ECLI:NL:GHARL:2022:7657

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 september 2022
Publicatiedatum
6 september 2022
Zaaknummer
200.255.789
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake storm- en hagelschadeverzekering met betrekking tot agrarische gebouwen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die schadevergoeding eist van ASR Schadeverzekering N.V. voor schade aan zijn bedrijfsgebouwen, veroorzaakt door een combinatie van storm en hagel. De appellant had zijn gebouwen niet apart verzekerd tegen hagelschade, maar wel tegen stormschade. In eerdere arresten heeft het hof geoordeeld dat de schade aan de gevels van de gebouwen onder de dekking van de polis valt, maar dat de schade aan de daken niet als stormschade kan worden gekwalificeerd. Het hof heeft in deze uitspraak de eerdere bindende eindbeslissingen heroverwogen in het licht van een arrest van de Hoge Raad van 15 oktober 2021, waarin de causaliteitsmaatstaf werd verduidelijkt. Het hof concludeert dat de appellant bewust heeft gekozen voor een beperkte dekking en dat de schade door hagel niet onder de stormdekking valt. De appellant heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die tot een andere beslissing zouden moeten leiden. Het hof bekrachtigt het eindvonnis van de rechtbank en veroordeelt de appellant in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.255.789
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, 431765)
arrest van 6 september 2022
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats1] ,
appellant,
bij de rechtbank: eiser,
hierna: [appellant] ,
advocaat: mr. G.R.A.G. Goorts,
tegen:
de naamloze vennootschap
ASR Schadeverzekering N.V.,
gevestigd te Utrecht,
geïntimeerde,
bij de rechtbank: gedaagde.
hierna: ASR,
advocaat: mr. W.A.M. Rupert.

1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 23 februari 2021 hier over.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
- een akte van [appellant] van 20 juli 2021 met producties;
- een antwoordakte van ASR van 20 juli 2021 met producties;
- een akte van ASR van 10 januari 2022 houdende overlegging productie;
- het proces-verbaal van comparitie van partijen van 1 april 2022 met spreekaantekeningen namens [appellant] ;
- een akte van ASR van 3 mei 2022 met producties;
- een antwoordakte van [appellant] van 31 mei 2022.
1.3
Vervolgens hebben partijen de stukken aanvullend voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

2.De verdere motivering van de beslissing in hoger beroep

2.1
In deze supercel zaak had [appellant] zijn bedrijfsgebouwen niet apart verzekerd tegen hagelschade maar wel tegen stormschade.
In het tussenarrest van 15 september 2020 [1] heeft het hof, kort gezegd, geoordeeld dat er sprake was van een combinatie van storm en hagel en dat de (hagel-)schade aan de metalen sandwichpanelen (de gevels) is veroorzaakt door de storm en onder dekking van de polis valt. Wat betreft de (hagel-)schade aan de daken is geen sprake van stormschade als bedoeld in de polis en deze schade behoeft ASR dan ook niet vergoeden.
Omdat het hof geen inzicht had in de hoogte van de schade aan de gevels van de verzekerde
bedrijfsgebouwen heeft het hof de zaak naar de rol verwezen voor akte uitlating.
2.2
Nadat [appellant] zijn schade had gespecificeerd [2] en ASR deze had betwist, heeft het hof in het tussenarrest van 23 februari 2021 aannemelijk geoordeeld dat [appellant] schade heeft geleden door inslag van de hagelstenen aan de zijkanten van de opstallen, overwogen dat de schade moet worden beoordeeld aan de hand van de polisvoorwaarden en een comparitie van partijen gelast voor inlichtingen over de hoogte van de schade
2.3
Daarna heeft de Hoge Raad in een supercel zaak tegen een andere verzekeraar bij arrest van 15 oktober 2021 [3] over de causaliteitsmaatstaf geoordeeld en het geschilpunt in die zaak zelf beslist. Eén van de overwegingen van de Hoge Raad had betrekking op de vraag wat partijen bij het aangaan van de verzekering zijn overeengekomen. Dat is medebepalend voor de vraag of sprake is van een gedekte schade.
2.4
Mede op grond daarvan heeft ASR verzocht om terug te komen van twee bindende eindbeslissingen in het tussenarrest van 15 september 2020, namelijk 1) dat de schade aan de gevels is veroorzaakt door de storm en 2) dat er ter plaatse sprake is geweest van storm als overeengekomen in de polisvoorwaarden. [appellant] heeft een en ander bestreden.
2.5
Het hof zal dan moeten nagaan of de eisen van een goede procesorde meebrengen dat van die eindbeslissingen moet worden teruggekomen. Dat is bijvoorbeeld het geval indien die beslissingen blijken te berusten op een onjuiste feitelijke en/of juridische grondslag en verder ingeval het op grond van alle betrokken belangen en omstandigheden onaanvaardbaar zou zijn om aan de gegeven beslissingen vast te houden. [4]
2.6
Het betreft hier geen
all risk-polis maar, ook volgens [appellant] , een zogenaamde
named perils-polis, waarbij de verzekerde de mogelijkheid heeft per object en per evenement voor een bepaalde dekking te kiezen. De offerte van ASR van 14 november 2006 bevatte onder meer een brandverzekering [5] en deze brandverzekering bood voor het woonhuis een dekkingsmogelijkheid
“Uitgebreid extra inclusief glas”, voor de drie bedrijfsgebouwen de keuze tussen dekking A
“brand/storm/sneeuwdruk”en dekking B
“uitgebreid”met aan het slot de toevoeging:
“Eigen risico: Storm/Sneeuwdruk 2.00 pro mille van de verzekerde som met een minimum van € 250,- en een maximum van € 1.250,- per risicoadres”en verder nog dekking voor de huishoudelijke inboedel, opruimingskosten, diverse inventaris/goederen, inductieschade en bedrijfsschade.
2.7
De dekkingen A en B onderscheiden zich door verschillende polisvoorwaarden (respectievelijk de Bijzondere Voorwaarden Brand-Storm Indexverzekering voor Agrarische Gebouwen (BAF-06-1) en de Bijzondere Voorwaarden Uitgebreide Indexverzekering voor Agrarische Gebouwen (BAE-06-1) en door een hogere premie voor de uitgebreide dekking B.
De BAF-06-1 biedt in artikel 4 dekking tegen zeven specifiek aangeduide gevaren, waaronder
“5. storm en door die storm vallende of bewegende voorwerpen”.
De BAE-06-1 biedt in artikel 4 dekking tegen 20 specifiek aangeduide gevaren, waaronder
“5. storm en door die storm vallende of bewegende voorwerpen”en verder onder:
“20. water en neerslag:
a (…)
bdirecte neerslag
1. water dat onvoorzien het gebouw is binnengedrongen als
gevolg van:
-regen, sneeuw of hagel;
-smeltwater dal ter plaatse is ontstaan;
2. inslag van hagelstenen.
Wij bieden dekking voor de reparatiekosten aan daken, dakgoten, balkons en afvoerpijpen. De vergoeding bedraagt maximaal 10% van het verzekerde bedrag. Wij kunnen bij de
vaststelling van de schade een redelijke aftrek toepassen die afhankelijk is van de staat van onderhoud. Als de inslag plaatsvindt tijdens storm is het eigen risico voor storm van toepassing.”
2.8
Voor [appellant] bestond dus de mogelijkheid om naast stormschade (onder dekking A) ook hagelschade (onder dekking B met andere risico’s) mee te verzekeren. [appellant] werd bijgestaan door een assurantieadviseur, [naam1] . [appellant] heeft de offerte van 30 november 2006 aanvaard met de opmerking:
“dekking voor bedrijfsgebouwen moet zijn Brand/Storm/Sneeuwdruk”, een keuze dus voor beperkte dekking A. Terwijl voor de woning wel de uitgebreide dekking, inclusief tegen hagelschade, was voorzien. Vanwege de dekkingsmogelijkheden A en B en de bijstand door een assurantieadviseur moet er redelijkerwijs van worden uitgegaan dat [appellant] zich bewust is geweest van de keuzemogelijkheid van de uitgebreide dekking B maar daarvoor niet heeft gekozen, hetgeen in beginsel voor zijn risico komt.
2.9
[appellant] heeft uiteengezet dat het gebruikelijk is om voor agrarische opstallen te opteren voor de brand-storm-dekking, indien nodig aangevuld met andere dekkingen, en dat de uitgebreide dekking slechts wordt gebruikt als de opstallen en/of functionele inrichting schade zouden kunnen oplopen als gevolg van binnendringende neerslag. Volgens hem is hagelschade mee te verzekeren tot 10% van de verzekerde som, evenals 10% opruimingskosten boven de verzekerde som, en zijn in de offerte op maat wel de opruimingskosten meegenomen maar niet de dekking voor hagelschade.
2.1
Op de comparitie van 1 april 2022 heeft [appellant] onder meer verklaard dat hij, [naam1] en ASR’s verzekeringsinspecteur/agrarisch accountmanager/buitendienstmedewerker [naam2] , destijds in verband met de offerte rond het pand zijn geweest, dat [appellant] nieuwe daken had en dat [naam2] zei dat bij hagelschade de hagel niet door het dak kwam en dat het anders onder stormschade viel, zodat [appellant] het niet apart behoefde te verzekeren. Ook heeft [appellant] aangevoerd dat het nagenoeg nieuwe opstallen betrof, waarvan de (asbestvrije) daken bestand zouden moeten zijn tegen hagel. Het is dus duidelijk dat [appellant] bewust heeft gekozen voor de beperkte dekking A. Hij heeft niet gekozen voor de uitgebreide dekking B, waarin inslag van hagelstenen afzonderlijk was gedekt.
2.11
In het licht van de aard van de onderhavige verzekering als
named perils-polis, de bewoordingen en inhoud van dekking A, en de omstandigheid dat dekking B de mogelijkheid bood om naast stormschade ook hagelschade te verzekeren, moet – bij gebreke van aanwijzingen voor het tegendeel – dekking A beperkt worden uitgelegd in die zin dat schade die door storm wordt toegebracht wel gedekt is, maar schade die ontstaat door neerslag van hagel niet. Dit is in overeenstemming met hetgeen de Hoge Raad heeft overwogen in zijn bovengenoemde arrest van 15 oktober 2021 onder 3.3 en afwijkend van wat het hof eerder heeft overwogen in het tussenarrest van 15 september 2020. [6] [appellant] beroept zich nog wel op de slotzin uit dekking B
“Als de(hagel-, hof)
inslag plaatsvindt tijdens storm is het eigen risico voor storm van toepassing.”Maar dit is de slotzin uit de tekst van de hageldekkingsclausule sub B en daaruit mocht [appellant] , bijgestaan door zijn assurantieadviseur, in redelijkheid niet afleiden dat ook, buiten dekking B, hagelinslag tijdens storm onder dekking A was gedekt. Integendeel: deze bepaling is bezwaarlijk anders te lezen dan dat hagelschade, ontstaan tijdens een storm, gedekt is, maar met toepassing van een eigen risico, zoals ook bij de andere stormschades
2.12
Bij de hiervoor gegeven uitleg van de polisvoorwaarden past het niet om schade die ontstaat door neerslag van hagel, ook indien hevige storm van invloed is geweest op de grootte en zwaarte van de hagelstenen, door toepassing van een ruime causaliteitsmaatstaf (alsnog) onder dekking A te brengen door de hagelschade aan te merken als een gevolg van storm in de zin van de polis. Een aparte dekking voor hagelschade zou zinledig zijn als (forse) hagel uit een supercel/storm wel onder het begrip “storm” zou vallen en andere hagelschade niet; zo’n onderscheid bevordert bepaald niet de duidelijkheid van een polis.
2.13
Op 23 juni 2016 zijn hagelstenen met extreme afmetingen gevallen, die de daken, goten en zijwanden van de bedrijfsgebouwen van [appellant] hebben beschadigd. Deze schade kan naar redelijkheid niet kan worden beschouwd als een gevolg van storm in de zin van de polis. Het zijn wel “voorwerpen” zoals [appellant] heeft betoogd, maar het blijft ook hagel. Dekking onder artikel 4 sub 5 van de voorwaarden BAE-06-1 is dan ook niet aan de orde. Dat zou immers een extensieve uitleg van de polisvoorwaarden inhouden.
2.14
[appellant] heeft getuigenbewijs aangeboden (door het horen van hemzelf, [naam1] en [naam2] ) van zijn stellingen:
- a) dat (met [naam2] van ASR) werd afgesproken dat de van Interpolis over te sluiten verzekering met een dekking
“één-op-één”zou aansluiten bij de Interpolisdekking, waar [appellant] dekking had voor hagelinslag tijdens storm en
- b) en c) dat [naam2] desgevraagd heeft bevestigd b) dat, als er hagel zou vallen tijdens storm, de stormdekking van de polis dekking zou geven en/of c) dat de dekking bij ASR identiek zou zijn aan de dekking zoals [appellant] deze eerder genoot bij Interpolis.
2.15
ASR heeft gemotiveerd bestreden dat Interpolis bij het oversluiten in november 2006 dekking bood voor hagelinslag tijdens storm.
Bij Interpolis had [appellant] geen aparte dekking voor hagelschade, wel voor storm. Interpolis heeft vanaf de prolongatiedatum januari 2015 in haar Verzekeringsvoorwaarden Bedrijven Compact Polis Agrarisch versie 5.4 aan de stormdekking toegevoegd:
“Onder schade door storm verstaan wij niet de schade die tijdens de storm door de inslag van hagel is ontstaan.”Daaruit concludeert [appellant] , onder verwijzing naar een arrest van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch van 13 januari 2009 [7] dat het tot januari 2015 onder de Verzekeringsvoorwaarden Bedrijven Compact Polis Agrarisch versie 5.3 gebruikelijk was om inslag van hagelstenen tijdens storm te vergoeden onder de stormdekking.
Ook dit heeft ASR gemotiveerd bestreden. Het aangehaalde arrest wijst er ook niet op. Daarin heeft het hof slechts geoordeeld:
“Het gaat in dit geval om het effect dat de opgetreden storm heeft gehad op de watermassa die zich op het dak had verzameld en daardoor op het dak zelf. Een dergelijk effect valt binnen het bereik van de polisvoorwaarden.”Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat dit eveneens zou gelden voor hagelinslag tijdens storm. Bovendien wijst de verdere rechtspraak hier op het tegendeel [8] . Het betreft aldus geen gevaar uitsluiting maar een verduidelijking van de primaire dekkingsomschrijving, zoals dit hof al heeft beslist in een supercel zaak tegen Interpolis. [9]
Nu ASR in 2006 voor een geval als dit geen dekking bood onder de rubriek stormschade, kunnen de stellingen a) en c) geen effect sorteren.
2.16
Als [naam2] desgevraagd zou hebben bevestigd dat, als er hagel zou vallen tijdens storm, de stormdekking van de polis dekking zou geven (stelling b) dan mocht [appellant] , bijgestaan door zijn assurantieadviseur [naam1] , daaraan nog niet zonder meer recht of vertrouwen ontlenen dat hij het hagelgevaar niet hoefde bij te verzekeren terwijl dit wel door ASR onder dekking B apart werd aangeboden tegen extra premie. Hierbij betrekt het hof dat zowel op grond van de daarna verstrekte polis als op grond van de polisvoorwaarden (BAF-06-1) voor [appellant] en [naam1] duidelijk moest zijn dat geen dekking werd verleend voor hagelschade en dat de algemene term “voorwerpen” in artikel 4 sub 5 van de voorwaarden BAF-06-1 daar ook niet op duidde. Van hem had dan tenminste mogen worden verwacht dat hij over de gestelde dekking voor hagelschade bij storm duidelijkheid van ASR had gevraagd, omdat van een ondernemer als [appellant] , bijgestaan door een ervaren adviseur, mag worden verwacht dat die begrijpt dat de polis en de polisvoorwaarden doorslaggevend zijn voor de te verlenen dekking. Stelling b) slaagt niet. Een getuigenverhoor kan niet tot een andere uitkomst leiden.
2.17
Bij antwoordakte van 31 mei 2022 heeft [appellant] nog aangevoerd dat als na inspectie van een bedrijf blijkt dat er een aanzienlijk risico is op hagelschade, de dekking hagelschade dan separaat wordt aangeboden naast de bestaande brand/storm-dekking, onder toepasselijkheid van de polisvoorwaarden BAE-06-1 (Bijzondere Voorwaarden Uitgebreide Indexverzekering voor Agrarische Gebouwen). Dit betreft echter een nieuwe stelling in strijd met de twee conclusie regel, waarop ASR bovendien niet heeft kunnen reageren. Daarom passeert het hof deze stelling.
2.18
[appellant] had dus voor de hagelschade ontstaan op 23 juni 2016 geen dekking onder de polis. De eisen van een goede procesorde brengen mee dat van eindbeslissing in het tussenarrest van 15 september 2020 over de dekking moet worden teruggekomen. Die beslissing blijkt te berusten op een onjuiste juridische grondslag, gezien het arrest van de Hoge Raad van 15 oktober 2021. Op grond van alle betrokken belangen en omstandigheden zou het onaanvaardbaar zijn om aan de gegeven beslissing vast te houden.
Of het bij [appellant] heeft gestormd als overeengekomen in de polisvoorwaarden behoeft dan niet meer opnieuw te worden beoordeeld.
2.19
[appellant] verder heeft geen feiten en/of omstandigheden aangevoerd die, indien bewezen, tot een andere beslissing zouden moeten leiden. Daarom passeert het hof zijn bewijsaanbod.
3. De slotsom
3.1
Het hoger beroep faalt. Het bestreden eindvonnis zal worden bekrachtigd.
3.2
Als de in het ongelijk te stellen partij is [appellant] terecht veroordeeld in de proceskosten bij de rechtbank en zal hij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van ASR zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht (verschotten) € 5.382
- salaris advocaat € 18.288 (4,5 punten x appeltarief VI).

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
4.1
bekrachtigt het eindvonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 14 november 2018;
4.2
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van ASR vastgesteld op € 5.382 voor verschotten en op € 18.288 voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief;
4.3
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.W. Steeg, R.A. Dozy en J. Sap, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 6 september 2022.

Voetnoten

1.hof Arnhem-Leeuwarden 15 september 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:7238
2.hof Arnhem-Leeuwarden 23 februari 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:1693, rov. 2.1
3.HR 15 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1523
4.Zie onder meer HR 4 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2461.
5.en verder nog een milieuschadeverzekering, een aansprakelijkheidsverzekering voor landbouwers, een rechtsbijstandverzekering en een landbouwwerktuigenverzekering
6.HR 15 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1523 en hof Arnhem-Leeuwarden 15 september 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:7238
7.hof ’s-Hertogenbosch 13 januari 2009, ECLI:NL:GHSHE:2009:B10201, rov. 4.26
8.Vergelijk rechtbank Rotterdam 4 november 2016 ECLI:NL:RBROT:2016:8456 en hof Den Haag 5 september 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:2476.
9.hof Arnhem-Leeuwarden 17 september 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:7566, rov. 2.5 – 2.11