeur] in privé geen klant is van Tesla Motors, bevat de bruikleenovereenkomst een tegenstrijdigheid, waar de medewerker van Tesla Motors bij
“Naam van de klant”[de directeur] heeft ingevuld. Ook omdat [de directeur] zijn naam op die plaats niet zelf heeft ingevuld, komt door deze tegenstrijdigheid geen dwingende bewijskracht als bedoeld in artikel 157 lid 2 Rv toe aan de schriftelijke bruikleenovereenkomst. Weliswaar heeft Tesla Motors gesteld dat de voorwaarden waaronder de overeenkomst werd gesloten door één van haar medewerkers met [de directeur] is besproken, maar [de directeur] heeft dat gemotiveerd betwist. Bovendien heeft Tesla Motors niet gesteld dat ook besproken is dat [de directeur] de contractspartij zou worden en niet Belnino B.V. Daarom staat niet vast dat [de directeur] er door Tesla Motors op is gewezen dat hij in persoon aan de overeenkomst gebonden zou worden. Tesla Motors heeft ter zitting nog aangevoerd dat de term ‘klant’ als algemene aanprijzing was bedoeld en dat [de directeur] had moeten begrijpen dat die term op hem betrekking had. Die uitleg is echter niet te rijmen met het feit dat Tesla Motors, zo heeft zij verklaard, alleen een leenauto ter beschikking stelt aan iemand die (al) klant is bij Tesla Motors. Het was Tesla Motors bekend dat dat uitgangspunt voor [de directeur] niet gold. Gelet op de context waaronder partijen met elkaar handelden, valt niet in te zien dat [de directeur] had moeten begrijpen dat hij in het licht van de bruikleenovereenkomst ineens zelf als ‘klant’ werd aangemerkt en dat hij zichzelf aan de overeenkomst bond. Zeker niet doordat op de overeenkomst – op zijn naam na – geen verdere gegevens (zoals het rijbewijsnummer) van [de directeur] werden ingevuld en deze gegevens ook niet bekend waren bij Tesla Motors. [de directeur] heeft ter onderbouwing van zijn betwisting aangevoerd dat Tesla Motors al vaker een leenauto ter beschikking heeft gesteld in verband met onderhoud aan of reparatie van de auto van Belnino B.V. en dat ook van de personen die toen de auto hebben opgehaald door Tesla Motors nauwelijks persoonsgegevens zijn geregistreerd. Volgens [de directeur] is hieruit af te leiden dat Tesla Motors ook zelf Belnino B.V. – waarvan zij wél beschikt over de benodigde gegevens – als wederpartij bij de herhaaldelijk gesloten bruikleenovereenkomsten ziet. Deze aanname wordt versterkt door het feit dat ná het sluiten van de overeenkomst en na het intreden van de schade aan de leenauto niet [de directeur] , maar Belnino B.V. aansprakelijk werd gesteld door Tesla Motors. Anders dan de rechtbank, leidt het hof uit al deze feiten en omstandigheden af dat [de directeur] niet hoefde te verwachten dat hij zichzelf als contractspartij bond aan de bruikleenovereenkomst. Om die reden kan hij (ook) niet door Tesla Motors verantwoordelijk worden gehouden voor de aan de leenauto ontstane schade. De vorderingen van Tesla Motors zullen in hoger beroep alsnog worden afgewezen.
3.5.
Het hoger beroep van [de directeur] slaagt. Doordat het hof vanwege het eerste bezwaar van [de directeur] aanleiding ziet om het vonnis van de rechtbank te vernietigen en de vorderingen van Tesla Motors in hoger beroep alsnog af te wijzen, is het niet nodig om de andere bezwaren van [de directeur] nog inhoudelijk te bespreken. Wel bestaat belang bij het bespreken van de vordering van Tesla Motors die betrekking heeft op het door [de directeur] gelegde beslag op het (leen)autowrak. Het hof zal daarom nu ingaan op het hoger beroep van Tesla Motors.
Het door [de directeur] op het (leen)autowrak gelegde beslag wordt opgeheven bij gebrek aan belang
3.6.
In incidenteel hoger beroep heeft Tesla Motors gevorderd dat het hof voor recht zal verklaren dat het door [de directeur] gelegde beslag op het leenautowrak nietig is, van rechtswege is vervallen of dat het hof het beslag zou opheffen. Het hof zal het beslag opheffen en legt hierna uit waarom.
3.7.
Op 20 juli 2021 heeft de voorzieningenrechter aan [de directeur] verlof verleend voor het leggen van conservatoir beslag op het (leen)autowrak van Tesla Motors. De deurwaarder heeft dit beslag op 20 juli 2021 namens [de directeur] betekend. [de directeur] stelt dit beslag te hebben gelegd om te voorkomen dat het autowrak door Tesla Motors zou worden vernietigd. Het op het (leen)autowrak gelegde beslag is onlosmakelijk verbonden met de vordering die Tesla Motors op [de directeur] meende te hebben. Zonder die vordering zou [de directeur] geen beslag hebben gelegd op het autowrak. Doordat het hof de vorderingen van Tesla Motors op [de directeur] in hoger beroep alsnog zal afwijzen bestaat voor [de directeur] , zonder nadere toelichting, die ontbreekt, geen belang (meer) bij het door hem gelegde beslag. Het hof zal daarom het beslag opheffen.
De proceskostenveroordeling
3.8.
Het hoger beroep van [de directeur] slaagt. Omdat Tesla Motors in het ongelijk zal worden gesteld in hoger beroep, zal het hof haar veroordelen tot betaling van de proceskosten in zowel het hoger beroep als bij de rechtbank.
3.9.
Ook het hoger beroep van Tesla Motors slaagt. Toch zal het hof Tesla Motors in de proceskosten van het incidenteel hoger beroep veroordelen. Doordat het hof oordeelt dat [de directeur] geen partij is bij de bruikleenovereenkomst, heeft Tesla Motors hem onterecht in deze procedure betrokken. Het hof gaat er vanuit dat [de directeur] zonder deze procedure geen beslag op het (leen)autowrak zou hebben gelegd en dan had de vordering tot (onder andere) opheffing van het beslag niet ingesteld hoeven te worden. De proceskostenveroordeling in het hoger beroep van Tesla Motors volgt daarom het lot van de proceskosten in het hoger beroep van [de directeur] .
3.10.
De veroordelingen in deze uitspraak zijn, ook als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad, uitvoerbaar (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
vernietigt het vonnis van de rechtbank Gelderland van 24 februari 2021, zittingsplaats Zutphen, en beslist opnieuw:
In het door [de directeur] ingestelde hoger beroep:
4.2.
wijst de vorderingen van Tesla Motors af;
4.3.
veroordeelt Tesla Motors tot betaling van de volgende proceskosten van [de directeur] tot aan de uitspraak van de rechtbank:
€ 937,00 aan griffierecht;
€ 2.228,00+ aan salaris van de advocaat van [de directeur]
(2 procespunten x tarief IV: € 1.114,00);
€ 3.165,00
en tot betaling van de volgende proceskosten van [de directeur] in hoger beroep:
€ 772,00 aan griffierecht;
€ 109,71 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding aan Tesla Motors;
€ 6.093,00+ aan salaris van de advocaat van [de directeur]
(3 procespunten x appeltarief IV: € 2.031,00);
€ 6.974,71
Deze proceskostenveroordeling omvat ook een veroordeling in de nakosten (kosten die ontstaan na deze uitspraak) [4] ;
4.4.
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente.
In het door Tesla Motors ingestelde hoger beroep:
4.5.
heft het door [de directeur] op het (leen)autowrak met kenteken JJ-519-X gelegde beslag op per de datum van dit arrest;
4.6.
veroordeelt Tesla Motors tot betaling van de proceskosten van [de directeur] in hoger beroep, vastgesteld op
€ 1.115,50(0,5 x 1 procespunt x appeltarief IV: € 2.031,00) aan salaris van de advocaat van [de directeur] .
4.7.
verklaart bovenstaande veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
4.8.
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. F.J. de Vries, S.C.P. Giesen en W.C. Haasnoot, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
11 oktober 2022.

Voetnoten

1.HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2034.
2.HR 26 juni 2009, ECLI:NL:HR:BH9284.
3.HR 29 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1615.
4.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.