Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellant] ,
[appellante] ,
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
3.De kern van de zaak
4.De beoordeling van het hoger beroep
Het bestendig inkomen van € 144.000,-
”[…]A bonus arrangement of 20% of your yearly salary applies for you. This bonus is fixed on basis of the CMM of Electrical Europe. The details of the CMM and the bonus scheme are set out in the attachment.” Rabobank is er op basis daarvan van uitgegaan dat [appellant] een minimumbonus van 20% per jaar zou ontvangen. Volgens [appellant] c.s. bleek echter uit de bijlage (het
attachment) waarnaar in artikel 6 van de arbeidsovereenkomst wordt verwezen dat de bonus ook nihil kon zijn en dat Rabobank daarom de bonus niet mee had mogen nemen. Beide partijen hebben echter naar voren gebracht dat de bijlage in de gesprekken in oktober 2006 tussen Rabobank en [appellant] c.s. niet ter sprake is geweest. Rabobank heeft daarnaast de ontvangst van de bijlage betwist en [appellant] c.s., op wie – anders dan hij betoogt – ingevolge artikel 150 Rv ter zake de bewijslast rust, heeft van zijn stelling geen (specifiek) bewijs aangeboden. Het hof neemt derhalve als vaststaand aan dat Rabobank niet bekend was met (de inhoud van) deze bijlage. Rabobank mocht daarom op basis van de (taalkundige) uitleg van artikel 6 in de overeenkomst uitgaan van een jaarlijkse bonus van 20% bij de berekening van het bestendig inkomen. Er rustten in dat verband dus ook geen hogere onderzoeks- en zorgvuldigheidseisen op Rabobank. De grieven 1.a t/m 1.e falen.
Berekening woonlast
“Bij de bepaling van de leencapaciteit wordt - ongeacht de aflossingsvorm of de rentevastperiode van de hypothecaire financiering - uitgegaan van ten minste de lasten behorende bij een 30-jarige annuïtaire lening.”
“De hypothecair financier zal het maximale bedrag van de bruto lasten verbonden aan een hypothecaire financiering vaststellen op basis van actuele door het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (NIBUD) te Utrecht vastgestelde woonlastpercentages. Als de hypothecaire financiering wordt verstrekt aan meer consumenten zal het woonlastpercentage worden gebaseerd op de consument met de hoogste inkomsten.”
“Kortom: de Bank koos er dus destijds voor om te toetsen op basis van werkelijke lasten, dat mocht ook (want zij was bij de verstrekking van de financiering niet gehouden aan de Gedragscode) en dat was — gelet op het voorgaande — ook gerechtvaardigd. Belangrijker is echter nog dat — als de Bank wél was uitgegaan van een
Onvolledige advisering over de hypotheek
Inbreng van eigen vermogen
De verstrekking van de financiering is afhankelijk van inbreng van eigen middelen. Deze worden gebruikt voor gedeeltelijke betaling van de woning inclusief bijkomende kosten en/of als inkomensaanvulling en/of als lastenverlaging”. Dat inbreng van eigen middelen noodzakelijk was voor de verkrijging van de financiering mag op die basis bekend worden verondersteld. Het had – mede vanuit zijn financiële achtergrond – op de weg van [appellant] gelegen om daar iets over op te merken of vragen over te stellen, wanneer [appellant] c.s. het niet eens was met de (hoogte van) inbreng van eigen vermogen. Het hof ziet dan ook niet in hoe Rabobank onder gegeven omstandigheden een verwijt kan worden gemaakt op dit punt. Grief 4 d. faalt daarom.