In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor rijden onder invloed van alcohol en heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling. Het hof heeft de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging beoordeeld, waarbij de verdachte aanvoerde dat de recidiveregeling van artikel 123b van de Wegenverkeerswet 1994 tot onevenredige gevolgen leidt. De verdachte had op 7 juni 2020 met een ademalcoholgehalte van 635 µg/l gereden en stelde dat zij onterecht vervolgd werd, omdat zij al bestuursrechtelijke maatregelen had ondergaan. Het hof oordeelde dat de vervolging van de verdachte niet in strijd was met de beginselen van een goede procesorde en dat er geen sprake was van een uitzonderlijk geval dat de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie rechtvaardigde. Het hof heeft de verweren van de verdachte verworpen en het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 750,- en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden. Het hof hield rekening met de omstandigheden van de verdachte, waaronder de reeds ondergane maatregelen en de impact op haar privésituatie.