In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep van belanghebbende tegen de Inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft de afwaardering van een rekening-courantvordering van belanghebbende op haar vennootschap [naam6] B.V. en de aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) en de Zorgverzekeringswet (Zvw) voor het jaar 2015. Belanghebbende had een aanslag IB/PVV opgelegd gekregen, waarin een verliesvaststellingsbeschikking van nihil was opgenomen, en daarnaast een aanslag Zvw. De Inspecteur had de aanslagen gehandhaafd, maar belanghebbende stelde dat de rekening-courantvordering ten laste van het ter beschikking gestelde resultaat (tbs-resultaat) moest worden afgewaardeerd. De rechtbank Gelderland had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, maar het Hof oordeelde dat de Inspecteur niet aannemelijk had gemaakt dat de rekening-courantvordering onzakelijk was. Het Hof concludeerde dat de afwaardering van de rekening-courantvordering op grond van goed koopmansgebruik (GKG) was toegestaan. Tevens werd de aanslag Zvw vernietigd, omdat belanghebbende geen inkomensafhankelijke bijdrage verschuldigd was. Het Hof verklaarde het hoger beroep van belanghebbende gegrond en het incidentele hoger beroep van de Inspecteur ongegrond.