ECLI:NL:GHARL:2021:4633

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 mei 2021
Publicatiedatum
12 mei 2021
Zaaknummer
200.293.833
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding over ontruiming van kraakpand en belangenafweging tussen krakers en de Staat

In deze zaak gaat het om een kort geding waarin acht appellanten, de Krakers, zich verzetten tegen de ontruiming van een kraakpand gelegen op een bedrijventerrein in [A]. De Officier van Justitie heeft hen op 12 maart 2021 geïnformeerd dat het pand binnen acht weken ontruimd zal worden, wat aanleiding gaf tot een kort geding. De voorzieningenrechter in Utrecht heeft op 23 april 2021 het verzoek van de Krakers om een verbod op de ontruiming afgewezen. De Krakers hebben hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Het hof heeft in zijn uitspraak van 12 mei 2021 het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd. Het hof oordeelt dat de ontruimingsbrief voldoende duidelijk was voor alle krakers, ook al werd slechts één straatadres genoemd. De belangen van de Staat, die de ontruiming rechtvaardigen, wegen zwaarder dan de woonbelangen van de Krakers. De Staat heeft aannemelijk gemaakt dat de eigenaren van het pand door de ontruiming huurinkomsten kunnen ontvangen en dat het pand daarna gesloopt zal worden voor nieuwbouw. Het hof concludeert dat de Krakers, indien ontruimd, dakloos zullen worden, maar dat dit niet opweegt tegen de belangen van de Staat en de eigenaren. De grieven van de Krakers worden verworpen en zij worden in de kosten van het hoger beroep veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.293.833
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland (Utrecht): C/16/518865)
arrest in kort geding van 12 mei 2021
in de zaak van
[appellant1] , [appellant2] , [appellant3] , [appellant4] , [appellante5] , [appellant6] , [appellante7]en
[appellant8] ,
allen wonend in [A] ,
appellanten, in eerste aanleg eisers,
hierna: de Krakers,
advocaat: mr. J. van Lunen,
tegen:
de rechtspersoon naar publiekrecht
de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie en Veiligheid),
met zetel in Den Haag,
geïntimeerde, in eerste aanleg gedaagde,
hierna: de Staat,
advocaat: mr. M. Beekes.

1.Samenvatting

De acht appellanten zijn krakers die wonen op het bedrijventerrein [B] in [A] , in een gebouw met zes straatadressen: [a-straat1] , [a-straat2] , [a-straat3] , [a-straat4] en [a-straat5] en [b-straat1] . De Officier van Justitie heeft bij brief van 12 maart 2021 aan hen die wonen/vertoeven in het pand [a-straat1] geschreven dat zij verdacht worden van overtreding van de artikelen 138, 138a en/of 139 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en aangekondigd dat het pand binnen acht weken zal worden ontruimd. De Krakers hebben daarop in kort geding een verbod op die ontruiming gevorderd, maar dat verbod is door de voorzieningenrechter in Utrecht bij vonnis van 23 april 2021 geweigerd. De Krakers hebben bij dit hof tegen het vonnis hoger beroep ingesteld, waarop het hof nu beslist.
Het hof bekrachtigt het kort geding-vonnis. Hieronder volgt na een korte aanduiding van de processtukken uitleg van die beslissing, die erop neer komt dat de ontruimingsbrief is gericht aan alle krakers in het gebouw, ook al wordt daarin maar één van de zes straatadressen van het gebouw genoemd, en dat volgens de in 2010 op dit gebied ingevoerde wetgeving de belangen van de Staat bij de ontruiming de inbreuk op het woonrecht van de Krakers rechtvaardigen (er is met andere woorden voldaan aan de eis van proportionaliteit). De Staat heeft namelijk voldoende aannemelijk gemaakt dat de eigenaren door de ontruiming huurinkomsten kunnen ontvangen en dat zij het pand daarna zullen slopen om plaats te maken voor nieuwbouw. De Officier van Justitie hoeft niet te wachten met de ontruiming van dat pand tot ook een naastgelegen gebouw aan de [c-straat] kan worden ontruimd.

2.De processtukken

Het hof heeft de volgende processtukken ontvangen:
- het procesdossier in eerste aanleg, met onder meer het eindvonnis van 23 april 2021 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht – dit procesdossier is ter zitting in hoger beroep aangevuld,
- de op 4 mei 2021 om 13:40 uitgebrachte dagvaarding in hoger beroep, met grieven,
- de memorie van antwoord met producties 16 tot en met 21,
- de door de advocaat van de Krakers voorafgaand aan de zitting ingestuurde producties 9 tot en met 15,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op de openbare zitting van het hof van 11 mei 2021.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft het hof beslist dat het vandaag arrest zal wijzen.

3.De motivering van de beslissing in hoger beroep

de eerste grief: de ontruimingsaanzegging
3.1
Terecht heeft de voorzieningenrechter overwogen dat de Officier van Justitie met de brief van 12 maart 2021 de ontruiming van het gehele bedrijfsgebouw heeft aangekondigd. Dat betekent dat in dit geval daarmee ook voor de krakers die in gedeeltes van het gebouw wonen/verblijven die met een ander straatadres worden aangeduid voldoende duidelijk is gemaakt dat de ontruiming op korte termijn kan volgen indien zij geen kort geding aanspannen. In dit geval hebben alle krakers er namelijk voor gekozen om gezamenlijk aan de eigenaren brieven te schrijven, al of niet via de beheerder, waarin zij telkens schrijven over de ingebruikname door hen van: ‘ [a-straat1] t/m [a-straat5] (…) [b-straat1] ’ en over ‘uw pand’. Dat volgt uit de brieven die als productie 1 bij dagvaarding in eerste aanleg zijn overgelegd. Daaruit blijkt dat alle krakers van het bedrijfsgebouw dat gebouw als één pand hebben beschouwd. Het moet dan ook voor alle krakers duidelijk zijn geweest dat de ontruimingsaankondiging aan hen was gericht en dat zij hun woonrecht zouden kunnen verliezen indien zij geen kort geding tegen de Staat zouden beginnen. De grief is ongegrond.
de tweede grief: de belangenafweging
3.2
Omdat het hier gaat om een kort geding naar aanleiding van een door de Officier van Justitie op grond van artikel 551a Sv aangezegde ontruiming van een kraakpand zal het hof in deze zaak de rechtsregel toepassen die in het arrest van 28 oktober 2011 van de Hoge Raad [1] is geformuleerd. Daarmee geldt als uitgangspunt dat de wetgever in 2010 (in abstracto) voorrang heeft gegeven aan het belang van de openbare orde, het beëindigen van strafbare feiten en de bescherming van de rechten van derden boven het huisrecht van de kraker en dat in ieder concreet geval door de rechter moet worden onderzocht of de ontruiming de proportionaliteitstoets kan doorstaan. De daarmee voorgeschreven belangenafweging kan, aldus nog steeds het arrest van de Hoge Raad, alleen plaatsvinden als de kraker feiten of omstandigheden aanvoert en aannemelijk maakt die in het concrete geval tot een andere dan de door de wetgever gemaakte afweging nopen, waarbij als uitgangspunt zal hebben te gelden dat een eigenaar het recht heeft om over zijn pand te beschikken zoals hij wil.
3.3
Duidelijk is dat de Krakers die op de zitting in hoger beroep zijn verschenen na de ontruiming geen andere woonruimte zullen hebben, zodat in dit kort geding voldoende aannemelijk is geworden dat zij dakloos zullen worden indien er een ontruiming volgt. De uitbraak van het Covid-19 virus maakt deze dakloosheid problematischer dan vóór die uitbraak al het geval was. Door een tekort aan sociale huurwoningen en de hoge huurprijzen op de vrije markt in [A] is zelfstandige woonruimte voor de Krakers op korte termijn onbereikbaar. Door de ontruiming verliest een aantal van de Krakers meteen ook het gebruik van ruimtes in het kraakpand waarin zij kunnen werken, zoals de fietswerkplaats.
Buren hebben waardering voor het feit dat het pand niet langer leeg staat en dat het sinds de komst van de Krakers beter wordt schoongehouden. Van (andere) sociale functies die in de belangenafweging zouden moeten worden betrokken is echter onvoldoende gebleken.
3.4
Naast de hierboven al genoemde belangen van de Staat die door de wetgever al zijn meegewogen werpt het belang van de eigenaren van het kraakpand gewicht in de andere zijde van de weegschaal. Anders dan de Krakers vindt het hof het aannemelijk dat de eigenaren inkomsten missen indien de ontruiming niet zal doorgaan. Er is immers op 29 januari 2021 door de eigenaren een huurovereenkomst gesloten voor een periode tot 1 oktober 2021, dit tegen een groot, vast bedrag dat niet afhankelijk is van de datum van ter beschikking stelling. Dat het huurcontract verschillende mogelijkheden biedt om het te ontbinden is niet zo vreemd, gelet op het feit dat het pand is gekraakt en op de maatregelen in verband met de Covid 19-uitbraak, en neemt daarom niet weg dat aannemelijk is dat de huur door zal gaan. Het aanvragen van de daarvoor benodigde overheidsvergunningen is nog mogelijk, zo is ter zitting in hoger beroep toegelicht. Ook vindt het hof het aannemelijk dat de eigenaren het pand na afloop van de verhuur zullen slopen. De eigenaren beschikken reeds over de daartoe benodigde sloopvergunning. Dat zij voor de daarop volgende herontwikkeling nog geen omgevingsvergunning hebben aangevraagd en ook nog geen bouwplan hebben uitgewerkt, doet aan dit oordeel niet af.
3.5
Alles overziend geven de belangen van de Staat de doorslag, waarbij groot gewicht toekomt aan het feit dat de plannen van de eigenaren om het gebouw als eigenaar te gebruiken voldoende concreet en aannemelijk zijn. Als het pand vóór de kraak daarvan lange tijd ongebruikt zou zijn geweest zouden die plannen wellicht minder geloofwaardig zijn geweest, maar langdurige leegstand was hier niet aan de orde en de vrees na de ontruiming is mede daarom niet gerechtvaardigd.
de derde grief: het kraakpand aan de [c-straat]
3.6
Naast het gebouw staan één of meer panden van dezelfde eigenaren, die eveneens zijn gekraakt, waaronder een bedrijfsgebouw aan de [c-straat] . De Officier van Justitie wil dat pand ook ontruimen en wacht op een uitspraak in het kort geding dat tegen haar voornemen daartoe is aangespannen. In dat andere kort geding is echter nog geen vonnis uitgesproken (de mondelinge behandeling daarvan vindt vandaag plaats).
Volgens de Krakers moet de Staat in elk geval (subsidiair) wachten met de ontruiming van het pand aan de [a-straat] / [b-straat] totdat ook het pand aan de [c-straat] kan worden ontruimd.
Het hof ziet dit anders. De huur heeft weliswaar betrekking op de beide panden, maar bij het al eerder beschikbaar komen van het pand [a-straat] / [b-straat] voor de huurder bestaat voldoende concreet belang om nu al van de Krakers te kunnen verlangen om het pand te verlaten.

4.Slotsom

4.1
De grieven falen, zodat het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd.
4.2
De Krakers worden ook in hoger beroep in het ongelijk gesteld. Daarom veroordeelt het hof hen in de kosten van het hoger beroep. Die kosten zullen worden vastgesteld op € 772 aan griffierecht en op € 2.228 voor salaris van de advocaat, dit laatste overeenkomstig het liquidatietarief (2 punten van tarief II). De Krakers hebben geen verweer gevoerd tegen de vordering om over deze kosten ook de wettelijke rente toe te kennen vanaf de vijftiende dag na vandaag (dus vanaf 27 mei 2021) en om de veroordeling hoofdelijk uit te spreken.

5.De beslissing

Het hof, recht doende in kort geding in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter te Utrecht van 23 april 2021,
veroordeelt de Krakers hoofdelijk in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de Staat vastgesteld op € 772 voor verschotten en op € 2.228 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, een en ander te voldoen vóór 27 mei 2021 en voor het geval voldoening binnen deze termijn niet plaatsvindt te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf 27 mei 2021,
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.E. de Boer, C.J.H.G. Bronzwaer en M.F.A. Evers en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2021.

Voetnoten