AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Hypothecaire kredietverlening en onderzoeksplicht van de bank bij overkreditering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen ABN AMRO BANK N.V. over de vraag of de bank hen onverantwoord heeft overkrediteerd bij de hypothecaire kredietverlening. Appellanten, een levenspartnerspaar, hebben in 2006 een hypothecaire lening aangevraagd voor de aankoop van een nieuwe woning, terwijl zij al een hypotheek op hun oude woning hadden. De bank heeft de lening goedgekeurd op basis van de door appellanten opgegeven inkomens, maar appellanten stellen dat de bank haar zorgplicht heeft geschonden door niet zelfstandig onderzoek te doen naar hun financiële situatie. De rechtbank Gelderland heeft in eerste aanleg geoordeeld dat er geen sprake was van overkreditering, maar appellanten hebben in hoger beroep zeven grieven ingediend. Het hof oordeelt dat de bank niet voldoende onderzoek heeft gedaan naar de inkomenspositie van appellanten en dat zij tekort is geschoten in haar zorgplicht. Het hof verwijst de zaak naar de rol voor verdere behandeling van de eigen schuldvraag van appellanten. De beslissing van het hof is een tussenuitspraak, waarbij de verdere procedure wordt aangehouden.
Voetnoten
1.tegen hypotheeklasten van € 28.447,72 per jaar; zie memorie van grieven sub 13
2.productie 7, vierde en volgende bladzijden bij conclusie van antwoord en hierna rov. 3.5.1
3.productie 46 bij akte [appellanten] van 7 september 2021 en hierna rov. 3.5.2
4.productie 8, vanaf tweede blad bij conclusie van antwoord en hierna rov. 3.5.4
5.productie 7, eerste drie bladzijden bij conclusie van antwoord en hierna rov. 3.5.5
6.productie 2 bij inleidende dagvaarding
7.Zie memorie van grieven sub 13.
8.productie 8, het eerste blad bij conclusie van antwoord en hierna rov. 3.5.6
9.productie 1 bij inleidende dagvaarding
10.productie 3 bij inleidende dagvaarding
11.Zie de notariële afrekening in productie 47 bij akte [appellanten] van 7 september 2021.
12.productie 6 bij inleidende dagvaarding
13.aldus de verklaring van [appellante] in het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, p. 14
15.achteraf berekend in productie 11 bij inleidende dagvaarding
16.Zie hierna rov. 3.5.3.
18.productie 21 bij inleidende dagvaarding
19.productie 30 bij inleidende dagvaarding
21.producties 12 – 17 bij inleidende dagvaarding
23.onder de devolutieve werking van het hoger beroep en tevens in de memorie van antwoord sub 29