– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, voor zover deze betrekking heeft op de hierna genoemde onderdelen,
– vermindert de navorderingsaanslag IB/PVV tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.618,
– vermindert de navorderingsaanslag ZVW tot een aanslag berekend naar een premie-inkomen van € 25.239,
– vermindert de beschikkingen belastingrente dienovereenkomstig,
– bevestigt de uitspraak van de Rechtbank voor het overige,
– wijst het verzoek om een schadevergoeding af,
– wijst het verzoek om een dwangsom af,
– bepaalt dat de wettelijke rente over de door de Rechtbank vastgestelde vergoedingen voor immateriële schade, proceskosten en griffierecht is gaan lopen vier weken na de datum waarop de Rechtbank uitspraak heeft gedaan,
– veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 277, te weten € 99 voor de verzetprocedure in beroep en € 185 voor het hoger beroep,
– bepaalt dat de wettelijke rente over een bedrag van € 99 is gaan lopen vier weken na de datum van de uitspraak van de Rechtbank,
– bepaalt dat de wettelijke rente over een bedrag van € 185 gaat lopen vier weken na de datum van deze uitspraak,
– gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 265 in verband met het hoger beroep bij het Hof,
– bepaalt dat de minister voor Justitie en Veiligheid aan belanghebbende betaalt een vergoeding voor immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn tot een bedrag van € 200,
– bepaalt dat de wettelijke rente over de laatste twee bedragen gaat lopen vier weken na de datum van deze uitspraak.