In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 juni 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [belanghebbende] B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de waardevaststelling van een parkeergarage, waarvan de WOZ-waarde door de heffingsambtenaar van de gemeente Nijmegen was vastgesteld op € 4.468.000 voor het kalenderjaar 2018, met als waardepeildatum 1 januari 2017. De heffingsambtenaar handhaafde deze waarde na bezwaar, waarop belanghebbende in beroep ging bij de rechtbank. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna belanghebbende hoger beroep instelde.
Tijdens de zitting op 11 mei 2022 heeft belanghebbende een lagere waarde van € 3.859.000 voorgesteld, terwijl de heffingsambtenaar de vastgestelde waarde verdedigde. Het Hof heeft de relevante wetgeving, met name de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ), in overweging genomen. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak terecht had vastgesteld op de gecorrigeerde vervangingswaarde, omdat de onroerende zaak incourant is en niet regelmatig wordt verkocht. Het Hof concludeerde dat de door de heffingsambtenaar verdedigde waarde aannemelijk was gemaakt en dat de waarde van € 4.468.000 niet te hoog was vastgesteld.
De uitspraak van het Hof bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. De proceskosten worden niet toegewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.