ECLI:NL:GHARL:2022:4860

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 juni 2022
Publicatiedatum
14 juni 2022
Zaaknummer
200.286.151/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van een overeenkomst tussen exploitant van een windpark en grondeigenaren met betrekking tot de plaatsing van windturbines

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Aktivabedrijf Wind Nederland B.V. tegen de grondeigenaren in verband met de uitleg van een overeenkomst die betrekking heeft op de ontwikkeling van een windpark in de Emma- en Eemspolder in Groningen. De grondeigenaren en Aktivabedrijf hebben een overeenkomst gesloten waarin de verplichtingen van de grondeigenaren zijn vastgelegd met betrekking tot het plaatsen van windturbines. Aktivabedrijf stelt dat de grondeigenaren zich moeten onthouden van het aangaan van samenwerkingen met andere partijen, zoals Vattenfall, die de exploitatie van hun windturbines negatief kunnen beïnvloeden. De grondeigenaren betwisten deze uitleg en stellen dat hun verplichtingen beperkt zijn tot een straal van 300 meter rondom de windturbines van Aktivabedrijf.

De rechtbank heeft in eerste aanleg de vorderingen van Aktivabedrijf afgewezen en de grondeigenaren in het gelijk gesteld. In hoger beroep heeft het hof de grieven van Aktivabedrijf beoordeeld en geconcludeerd dat de uitleg van de overeenkomst door de rechtbank juist was. Het hof heeft vastgesteld dat de grondeigenaren niet verder verplicht waren dan de afspraken die in de overeenkomst zijn vastgelegd, en dat de erfdienstbaarheid van windvang binnen een straal van 300 meter de reikwijdte van hun verplichtingen bepaalt. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd en Aktivabedrijf veroordeeld in de proceskosten van de grondeigenaren en Vattenfall.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARHNEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.286.151/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, 194577)
arrest van 14 juni 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Aktivabedrijf Wind Nederland B.V.,
gevestigd te ’s-Hertogenbosch,
appellante,
bij de rechtbank: eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
hierna:
Aktivabedrijf,
advocaten: mrs. J.E.P.A. van Hooff en B.T. Berends, die kantoor houden te Amsterdam,
tegen

1.[geïntimeerde1] ,

wonende te [woonplaats1] ,
2.
[geïntimeerde2],
wonende te [woonplaats2] ,
3.
[geïntimeerde3],
wonende te [woonplaats1] ,
4.
[geïntimeerde4],
wonende te [woonplaats1] ,
5.
[geïntimeerde5],
wonende te [woonplaats1] ,
6.
[geïntimeerde6],
wonende te [woonplaats1] ,
7.
[geïntimeerde7],
wonende te [woonplaats1] ,
8.
[geïntimeerde8],
wonende te [woonplaats1] ,
9.
[geïntimeerde9],
wonende te [woonplaats1] ,
10.
[geïntimeerde10],
wonende te [woonplaats1] ,
11.
[geïntimeerde11],
wonende te [woonplaats1] ,
geïntimeerden,
bij de rechtbank: gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
hierna:
de grondeigenaren of [geïntimeerden] c.s.,
advocaten: mr. Th.P. ten Brink en mr. M.H. Gardien, die kantoor houden te Rotterdam,
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Vattenfall Wind Development Netherlands B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
bij de rechtbank: gevoegde partij,
hierna:
Vattenfall,
advocaten: mr. Th.P. ten Brink en mr. M.H. Gardien, die kantoor houden te Rotterdam.

1.De procedure bij de rechtbank

Voor het verloop van de procedure bij de rechtbank verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van 17 juni 2020 dat de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, heeft gewezen. .

2.De procedure in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 14 september 2020,
- de memorie van grieven, tevens houdende eiswijziging (met producties),
- de memorie van antwoord van de grondeigenaren en Vattenfall (met producties),
- het tussenarrest van 1 juni 2021, waarbij het hof een mondelinge behandeling heeft gelast,
- de brief van 7 maart 2022 van de zijde van de grondeigenaren en Vattenfall waarbij ten behoeve van de mondelinge behandeling een drietal producties is overgelegd,
- een akte uitlating producties van 18 maart 2022 van de zijde van Aktivabedrijf.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 maart 2022. Het hiervan opgemaakte proces-verbaal (verslag) is toegevoegd aan het dossier.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft het hof een datum voor arrest bepaald.
2.3.
Aktivabedrijf, Vattenfall en [geïntimeerden] c.s. hebben bij respectieve brieven van 7 en 10 juni 2022 opmerkingen gemaakt over het proces-verbaal, waarbij Vattenfall en [geïntimeerden] c.s. bij hun brief van 10 juni 2022 tevens opmerkingen hebben gemaakt naar aanleiding van de brief van Aktivabedrijf van 7 juni 2022. Indien en voor zover dat voor de beoordeling van belang is, komt het hof hier in zijn arrest op terug.
2.4.
Het hof doet vandaag uitspraak bij vervroeging.

3.Korte weergave van het geschil

3.1.
Aktivabedrijf en de grondeigenaren zijn een overeenkomst aangegaan die ziet op de ontwikkeling van een windpark in de Emma- en/of Eemspolder in de provincie Groningen. Partijen verschillen van mening over hoe die overeenkomst moet worden uitgelegd.
Aktivabedrijf stelt dat de overeenkomst een verplichting bevat voor de grondeigenaren om kort gezegd alles na te laten wat de optimale benutting van wind en dus het rendement van de windturbines negatief kan beïnvloeden en dat zij zich in dat verband moeten onthouden van het aangaan van een samenwerking met Vattenfall voor de realisatie van nieuwe windturbines in het gebied, in de nabijheid van het windpark van Aktivabedrijf.
De grondeigenaren menen dat die verplichting zo ver niet reikt, maar slechts geldt binnen een straal van 300 meter van de windturbines van Aktivabedrijf.
3.2.
Aktivabedrijf vorderde bij de rechtbank kort gezegd onder meer de grondeigenaren te verbieden om op enige wijze toestemming of medewerking te verlenen aan de plaatsing van een of meer windturbines op percelen in de Eems- en/of Emmapolder, behalve voor zover Aktivabedrijf schriftelijke toestemming heeft gegeven voor het plaatsen van een windturbine op die percelen, en voor recht te verklaren dat de grondeigenaren toerekenbaar tekortschieten jegens Aktivabedrijf ingeval zij medewerking verlenen aan de realisatie van een windpark door een andere partij dan Aktivabedrijf in de Eems- en/of Emmapolder.
In reconventie vorderden de grondeigenaren te verklaren voor recht dat het hen vrijstaat om buiten een afstand van 300 meter, gerekend vanaf de huidige turbine opstelplaatsen van Aktivabedrijf, windturbines te (doen) plaatsen op hun perceel. Subsidiair vorderden zij de overeenkomst te vernietigen (op grond van dwaling) voor zover het bepaling 2.3 betreft. Vatttenfall heeft zich in de procedure bij de rechtbank aan de zijde van de grondeigenaren gevoegd.
3.3.
De rechtbank stelde de grondeigenaren in het gelijk en wees de vorderingen van Aktivabedrijf af en de primaire reconventionele vordering van de grondeigenaren toe, met veroordeling van Aktivabedrijf in de proceskosten van de grondeigenaren in conventie en in reconventie.
3.4.
Het hof komt op grond van een vergelijkbare motivering tot hetzelfde oordeel als de rechtbank.
3.5.
Het hof zal uitleggen hoe het tot dit oordeel is gekomen door onder 5. de relevante feiten te vermelden en daarna onder 6. de (gewijzigde) vorderingen van Aktivabedrijf te beoordelen tegen de achtergrond van de bezwaren (‘grieven’) van Aktivabedrijf tegen het vonnis van de rechtbank en voor zover nodig wat de grondeigenaren en Vattenfall daarover hebben opgemerkt.

4.Eiswijziging

4.1.
In hoger beroep vordert Aktivabedrijf na eiswijziging dat het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, I. het vonnis van de rechtbank vernietigt; II. de grondeigenaren verbiedt om op enige wijze toestemming of medewerking te verlenen aan de plaatsing vóór 1 januari 2029 van een of meer windturbines op hun percelen in de Eems- en/of Emmapolder te Groningen die de windvang van de reeds op hun grondstukken geïnstalleerde turbines van Aktivabedrijf negatief kunnen beïnvloeden op straffe van een dwangsom van € 50.000 (vijftigduizend euro) voor elke dag of elk dagdeel dat een grondeigenaar dit verbod geheel of gedeeltelijk overtreedt, tot een maximum van € 5.000.000 (vijf miljoen euro), behoudens voor zover Aktivabedrijf schriftelijke toestemming heeft gegeven voor het plaatsen van een windturbine op die percelen; III. voor recht verklaart dat de grondeigenaren toerekenbaar tekortschieten jegens Aktivabedrijf indien en voor zover zij medewerking verlenen aan de plaatsing vóór 1 januari 2029 van een of meer windturbines op hun percelen in de Eems- en/of Emmapolder te Groningen die de windvang van de reeds op hun grondstukken geïnstalleerde turbines van Aktivabedrijf negatief kunnen beïnvloeden;
en ten slotte kort gezegd de grondeigenaren hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan Aktivabedrijf van de buitengerechtelijke kosten, de proceskosten van beide instanties en de nakosten, met veroordeling tot terugbetaling van de op basis van het bestreden vonnis betaalde proceskosten zijnde € 3.334,-, alles te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
De grondeigenaren en Vattenfall hebben geen formele bezwaren geuit tegen de eiswijziging. Het hof ziet ambtshalve evenmin strijd met beginselen van een goede procesorde en zal daarom beslissen over de gewijzigde vorderingen. Uit de beoordeling door het hof zal blijken dat aan bespreking van de materiële bezwaren – voor zover die inhouden dat de gewijzigde vorderingen een te ruime reikwijdte hebben – niet meer wordt toegekomen, nu de vorderingen ook los van een oordeel over de reikwijdte reeds bij gebrek aan grondslag niet toewijsbaar zijn.

5.De relevante feiten

5.1.
Aktivabedrijf is exploitant van windpark Westereems (hierna: het windpark) in de
Emmapolder en de Eemspolder nabij de Eemshaven in de provincie Groningen.
Het windpark heeft een vermogen van 156 Megawatt (Mw) en omvat 52 windturbines. Aktivabedrijf is via RWE Innogy Windpower Netherlands B.V. (hierna: RWE) een (klein)dochter van Essent Nederland B.V.
5.2.
De grondeigenaren zijn landbouwers met elk één of meerdere percelen grond in de
Emmapolder en/of de Eemspolder in de gemeente Het Hogeland (hierna: het gebied).
5.3.
In 2003 is een rechtsvoorgangster van Aktivabedrijf – Millenergy B.V., een joint venture tussen Essent Wind Nederland B.V. (rechtsvoorgangster van RWE) en KDE Energy B.V. – in onderhandeling getreden met de grondeigenaren. Windpark Westereems B.V. – de partij die optreedt in de latere aktes van erfdienstbaarheid – is ontstaan na afsplitsing van Millenergy B.V. en vervolgens via fusie opgegaan in Aktivabedrijf.
5.4.
De grondeigenaren werden bij de onderhandelingen vertegenwoordigd door een commissie, genaamd Commissie Windmolenproject Emmapolder, die bestond uit vijf personen:
- wijlen de heer [naam1] , voorzitter van de commissie, was grondeigenaar in het
gebied;
- de heer [naam2] , secretaris van de commissie, geen grondeigenaar in het gebied;
- de heer [geïntimeerde6] , grondeigenaar in het gebied;
- de heer [naam3] , geen grondeigenaar in het gebied;
- heer [naam4] , grondeigenaar in het gebied, maar niet betrokken in deze
procedure.
5.5.
Deze commissie heeft zich later georganiseerd in de Stichting Windpark Emmapolder (hierna: de stichting), die tot doel had de belangen van de aangesloten grondeigenaren te behartigen.
5.6.
Op 29 juni 2006 is tussen Millenergy B.V. enerzijds en onder meer de grondeigenaren en de stichting anderzijds een overeenkomst (hierna: de overeenkomst) gesloten met het oog op het ontwikkelen van een windpark door het opstellen van windturbines.
5.7.
Binnen het gebied zijn in totaal twintig locaties voor windturbines, elk bestemd voor een windturbine met een vermogen van 3 MegaWatt (MW). Van deze twintig windturbine-locaties zijn drie locaties voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst afgestaan ter exploitatie door de grondeigenaren zelf, die daartoe een maatschap hebben opgericht: "Windpark Eemsdijk". Ten aanzien van een viertal locaties heeft Aktivabedrijf een separate overeenkomst met grondeigenaren [naam 5] c.s. gesloten. De overeenkomst en de onderhavige procedure zien dus op de resterende dertien locaties.
5.8.
In artikel 1.1 van de overeenkomst is bepaald dat de grondeigenaren aan (de rechtsvoorgangster van) Aktivabedrijf rechten van opstal en erfdienstbaarheid zullen verlenen.
5.9.
Artikel 2.3 van de overeenkomst luidt als volgt:
“De Grondeigenaren verplichten zich om alles na te laten wat de optimale benutting van wind en derhalve het rendement van de op hun grondstukken geïnstalleerde windturbines negatief kan beïnvloeden. In het bijzonder zullen zij in de nabijheid van de windturbines geen andere windturbines, gebouwen hoger dan vijftien meter of andere belemmeringen, zoals bomen of hooggroeiende struiken, mogen plaatsen en/of aanplanten. Onverminderd het voorgaande zal agrarisch gebruik van de landbouwgronden (met uitzondering van bosbouw en het oprichten van bouwwerken) niet als belemmerend voor de exploitatie van het windpark worden aangemerkt. Voorgaande verplichting zal door de Grondeigenaar worden versterkt in de vorm van een erfdienstbaarheid ten behoeve van de Opstaller, te vestigen gelijktijdig met de rechten van opstal ten behoeve van de Locaties.”
5.10.
Het merendeel van de bij de overeenkomst betrokken grondeigenaren, waaronder [geïntimeerden] c.s., hebben ten behoeve van (de rechtsvoorgangster van) Aktivabedrijf rechten van (onder)opstal verleend. Voorts hebben alle grondeigenaren erfdienstbaarheden gevestigd ten behoeve van (de rechtsvoorgangster van) Aktivabedrijf.
5.11.
Het traject van vestiging van de (onder)opstalrechten en erfdienstbaarheden is begeleid door Notariskantoor Tijdhof (hierna: Tijdhof). Onderdeel van dat traject betrof een informatiesessie op 15 april 2008 in Groningen ten behoeve van grondeigenaren verzorgd door medewerkers van Notariskantoor Tijdhof over de inhoud van de (onder)opstalaktes en erfdienstbaarheden.
5.12.
In de aktes van (onder)opstal is vermeld dat de vestiging van het recht van opstal geschiedt onder de voorwaarden en bedingen zoals verwoord in de overeenkomst. In de aktes wordt artikel 2.3 van de overeenkomst geciteerd.
5.13.
In de aktes waarmee de erfdienstbaarheden zijn gevestigd wordt eveneens naar de overeenkomst verwezen. De aktes vermelden dat “[t]er uitvoering van de overeenkomst” de opstalhouder (d.i. de betreffende grondeigenaar) ten laste van het dienend erf en ten behoeve van het heersend erf (waarmee het hiervoor vermelde opstalrecht ten behoeve van de windturbine wordt bedoeld) onder meer de volgende erfdienstbaarheid vestigt:
“De erfdienstbaarheid van windvang inhoudende de verplichting voor het dienende erf om ten behoeve van het heersende erf binnen een afstand van driehonderd meter (300 m.) rondom de (turbine)opstelplaats geen andere windturbines, gebouwen hoger dan 15 m of andere belemmeringen, zoals bomen of hoog groeiende struiken, te zullen plaatsen en/of
aanplanten. Onverminderd het voorgaande zal agrarisch gebruik van de landbouwgronden (met uitzondering van bosbouw en het oprichten van bouwwerken) niet als belemmerend voor de exploitatie van het windpark worden aangemerkt.”
5.14.
De looptijd van de overeenkomst - en de duur van de opstalrechten en de erfdienstbaarheden - is tot en met 31 december 2028.

6.De beoordeling

6.1.
Aktivabedrijf komt met een tiental grieven op tegen het eindvonnis van de rechtbank. De (inhoudelijke) grieven zien op het door de rechtbank gehanteerde beoordelingskader voor uitleg van overeenkomsten, de in dat verband mee te wegen feiten en omstandigheden en de wijze waarop de rechtbank de overeenkomst wat betreft de verplichtingen van de grondeigenaren jegens Aktivabedrijf heeft uitgelegd.
6.2.
Daarmee geven deze grieven aanleiding tot een integrale beoordeling van de kernvraag hoe de afspraken tussen Aktivabedrijf en de grondeigenaren, zoals neergelegd in artikel 2.3 van de overeenkomst, mede in het licht van de naderhand opgemaakte akte(n) van erfdienstbaarheid ten aanzien van met name de erfdienstbaarheid van windvang, moeten worden uitgelegd.
6.3.
Voor de beantwoording van de vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht. [1]
6.4.
Bij de toepassing van deze zogenoemde
Haviltex-maatstaf maatstaf dient ook te worden gelet op de wijze van totstandkoming en de aard van de transactie. In verband daarmee zijn omstandigheden als dat sprake is van een commerciële verhouding, van een gedetailleerd contract, dat daarover is onderhandeld en dat partijen daarbij deskundige juridische bijstand genoten, alsook dat de strekking van de tekst van het contract is om de wederzijdse rechten en verplichtingen nauwkeurig vast te leggen, van wezenlijke betekenis. Dat kan ertoe leiden dat aan de taalkundige betekenis van de gekozen bewoordingen grote betekenis toekomt, maar ook dan blijven de wederzijdse redelijke verwachtingen bepalend. [2]
6.5.
In deze zaak is (echter) om te beginnen geen sprake van gelijkwaardige, in dezelfde branche opererende partijen en biedt ook het verloop van het onderhandelingstraject onvoldoende grond bijzonder gewicht toe te kennen aan de taalkundige betekenis van de betreffende bepalingen. Door de grondeigenaren is bestreden dat over artikel 2.3 van de overeenkomst is onderhandeld. Ter weerspreking is ter zitting door Aktivabedrijf gesteld dat de overeenkomst een aantal keren tekstueel zou zijn aangepast, maar daarvan ontbreekt een onderbouwing aan de hand van de verschillende versies die er dan zouden moeten zijn geweest. Dat artikel 2.3 daarbij onderwerp van gesprek is geweest, moet het in dat licht ook zonder toereikende onderbouwing stellen. Daarmee is de totstandkomingsgeschiedenis geen (zwaarwegende) factor bij de uitleg.
6.6.
Voorts ziet het hof in deze zaak bij de beantwoording van de vraag wat de wederzijdse redelijke verwachtingen zijn geweest ook overigens geen aanleiding de taalkundige uitleg van de bewoordingen van de afspraken tussen partijen beslissend of zelfs maar bijzonder gewicht toe te kennen, aangezien deze uitleg op zichzelf al niet eenduidig is. [3]
Weliswaar zijn de afzonderlijke zinnen c.q. zinsnedes grammaticaal helder, maar zij laten tekstueel – dat wil in dit verband zeggen: zowel in verhouding tot elkaar als in hun afzonderlijke eigen betekenis – ruimte voor interpretatie. Het hof leest de bepaling althans niet zo dat daaruit, en zeker niet zonder meer, de betekenis volgt die Aktivabedrijf daaraan geeft.
6.7.
Tijdens de mondelinge behandeling is van de zijde van Aktivabedrijf toegelicht dat met de zinsnede ‘in de nabijheid’ in de tweede zin van artikel 2.3 van de overeenkomst – die voluit luidt: “
In het bijzonder zullen zij in de nabijheid van de windturbines geen andere windturbines, gebouwen hoger dan vijftien meter of andere belemmeringen, zoals bomen of hooggroeiende struiken, mogen plaatsen en/of aanplanten”– niets anders is bedoeld dan de straal van 300 meter zoals bepaald in de aktes van erfdienstbaarheid.
6.8.
De vraag naar uitleg van de afspraken tussen partijen vernauwt zich daarmee tot de verhouding tussen de eerste zin van artikel 2.3 van de overeenkomst – die luidt: “
De Grondeigenaren verplichten zich om alles na te laten wat de optimale benutting van wind en derhalve het rendement van de op hun grondstukken geïnstalleerde windturbines negatief kan beïnvloeden”– en de in de akte van erfdienstbaarheid neergelegde straal van 300 meter rondom de (turbine)opstelplaats waarbinnen geen andere windturbines, gebouwen hoger dan 15 m of andere belemmeringen mogen worden geplaatst en/of aangeplant.
6.9.
In dit verband zij opgemerkt dat het feit dat artikel 2.3 van de overeenkomst integraal is opgenomen in de aktes ter vestiging van de benodigde zakelijke rechten, niet betekent dat bij de uitleg van die bepaling een meer objectieve benadering moet worden gekozen. De verbintenisrechtelijke aard van het artikel is immers door enkele opneming in een notariële akte niet verschoten van kleur naar die van een zakelijk recht. [4]
6.10.
Naast een beroep op de taalkundige betekenis – waarin het hof Aktivabedrijf derhalve niet volgt – doet Aktivabedrijf de door haar voorgestane uitleg van de afspraken steunen op het feit dat de eerste zin van artikel 2.3 van de overeenkomst (‘alles na te laten’) zinledig zou zijn indien wordt uitgegaan van de uitleg door de grondeigenaren, het uitgangspunt van bescherming van het windpark, de inhoud van de afspraken zoals de heer [naam3] deze heeft begrepen, de handelingen van partijen na het sluiten van de overeenkomst en ten slotte de in de branche gebruikelijke uitleg. Voorzover Aktivabedrijf in haar memorie van grieven heeft beoogd te stellen dat niet op haar, maar op de grondeigenaren (en Vattenfall) de bewijslast van de door deze partijen voorgestane uitleg rust, is dat niet juist. Op Aktivabedrijf rust de stelplicht en de bewijslast van feiten en omstandigheden voor de uitleg van de overeenkomst die meebrengt dat de grondeigenaren redelijkerwijs hebben moeten begrijpen dat zij de door Aktivabedrijf gestelde verplichting op zich hebben genomen.
6.11.
Voorts zij opgemerkt dat waar Aktivabedrijf bij memorie van grieven de informatiesessie van 15 april 2008 door medewerkers van notariskantoor Tijdhof ten behoeve van de grondeigenaren heeft aangehaald, zij tijdens de mondelinge behandeling de vraag onbeantwoord heeft gelaten hoe deze sessie dient ter onderbouwing van de stelling dat het de grondeigenaren bij het sluiten van de overeenkomst – die zoals gezegd dateert van 29 juni 2006 – duidelijk moet zijn geweest wat de bedoeling van Aktivabedrijf is geweest met in het bijzonder artikel 2.3 van die overeenkomst. De overgelegde verklaringen van medewerkers van Tijdhof betreffen herinneringen aan deze sessie, die aldus een kleine twee jaar na het sluiten van de overeenkomst heeft plaatsgevonden. Dit is nog daargelaten dat de verklaringen niets inhouden waaruit blijkt dat (de door Aktivabedrijf voorgestane uitleg van) artikel 2.3 is besproken. Aan deze verklaringen komt derhalve geen betekenis toe.
Met betrekking tot het rapport van Ecofys van 29 november 2016 is tijdens de mondelinge behandeling in antwoord op een soortgelijke vraag ter zake verduidelijkt dat dat rapport niet zozeer is ingebracht ter staving van de door Aktivabedrijf bepleite uitleg, maar ter illustratie van het rendementsverlies die de realisatie van andere windturbines zou betekenen voor de bestaande turbines (van Aktivabedrijf).
6.12.
De door Aktivabedrijf voorgestane uitleg rust welbeschouwd dus op niet meer dan op de pijlers zoals hiervoor samengevat in 6.10. Deze pijlers – voor zover deze al zijn onderbouwd – houden echter geen stand in het licht van de gemotiveerde betwisting door de grondeigenaren. Het hof licht dit hierna toe.
Zinledigheid als consequentie
6.13.
Zinledigheid zou geenszins de bedoeling kunnen zijn geweest van partijen. Aktivabedrijf staaft deze stelling inhoudelijk enkel door te stellen dat de grondeigenaren geen omstandigheden hebben aangevoerd die een zinledigheid van de eerste zin van artikel 2.3 van de overeenkomst rechtvaardigen.
6.14.
Daarmee onderkent Aktivabedrijf echter onvoldoende dat de grondeigenaren uitvoerig – en inhoudelijk onvoldoende gemotiveerd door Aktivabedrijf weersproken – hebben betoogd dat de tekst van de overeenkomst onder tijdsdruk voor beide partijen in het licht van de naderende versobering van subsidiegelden slechts twee à drie weken vóór ondertekening met hen is besproken en artikel 2.3 daarbij geen bijzonder onderwerp van onderhandeling en/of redactie is geweest. Tegen die achtergrond verkeerden zij in de veronderstelling dat de intentie daaruit concreet zou worden uitgewerkt in de aktes. Hier komt bij dat de (vertegenwoordigers van de) grondeigenaren over aanzienlijk minder kennis van de ontwikkeling van een windpark beschikten dan Aktivabedrijf en Aktivabedrijf onvoldoende gemotiveerd heeft betwist dat de retributie van € 51.000,- per jaar niet marktconform is bij een straal van meer 300 meter. De erfdienstbaarheid van windvang binnen een straal van 300 meter beschouwden zij dan ook als een uitvoering van hun bedoeling bij voornoemd artikel 2.3, getuige ook de inluidende tekst van de erfdienstbaarheid waarin de formulering ‘ter uitvoering’ is gehanteerd. Dat artikel 2.3 van de overeenkomst ‘versterkt’ zou worden met een erfdienstbaarheid, begrepen zij in de context van het feit dat zakelijke rechten sterker zijn dan verbintenisrechtelijke aanspraken. Ten slotte, waar Aktivabedrijf stelt dat artikel 2.3 van de overeenkomst een “Algemene Rendementsverplichting" zou omvatten (met de zinsnede "alles na te laten" uit de eerste volzin van artikel 2.3) en daarnaast een "Specifieke Rendementsverplichting" (doelend op de tweede en de derde volzin van dat artikel), is onweersproken aangevoerd dat deze begrippen noch in de onderhandelingsfase, noch in de overeenkomst dan wel in de daaropvolgende akten, zijn gebruikt. Die terminologie kan derhalve niet als zodanig aan de uitleg bijdragen.
6.15.
Mede tegen de achtergrond van de tijdsdruk waaronder de onderhandelingen over de inhoud van de overeenkomst plaatsvonden en het feit dat in het licht van de gemotiveerde betwisting door de grondeigenaren onvoldoende is onderbouwd dat artikel 2.3 uitdrukkelijk onderwerp van de onderhandelingen zou zijn geweest – Aktivabedrijf heeft haar stelling ter zake ook tijdens de mondelinge behandeling naar aanleiding van een daarop toegespitste vraag van het hof niet weten te staven – vindt de door de grondeigenaren gestelde uitleg, dat hun verplichting uit hoofde van de erfdienstbaarheid van windvang niet verder reikte dan de straal van 300 meter, steun in de uitwerking daarvan in de akten van erfdienstbaarheid. Dit mede omdat de overeenkomst met dat doel – het vestigen van opstalrechten en erfdienstbaarheden – is gesloten en dit doel bijdraagt aan de (redelijke) verwachting dat uiteindelijk in de akte de precieze reikwijdte van de verplichting over de windvang zou worden ingevuld. Dit temeer, nu ten tijde van de overeenkomst de locaties van de turbines nog niet vaststonden.
Bescherming windpark Aktivabedrijf
6.16.
Het hof ziet verder niet in hoe de grondeigenaren op grond van het feit dat Aktivabedrijf tot uitgangspunt van de overeenkomst heeft genomen de bescherming van het windpark - ‘gezien het grote financiële belang’, aldus Aktivabedrijf - redelijkerwijs hadden moeten begrijpen dat zij werden geacht ten aanzien van hun eigendomsrechten, buiten de erfdienstbaarheid van windvang binnen een straal van 300 meter, een zodanige verbintenisrechtelijke verplichting te zijn aangegaan waardoor geen samenwerking van enige betekenis met andere windturbine-exploitanten mogelijk zou zijn zonder wanprestatie te plegen jegens Aktivabedrijf.
6.17.
Daarbij komt dat Aktivabedrijf aan de hand van het Ecofys-rapport uitvoerig uiteen heeft gezet dat plaatsing van een turbine op een van de aangegeven grondstukken van de grondeigenaren altijd de optimale benutting van de wind en het rendement van de turbines in het windpark negatief zal beïnvloeden. In het kader van de gerechtvaardigde verwachtingen ten aanzien van elkaars bedoelingen, geldt dat indien Aktivabedrijf al in 2006 zou hebben geweten dat windturbines almaar groter zouden worden met voormelde consequentie van dien, het voor de hand zou hebben gelegen destijds op meer concrete wijze tot uitdrukking te brengen dat vooruitgelopen is op de grootte van eventueel in de toekomst te plaatsen windturbines. Aktivabedrijf heeft niet onderbouwd gesteld dat zij deze beweegredenen voor het opnemen van de bepaling met de grondeigenaren heeft gedeeld.
Verklaring van [naam3]
6.18.
De gemeenschappelijke intentie van partijen ten tijde van het sluiten van de overeenkomst zou ten slotte ook blijken uit de verklaring van de heer [naam3] , die onder meer heeft verklaard:
"De intentie van partijen was om met het opnemen van artikel 2.3 in de overeenkomst het te bouwen windmolenpark te beschermen tegen toekomstige bebouwing in
het gebied, waaronder de bouw van steeds groter wordende windmolens die mogelijk een negatieve invloed zouden kunnen hebben op de benutting van wind en derhalve het rendement van de te bouwen windmolens.”
6.19.
Nog afgezien van de uitvoerige betwisting van de waarde van de verklaring(en) van [naam3] in het licht van zijn – onweersproken gebleven – zelfstandige initiatieven in de exploitatie van windmolens en in dat verband conflicterende belangen ten opzichte van die van de grondeigenaren, betreft deze verklaring slechts de manier waarop [naam3] stelt de intentie van partijen te hebben begrepen en niet een weergave van concrete communicatie in het kader van de onderhandelingen voorafgaand aan de overeenkomst waaruit kan volgen dat [naam3] – en in zijn voetspoor de grondeigenaren – ten tijde van de overeenkomst artikel 2.3 hebben moeten begrijpen in de zin die Aktivabedrijf daaraan geeft. Dat is mede de reden dat een bewijsaanbod ter zake [naam3] interpretatie wordt gepasseerd. Bovendien staat [naam3] begrip van de vermeende gemeenschappelijke intentie haaks op de wijze waarop [geïntimeerde6] en [naam2] , die eveneens deel uitmaakten van de commissie c.q. stichting, de afspraken zoals neergelegd in de overeenkomst en later de aktes hebben begrepen.
6.20.
De stelling van Aktivabedrijf dat partijen juist met het oog op de toekomst artikel 2.3 zijn overeengekomen, ontbeert dus specifieke en voldoende onderbouwing van de destijds redelijkerwijs kenbare partijbedoeling over en weer. De tien jaar later opgemaakte rapportage van Ecofys – voor zover Aktivabedrijf daaraan in dit verband nog betekenis heeft willen toekennen – en de verklaring van de heer [naam3] ten spijt.
Handelingen na sluiten overeenkomst
6.21.
De stelling dat handelingen van partijen na het sluiten van de overeenkomst steun zouden bieden aan de uitleg zoals Aktivabedrijf die voorstaat, is enkel onderbouwd met de omstandigheid dat Aktivabedrijf zelf direct heeft geprotesteerd tegen de overeenkomsten tussen de rechtsvoorgangster van Vattenfall, Nuon, en de grondeigenaren.
6.22.
Hiermee miskent Aktivabedrijf dat zij ter zake feiten en omstandigheden had moeten aandragen waaruit zou kunnen blijken dat de gróndeigenaren zich hebben gedragen conform de bedoeling van Aktivabedrijf. Deze zijn echter gesteld noch gebleken.
In de branche gebruikelijke uitleg
6.23.
Ook de stelling dat de uitleg aan artikel 2.3 door Aktivabedrijf de in de branche gebruikelijke uitleg is, nog afgezien van het gewicht dat in deze zaak aan dat gezichtspunt zou moeten worden toegekend, is onvoldoende onderbouwd. Dat het equivalent van dit artikel in de overeenkomst tussen de grondeigenaren en Nuon (thans Vattenfall) net zo verstrekkend zou zijn als het artikel in de in geschil zijnde overeenkomst – wat daar gelet op de contractsvrijheid van de grondeigenaren ook van zij, laat staan in het licht van wat in de branche als geheel gebruikelijk zou zijn –, zegt op zichzelf immers nog niets als daarbij niet alle overige voorwaarden van die betreffende overeenkomst, zoals bijvoorbeeld de bedongen tegenprestatie en looptijd, worden betrokken.
Bewijsaanbod
6.24.
In het licht van de gemotiveerde betwisting door de grondeigenaren van de door Aktivabedrijf voorgestane uitleg, heeft Aktivabedrijf haar stellingen onvoldoende onderbouwd om tot het bewijs van de door haar verdedigde uitleg van de overeenkomst te kunnen worden toelaten. In het partijdebat zoals zich dat heeft ontwikkeld in hoger beroep – in het bijzonder met betrekking tot het verloop van de onderhandelingen en de kenbaarheid bij de grondeigenaren van de voor Aktivabedrijf relevante toekomstige ontwikkelingen voorafgaand aan 29 juni 2006 – is Aktivabedrijf tekortgeschoten in het verschaffen van een voldoende onderbouwde (nadere) specificering van haar stellingen. De bewijsaanbiedingen Aktivabedrijf worden daarom gepasseerd.
Slotsom
6.25.
De grieven, bezien in onderling verband en samenhang, slagen niet.
6.26.
Bij gebrek aan een voldoende onderbouwde grondslag zullen de vorderingen van Aktivabedrijf derhalve ook in hoger beroep worden afgewezen. Er is geen reden om toewijzing van de reconventionele vorderingen van de grondeigenaren ongedaan te maken. Het vonnis van de rechtbank wordt dus bekrachtigd.
6.27.
Aktivabedrijf zal worden veroordeeld in de proceskosten van de grondeigenaren en van Vattenfall. Deze kosten zullen aan de zijde van de grondeigenaren worden begroot op
€ 332,- aan griffierechten en aan de zijde van Vattenfall op € 428,- aan griffierechten en op
€ 2.228,- voor salaris van de advocaten van beide geïntimeerden (2 punten, tarief II).

7.De beslissing

Het hof:
  • bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 17 juni 2020;
  • veroordeelt Aktivabedrijf in de kosten van de procedure, in hoger beroep aan de zijde van de grondeigenaren begroot op € 332,- aan griffierechten en aan de zijde van Vattenfall op € 428,- aan griffierechten en op € 2.228,- voor salaris van de advocaten van de grondeigenaren en Vattenfall;
  • verklaart dit arrest wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
  • wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. M. Aksu, J. Smit en W.A.J. Hoorneman en is door de rolraadsheer, in aanwezigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2022.

Voetnoten

1.HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158 (Haviltex).
2.Vgl. HR 5 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY8101 (Lundiform/Mexx).
3.Vgl. HR 13 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:1940 (Valerbosch).
4.HR 8 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1511.