Uitspraak
bij de rechtbank: eiseres,
Valquest,
1.[geïntimeerde1] ,
[geïntimeerden] c.s.advocaat: mr. J. van Lunen, die kantoor houdt te 's-Gravenhage,
5. zij die verblijven in de onroerende zaak of een gedeelte daarvan, allen verblijvende te [woonplaats1] op het adres [adres1] ,
de overige krakers,
1.De procedure bij de voorzieningenrechter
2.De procedure bij het hof
- de memorie van antwoord van [geïntimeerden] c.s. van 29 maart 2022 (met producties),
- het tussenarrest van het hof van 5 april 2022, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van de op 31 mei 2022 gehouden mondelinge behandeling, met daaraan gehecht de spreekaantekeningen van mrs. De Boer en Van Lunen.
3.3. Waar gaat het in deze zaak om?
3.2 Anders dan de voorzieningenrechter komt het hof tot het oordeel dat Valquest voldoende spoedeisend belang heeft bij ontruiming. Het hof zal dit oordeel hierna motiveren, door eerst de relevante feiten en de procedure bij de voorzieningenrechter te vermelden en door daarna de standpunten van partijen te bespreken.
4.De vaststaande feiten
4.4 Valquest heeft de krakers bij brief van 12 januari 2022 meegedeeld dat zij zich zonder recht of titel in het pand bevinden, wat onrechtmatig is, en ook dat Valquest het pand heeft verkocht en aan een derde moet leveren. Valquest heeft de krakers gesommeerd het pand uiterlijk op 14 januari 2022 te verlaten, aan welke sommatie de krakers geen gevolg hebben gegeven.
‘Op 22 november 2021 heeft L.M.J.D. B.V. van Stichting Valquest de panden [adres1] , u
‘( ... ) Cliënte heeft Stichting Valquest financiering verstrekt ten behoeve van de aankoop van de
‘( ... ) Naar aanleiding van het verzoek van uw cliënte om de levering van de panden
nietkan instemmen. Zoals uw cliënte bekend is heeft cliënte renovatieplannen voor het pand die direct na levering op 1 februari a.s. moeten worden uitgevoerd teneinde de panden voor de nieuwe huurders gereed te maken. Kortom uitstel van levering is niet aan de orde. Voorts is uw cliënte ook bekend dat er in de panden asbest aanwezig is en dat sanering moet plaatsvinden. Vanwege het aanwezige asbest mogen de panden absoluut niet bewoond worden.
e-mail van 20 januari 2020 meegedeeld:
‘In opdracht van Stichting Valquest heb ik ruim 6 maanden geleden aan de [adres1] te
5.Het geschil en de beslissing van de voorzieningenrechter
6.De beoordeling van de grieven en de vordering
Leidt ontruiming tot ongerechtvaardigde leegstand?6.6 Met haar eerste grief komt Valquest op tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat op dit moment onvoldoende valt uit te sluiten dat een uit te spreken ontruiming tot ongerechtvaardigde leegstand zou leiden. Met haar vijfde grief (abusievelijk genummerd IV) stelt Valquest in algemene zin dat de belangenafweging door de voorzieningenrechter niet juist is. Zij stelt daartoe onder meer dat het pand al door haar was verkocht geruime tijd voordat de krakers hun intrek namen en dat van dit laatste sprake was, kort voordat zij tot levering aan LMJD moest overgaan. Ook stelt zij dat LMJD aan haar heeft kenbaar gemaakt het pand na levering te willen renoveren om het gereed te maken voor nieuwe huurders en dat deze plannen voldoende concreet zijn gemaakt. [geïntimeerden] c.s. hebben daartegenover gesteld dat zij de gepresenteerde plannen nog altijd vaag en bovendien tegenstrijdig achten. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep hebben zij bovendien gesteld dat er geen bewijs is dat de koopovereenkomst tussen Valquest en LMJD daadwerkelijk in november 2021 is getekend.
6.8 Valquest heeft haar stelling dat de plannen van LMJD als koper van het pand voldoende concreet zijn en dat ontruiming niet tot ongerechtvaardigde leegstand zal leiden in hoger beroep nader onderbouwd. Anders dan de voorzieningenrechter oordeelt het hof dat Valquest voldoende concreet inzicht heeft verstrekt in de (toekomstige) plannen van LMJD en voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat ontruiming niet tot ongerechtvaardigde leegstand zal leiden
.6.9 Zo heeft zij erop gewezen dat LMJD, blijkens de in 4.8 gedeeltelijk geciteerde e-mail van haar advocaat van 20 januari 2022, kenbaar heeft gemaakt het pand na levering te willen renoveren om het gereed te maken voor nieuwe huurders en dat dit ook blijkt uit het in hoger beroep als productie 3 overgelegde e-mail bericht van 17 februari 2022 van de advocaat van LMJD. In deze brief schrijft de advocaat van LMJD onder meer dat ‘cliënte de panden niet
[heeft] aangekocht als een louter beleggingsobject. Cliënte zal het pand renoveren en het bovenste deel van het pand zal door haarzelf als kantoorruimte in gebruik worden genomen, zulks nadat het sloopbedrijf de sanering heeft uitgevoerd en de aannemer de panden heeft opgeleverd. Zoals u weet rat de aannemer op 14 maart as mits dit nog gehaald kan gaan worden. Cliënte wil de panden uiterlijk medio mei/juni aanstaande betrekken. De vraag of dit mogelijk is hangt thans af van het schema van de aannemer en de snelheid waarmee het spoedappel wordt afgewikkeld. Het onderste gedeelte (begane grond en eerste verdieping) van het pand wordt gereed gemaakt voor horeca. Cliënte is op 24 januari 2022, ervan uitgaande dat de panden conform overeenkomst zou worden geleverd, een huurovereenkomst aangegaan (voor de begane grond en de eerste verdieping) van de panden met een huurder. Cliënte dient aan verplichtingen jegens de huurder te kunnen voldoen en dient het verhuurde per 1 april 2022 ter beschikking te kunnen stellen. Voor cliënte is het van wezenlijk belang dat het onderste gedeelte voor horeca ingezet en verhuurd kan worden aangezien zij bij de aankoop en de financiering van het pand rekening heeft gehouden met de huuropbrengsten. Van leegstand zal geen sprake zijn, cliënte heeft daar uiteraard ook geen enkel belang bij, dit moge duidelijk zijn
.’
‘Op 23 november j.l. heb ik het pand (…) tezamen met u bezocht. Het pand zou worden aangekocht waarbij de bovenste verdiepingen als kantoor ingericht zouden worden en het onderste gedeelte gereedgemaakt moest worden voor de verhuur van horeca (café-restaurant). In het pand is tevens asbest aangetroffen dat eerst gesaneerd dient te worden volgens opgaaf van de asbestdeskundige, die hiervoor direct nadat het pand beschikbaar was, een definitief plan zou opstellen. Na de saneringswerkzaamheden door [naam3] Sloopwerken zouden wij het pand verder leegmaken en strippen, waarna wij een algehele renovatie zouden uitvoeren (…).Zoals reeds aangegeven verwachtten wij deze werkzaamheden binnen drie maanden na aanvang van de werkzaamheden gereed te hebben. Wij spraken evenwel af dat wij de werkzaamheden daar waar mogelijk zodanig zouden inrichten en uitvoeren dat de bovenste verdiepingen als eerste gereed zijn zodat deze als eerste betrokken konden worden.Wij zouden in week 13 starten met de werkzaamheden, maar u gaf vrijdagmiddag 28 januari aan dat u het pand nog niet had omdat er krakers in intrek in het pand hebben genomen. Wij hadden daar niet op gerekend en wij hadden de planning ook klaar om op 14 maart te beginnen. Wij kunnen de werkzaamheden nu echter pas inplannen zodra wij weten wanneer wij in het pand kunnen. Hierbij zijn wij ook afhankelijk van de beschikbaarheid van derden die wij moeten inschakelen. Wij kunnen dus niet een opleverdatum garanderen. (…) Ons bedrijf heeft al een deel van de materialen ingekocht en het personeel hadden wij ook al ingepland. Wij zullen de kosten vanwege het niet elders kunnen inzetten van ons personeel wel aan u doorberekenen door dat we de werkzaamheden niet tijdig conform overeenkomst kunnen opstarten.’
Het is van belang dat het pand aan de [adres1] 9 geheel leeg en ontruimd is om onze werkzaamheden te doen. Het is ten tijde van het saneren verboden het pand zonder toestemming te betreden.’ Uit de als productie 14 in hoger beroep door Valquest overgelegde brief van [naam3] van 17 mei 2022 volgt bovendien dat het sloopbedrijf bereid en in staat is de sloopwerkzaamheden op korte termijn dan wel uiterlijk zeven dagen nadat de krakers het pand aan de [adres1] hebben verlaten te verrichten, dat de sloopwerkzaamheden naar verwachting een kleine week in beslag zullen nemen, maar ook dat het sloopbedrijf pas een nadere planning kan maken nadat duidelijk is wanneer de krakers zullen vertrekken.
Spoedeisend belang?6.16 Gezien de hiervoor genoemde omstandigheden, waaruit naar het oordeel van hof volgt dat Valquest voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat ongerechtvaardigde leegstand na ontruiming niet valt te duchten, is het spoedeisend belang van Valquest gelegen in het feit dat LMJD jegens haar, onder meer in de brief van 12 januari 2022 en de e-mails van haar advocaat van 20 januari 2022 en 17 februari 2022 aanspraak maakt op levering van het pand, leeg en ontruimd, op de contractueel overeengekomen boete van 20% van de koopsom en op vergoeding van schade (bijvoorbeeld de schade van de aannemer vanwege het feit dat hij niet heeft kunnen aanvangen en de huurderving die daarop volgt).
6.17 Anders dan de voorzieningenrechter is het hof, in het licht van de hiervoor geformuleerde uitgangspunten, van oordeel dat het woonbelang van [geïntimeerden] c.s. en de overige krakers daar niet tegenop weegt. Het hof heeft daarbij in de beoordeling betrokken dat het woonbelang niet bestond ten tijde van de verkoop van het pand door Valquest aan LMJD, dat op het moment dat de krakers hun intrek in het pand namen geen sprake was van langdurige leegstand, omdat Valquest onweersproken heeft gesteld dat het pand tot 15 augustus 2021 is bewoond, dat de krakers relatief kort in de panden verblijven en dat Valquest vanaf het moment dat zij wist dat haar panden gekraakt werden kenbaar heeft gemaakt dat zij een einde aan de onrechtmatige bewoning wilde maken, waarbij Valquest de krakers in een brief van 12 januari 2022 heeft gesommeerd het pand uiterlijk op 14 januari 2022 te verlaten. Valquest heeft voorts aangifte gedaan op 7 februari 2022 en is de onderhavige kort geding procedure gestart op 17 januari 2022, zodat [geïntimeerden] c.s. en de overige krakers geruime tijd hebben kunnen anticiperen op een ontruiming. Met Valquest is het hof van oordeel dat de voorzieningenrechter met deze omstandigheden rekening had moeten houden. Ten slotte volgt uit de brief van LMJD van 12 januari 2022 en uit de e-mail van haar advocaat van 20 januari 2022 dat LMJD aanspraak maakt op vrije en onbezwaarde levering door Valquest (zonder krakers), zodat de stelling van [geïntimeerden] c.s. dat Valquest ook kan leveren inclusief de krakers, niet opgaat.
6.22 Als de (overwegend) in het ongelijk te stellen partij zal het hof [geïntimeerden] c.s. en de overige krakers hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, in de kosten van beide instanties veroordelen, omdat tegen de hoofdelijkheid geen verweer is gevoerd. De kosten voor de procedure in eerste aanleg aan de zijde van Valquest zullen worden vastgesteld op:
subtotaal verschotten €
779,33
€ 656,-
894,25
€ 2.228,-(2 punten x tarief II)