Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
29 maart 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 maart 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. Het openbaar ministerie had cassatie ingesteld tegen de beslissing van het hof om het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging van de verdachte wegens rijden onder invloed. De verdachte had op 6 oktober 2018 in Hoofddorp gereden met een alcoholgehalte van 1,31 promille, terwijl hij nog geen vijf jaar in het bezit was van zijn rijbewijs. Het hof oordeelde dat de vervolging in strijd was met de beginselen van een goede procesorde, omdat de verdachte al een onderzoek naar zijn rijgeschiktheid had ondergaan en geschikt was bevonden door het CBR. De Hoge Raad oordeelde echter dat het hof onvoldoende had gemotiveerd waarom de vervolging onverenigbaar was met het verbod van willekeur. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere uitspraken en concludeerde dat de beslissing van het hof niet voldeed aan de zware motiveringseisen die aan een niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie worden gesteld. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof en wees de zaak terug naar het gerechtshof Amsterdam voor een nieuwe behandeling.