Uitspraak
[appellant],
1.[geïntimeerde1] ,
[geïntimeerde1],
2. [geïntimeerde2] ,
[geïntimeerde2],
3. [geïntimeerde3] ,
[geïntimeerde3],
[geïntimeerden] c.s.,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De feiten
Ingenieurs en overig technisch ontwerp en advies. Adviesbureau op het gebied van burgerlijke en utiliteitsbouw”.
“Ik begrijp niet waar dit op slaat er kan geen spraken zijn van een oplevering aangezien wij overeengekomen zijn dat de werkzaamheden die jij op regie basis zou doen dat, jij die eindelijk niet meer kon doen omdat jij geen mensen had. Verder heb ik via jouw advocaat een stuk ontvangen met betrekking tot een eindafrekening die ik niet heb mogen ontvangen van jou. Volgens mij heb ik alles netjes aan je voldaan en staat er alleen nog open de 3 maanden huur vergoeding die jij mij hebt toegezegd i.v.m. het door jou toedoen niet kunnen innen van de huur van de [adres] daar jij je verplichting niet bent nagekomen de werkzaamheden op 01-08-2016 gereed te hebben. Uit eindelijk is dat door jou pas medio november gerealiseerd en dan praat ik niet over de trap.”
“Ook ben ik herhaaldelijk gebeld door onderaannemers en leveranciers van [appellant] dat [appellant] hen niet betaalde terwijl ik gelukkig kon aan tonen dat ik het wel aan [appellant] had betaald. U zult begrijpen dat ik niet zo blij ben met [appellant] . Ik zal u een aantal facturen en mails sturen die ik van of over [appellant] heb ontvangen. Daarop ziet u netjes omschreven werk enz. heel anders dan de factuur waarvan hij meent die naar mij gestuurd te hebben.”
“A. Brandvertragende wanden geplaatst door Unisol.Door Unisol aan [appellant] gefactureerd totaal incl. btw € 47.582,05 (dit is incl. de factuur die Unisol nu ook rechtstreeks aan mij verstuurd heeft van € 22.611,27)Bijlagen 1Door ons aan uw cliënt betaald i.v.m. wanden voor Unisol1. € 10.853,21 (zie bijlage 2)2. € 20.774,49 (zie bijlage 3)Totaal € 31.627,70Blijft er nog te voldoen€ 15.954,35incl. btw.(…)H. Stalentrappen voorzijde [adres]geleverd en geplaatst door Stam metaal. Door toedoen van uw client heb ik een bedrag van € 4.000,01 dubbel betaald (zie bijlage 6), namelijk aan uw cliënt en ook aan stam. De 2e trap zou anders niet in productie genomen worden. Omdat ook bij deze onderaannemer uw client zijn betalingsverplichtingen niet nakomt. (zie bijlage 8)De aanneemsom was € 27.104,40 incl. Btw (zie bijlage 8)Ik had reeds aan uw cliënt voldaan via factuur € 19.677,50 en via Stam € 4.000,01 plus € 10.841,60 komt totaal op € 34.519,11 incl. btw (zie bijlage 6-7-9)Door ons teveel aan uw cliënt betaald€ 7.414,71(7) incl. btw (…)”
3.De procedure bij de rechtbank
4.Wat is het oordeel van het hof?
[geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] zijn partij bij de overeenkomst met [appellant]4.8 [geïntimeerden] c.s hebben gesteld dat alleen [geïntimeerde1] verantwoordelijk kan worden gehouden jegens [appellant] en dat [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] niet door [appellant] kunnen worden aangesproken. Het hof verwerpt die grief op de gronden waarmee de rechtbank dit verweer in de eerste procedure in het eindvonnis in rechtsoverweging 2.13 ook al had verworpen. [geïntimeerden] c.s. hebben in hoger beroep geen feiten en omstandigheden gesteld die aanleiding geven om tot een ander oordeel hierover te komen. Bij een beoordeling van het door [geïntimeerden] c.s. gemaakte verwijt aan de rechtbank dat die buiten de rechtsstrijd van partijen is getreden omdat [appellant] die stelling eerst niet had ingenomen hebben zij geen belang, omdat [appellant] zich in hoger beroep alsnog op het standpunt heeft gesteld dat [geïntimeerden] c.s. gezamenlijk partij zijn bij de overeenkomst.
Toerekenbare tekortkoming
Verzuim
Oplevering?
“Laatste ingebrekestelling”. In deze brief schrijft de advocaat van [appellant] :
“Hoewel het werk reeds is opgeleverd, geef ik u hierbij nogmaals te kennen dat het werk aan de [adres] te [woonplaats4] klaar is om te worden opgeleverd”.Dat het werk op dat moment door [appellant] al zou zijn opgeleverd blijkt uit niets. De enkele eenzijdige mededeling van de advocaat van [appellant] maakt dat niet anders. Voor zover in de brief een uitnodiging tot oplevering zou moeten worden gelezen geldt dat [geïntimeerde1] bij e-mail van 8 december 2016 als volgt heeft gereageerd:
“Ik begrijp niet waar dit op slaat er kan geen spraken zijn van een oplevering aangezien wij overeengekomen zijn dat de werkzaamheden die jij op regie basis zou doen dat, jij die eindelijk niet meer kon doen omdat jij geen mensen had.”In een daarop volgende e-mail van 11 december 2016 heeft [geïntimeerde1] specifiek gewezen op diverse door hem geconstateerde gebreken, zoals het verzuim onderaannemers te betalen, onjuiste posten op de factuur en door [appellant] veroorzaakte schades. Op grond hiervan is het hof van oordeel dat het [appellant] steeds duidelijk moet zijn geweest dat zijn werk niet door [geïntimeerden] c.s. werd geaccepteerd en dat dit niet stilzwijgend door [geïntimeerden] c.s. werd aanvaard. Van oplevering is dus geen moment sprake geweest. Het hof verwerpt daarom het verweer van [appellant] dat hij in verband met de oplevering niet aansprakelijk is voor ten tijde van de oplevering aan [geïntimeerden] c.s. kenbare gebreken.
Tussenconclusie4.19 Uit het voorgaande volgt dat [appellant] jegens [geïntimeerden] c.s. toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen uit de aannemingsovereenkomst en dat hij met ingang van 6 december 2016 in verzuim is geraakt. [appellant] is dan ook gehouden de daardoor door [geïntimeerden] c.s. geleden schade te vergoeden. Omdat [geïntimeerden] c.s. bij e-mail van 2 januari 2017 een omzettingsverklaring als bedoeld in artikel 6:87 BW hebben uitgebracht, hebben [geïntimeerden] c.s. recht op (vervangende) schadevergoeding. Naast deze vervangende schadevergoeding hebben [geïntimeerden] c.s. aanvullende schadevergoeding gevorderd die betrekking heeft op verschillende schadeposten. Het hof zal de door [geïntimeerden] c.s. gevorderde schadeposten hierna bespreken.
€ 1.020,-.
Wat betekent dit voor de vorderingen van [appellant] en [geïntimeerden] c.s.?
€ 33.668,20. Van dit bedrag heeft € 22.639,35 betrekking op de scheidingswanden. Dat laatste bedrag komt tot stand doordat [appellant] in hoofdsom aanspraak had op € 54.267,05, terwijl [geïntimeerden] c.s. reeds € 31.627,70 aan [appellant] hebben betaald ter zake van de scheidingswanden. Voor zover [geïntimeerden] c.s. zich in hoger beroep op het standpunt stellen dat het bedrag van € 22.639,35 ten onrechte aan [appellant] is toegewezen, volgt het hof hen niet. Dit standpunt gaat er immers aan voorbij dat tegenover de vordering van [appellant] een tegenvordering van [geïntimeerden] c.s. staat, die zij met de vordering van [appellant] kunnen verrekenen. Het hof heeft hiervoor onder rov. 4.21 geoordeeld dat [geïntimeerden] c.s. ter zake van de scheidingswanden recht hebben op de door hen gevorderde schadevergoeding ter hoogte van € 30.972,33. Na verrekening van hun schuld aan [appellant] met deze vordering resteert per saldo € 8.332,98 als vordering van [geïntimeerden] c.s. wat betreft de scheidingswanden en de in verband daarmee verrichte betalingen aan Unisol.