Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellant] ,
[erflater],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om de aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door een omgevallen zomereik op de kantoorunits van de appellanten. De gebeurtenis vond plaats in de nacht van 17 op 18 november 2015, toen de zomereik omwaaid werd en schade aanrichtte. De appellanten, die de eigenaar zijn van de kantoorunits, vorderden schadevergoeding van de geïntimeerden, de erfgenamen van de eigenaar van de bomenrij, op basis van onrechtmatige daad. De appellanten stelden dat de geïntimeerden de bomenrij onvoldoende hadden gecontroleerd, waardoor de zomereik omviel. De geïntimeerden voerden aan dat er wel degelijk controle had plaatsgevonden op 25 augustus 2015 door hovenier [naam1]. Het hof oordeelde dat de appellanten niet overtuigend bewijs hadden geleverd dat de bomenrij niet tijdig was gecontroleerd. De getuigenverklaringen van de appellanten en hun getuigen werden niet als voldoende bewijs beschouwd, terwijl de verklaring van hovenier [naam1] en de schriftelijke verklaring van [naam5] de controle op 25 augustus 2015 ondersteunden. Het hof concludeerde dat het hoger beroep faalde en bekrachtigde het vonnis van de rechtbank Gelderland, waarbij de appellanten in de proceskosten werden veroordeeld.