Uitspraak
1.1. Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de op 23 februari 2022 gehouden mondelinge behandeling, waarbij beide partijen pleitnotities hebben overgelegd.
- te verklaren voor recht dat het gegeven ontslag op staande voet d.d. 26 mei 2021 niet
3.De feiten
Seksuele intimidatie
Zoals reeds eerder gecommuniceerd hebben wij in het pand een aantal maatregelen moeten treffen om de veiligheid en gezondheid van medewerkers te waarborgen. Het is daarom erg spijtig te moeten concluderen dat sommige medewerkers die in het pand aanwezig zijn zich niet wensen te houden aan deze maatregelen door o.a. de afstandsregels niet te hanteren (...). Hierbij willen we dan nogmaals onder de aandacht brengen dat deze maatregelen nodig zijn om het pand te kunnen openen, en iedereen een veilige werkplek te geven! Indien we wederom moeten concluderen dat medewerkers deze regels overtreden, zullen er mogelijk disciplinaire maatregelen volgen.”
Op 25 mei 2021 hebben wij een telefoontje ontvangen van de [functie2] die die dag op ons kantoor in [plaats1] werkzaam was. Zij was hevig overstuur, omdat jij haar met ongepast gedrag benaderd zou hebben terwijl zij haar functie uitoefende achter de balie. (...)
“
Tijdens mijn laatste dienst bij fujitsu kwam [naam4] gedag zeggen. Hij wenste mij veel succes bij andere locaties en ik wenste hem veel succes bij jullie nieuwe fujitsu locaties.
Donderdag 27 mei kreeg ik deze brief per email waarin uiteen gezet werd wat de reden van het onslag op staande voet was, echter tot mijn grote verbazing las ik dat ik had toegegeven haar op de mond gezoend te hebben. Zelfs niets van wat ik had verteld kwam terug in deze samenvattende brief en ik heb direct daarop gereageerd met mijn antwoord het niet mee eens te zijn met de inhoud en dat mijn versie van het verhaal ontbrak. Om diezelfde reden heb ik het aangetekende poststuk geweigerd omdat ik niet ga tekenen voor iets waarmee ik het niet eens ben. (….)
4.De verzoeken aan de kantonrechter en de beoordeling daarvan
5.De beoordeling in hoger beroep
Ten overvloede is dit ook nog eens in strijd met de van kracht zijnde COVID-19 richtlijnen.” Door dit bezwaar als “ten overvloede” aan te duiden, blijkt hieruit dat Fujitsu ook zelf dit niet als dragend argument, maar slechts als bijkomend beschouwd.
op zichzelfeen ontslag op staande voet rechtvaardigt. Immers, een enkele vergissing althans een eenmalig incident in dat verband brengt op zichzelf niet mee dat sprake is van een dringende reden tot beeindiging van de arbeidsovereenkomst. Dat [verzoeker] lid was van de Covid-taskforce, zoals Fujitsu heeft benadrukt, maakt dit oordeel niet anders. Niet is gebleken dat dit een zwaardere verantwoordelijkheid zou meebrengen. Grief V slaagt in zoverre. Of in combinatie met andere verweten gedragingen (in het bijzonder de kus) dit voldoende is voor het aannemen van een dringende reden, zal na de hierna te noemen bewijslevering worden beoordeeld.
De [functie2] gaf tijdens dat gesprek aan dat jij afscheid wilde nemen door middel van het geven van een kus op haar mond. Tijdens deze poging heeft zij jou duidelijk gemaakt dat ze daar niet van gediend was, maar desondanks heb jij haar toch verder benaderd om haar tegen haar zin in op de mond te zoenen. (…) Jouw gedrag dat erop neerkomt dat jij een binnen Fujitsu werkzame collega tegen haar wil geprobeerd hebt om op de mond te zoenen terwijl zij dat evident niet wilde en daar ook bezwaar tegen maakte, vinden wij zulke ernstige feiten dat dat ons heeft doen besluiten jou op staande voet te ontslaan. Van Fujitsu kan niet gevergd worden jouw dienstverband te laten voortbestaan.”
gepoogdheeft zijn collega te kussen en dat deze poging is geslaagd. [verzoeker] heeft dit erkend. Hij heeft evenwel betwist dat hij haar
op de mondwilde kussen. Hij heeft gesteld dat hij haar ter afscheid
op de wangwilde kussen.
gepoogdheeft zijn collega
op de mondte zoenen. Nu dit laatste nadrukkelijk door [verzoeker] wordt bestreden, dient dit concrete feit (de poging tot het kussen op de mond) te worden bewezen. In beginsel rust de bewijslast van de dringende reden op de werkgever. In het kader van de gestelde seksuele intimidatie brengt artikel 7:646 lid 12 BW daarin geen wijziging, nu dit ziet op een andere rechtsrelatie dan hier aan de orde (werkgever/werknemer). Nu aldus de feitelijke gang van zaken die aan het ontslag ten grondslag is gelegd niet vaststaat, zal Fujitsu, zoals zij eerder ook heeft aangeboden, toegelaten worden tot bewijslevering van haar stelling dat [verzoeker] [naam1] tegen haar wil geprobeerd heeft
op de mondte zoenen.
geprobeerdheeft
op de mondte zoenen is het de vraag of het kussen op de wang, waarvan volgens [verzoeker] sprake was, reeds voldoende grond vormt voor het ontslag op staande voet. In deze procedure heeft Fujitsu zich op het standpunt gesteld, zo begrijpt het hof, dat ook dan het ontslag op staande voet gerechtvaardigd was. In eerste aanleg heeft zij immers gesteld dat ook als de gebeurtenissen zijn voorgevallen zoals [verzoeker] in zijn verklaring heeft geschetst, wat door Fujitsu uitdrukkelijk wordt betwist, deze gebeurtenissen door Fujitsu alsnog ontoelaatbaar worden geacht (verweerschrift sub 7.19).
pogen op de mondte zoenen (onderstreping hof). Denaturering van het verwijt door het (enkele) zoenen (niet op de mond) aan te duiden als dringende reden, ligt daarmee niet voor de hand.
6.De beslissing
- dat [verzoeker] [naam1] tegen haar wil geprobeerd heeft haar
- alsmede dat [verzoeker] tegenover Fujitsu heeft verklaard dat het juist is dat hij [naam1] op haar mond wilde kussen en daarmee is doorgegaan hoewel zij liet merken dat niet te willen;
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen zal/zullen opgeven uiterlijk op de
datum 30 juni 2022, waarna dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;
9 juni 2022.