Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in hoger beroep
2.Samenvatting en beslissing
3.De motivering van de beslissing in het hoger beroep
“Er is sprake van werkgerelateerde klachten bij werknemer. U bent met elkaar in gesprek via een juridisch traject om samen tot een oplossing te komen van de situatie. Ze heeft beperkingen op medische gronden. Als gevolg van deze situatie heeft ze een time out nodig, de verwachting is dat ze over 1 a 2 weken weer volledig arbeidsgeschikt zal zijn.”
Werknemer stelt klachten te ervaren, die samenhangen met de werksituatie. De klachten berusten naar mijn oordeel niet op ziekte maar op een verschil in visie tussen werkgever en werknemer. We spreken hierbij ook wel van een spannings- en emotionele reactie op een vervelende situatie als verstoorde arbeidsverhoudingen. (…) Mijn advies is om zo spoedig mogelijk met elkaar in gesprek te gaan om tot een oplossing van de onderliggende problematiek te komen. (…) Zolang als de onderliggende problematiek niet is opgelost is werkhervatting bij eigen werkgever niet mogelijk.”
“Er is sprake van een conflictsituatie, er is sprake van contact via juristen. Daarnaast spelen er bij werknemer medische klachten en beperkingen, deze zijn zodanig dat zij niet volledig arbeidsgeschikt is. Werknemer heeft beperkingen op het gebied van concentratie, aandacht verdelen, hanteren van werkdruk, energetische beperking. Zij heeft mogelijkheden om werkzaamheden te verrichten, ze zal echter minder productief zijn. Zij is door u echter vrijgesteld van werkzaamheden. De verwachting is dat zij over 3-5 weken weer volledig arbeidsgeschikt zal zijn.”
“Er is sprake van een conflictsituatie. (…) De mate van beperkingen is aan het afnemen. De behandeling is adequaat. Zij heeft mogelijkheden om werkzaamheden te verrichten, ze zal echter minder productief zijn. De verwachting is dat zij over 2-4 weken weer volledig arbeidsgeschikt zal zijn.”
“Werknemer is ziek en is daardoor verhinderd de bedongen arbeid te verrichten. Tevens is er sprake van een arbeidsconflict. Er zijn thans duidelijke beperkingen op het gebied van persoonlijk en sociaal functioneren. Deze klachten zijn ontstaan naar aanleiding van het arbeidsconflict. Mijn advies is om zo spoedig mogelijk tot een oplossing van de onderliggende problematiek te komen. Uitgangspunt is dat betrokkene zodra er een oplossing is gevonden voor de onderliggende problematiek met 6 tot 8 weken volledig arbeidsgeschikt zal zijn.”
“Naar mijn mening is sprake van arbeidsconflict (…). Ze heeft als gevolg van de situatie forse beperkingen. Het leek beter te gaan met haar beperkingen, maar het is erg wisselend en momenteel zijn ze weer volop toegenomen. Ze heeft beperkingen voor het uitvoeren van haar werkzaamheden. Ze is echter vrijgesteld van deze werkzaamheden. Zoals benoemd zijn de beperkingen een gevolg van de huidige situatie. (…) De inschatting is dat haar beperkingen snel zullen gaan afnemen nadat er een oplossing is gevonden. (…)”
“(…) Er is geen verandering in de beperkingen. De klachten en beperkingen zijn werkgerelateerd, ze zijn een gevolg van de werkrelatie tussen u beiden. U bent met elkaar in gesprek via een mediation traject om tot een oplossing te komen. (…) De inschatting is dat zij 1-2 maanden na het bereiken van een oplossing weer mogelijkheden zal krijgen om werkzaamheden te gaan verrichten. (…)”
“Op het medische vlak zijn er geen ontwikkelingen bij werknemer. Er is geen verandering in de beperkingen. (…)”
“Ons oordeel is dat er per geschildatum [ 26 april 2018, hof] wel sprake is van arbeidsongeschiktheid, echter primair niet veroorzaakt door ziekte of gebrek, maar door een arbeidsconflict.”
“Betrokkene geeft aan niet arbeidsgeschikt te zijn vanwege niet werk gerelateerde klachten. De klachten komen plausibel en consistent over en kunnen goed passen bij de bevindingen bij spreekuurcontact. Er zijn thans op basis van ziekte dusdanige beperkingen dat er geen benutbare mogelijkheden zijn voor re-integratie/arbeid. De huidige ziekte wordt naar mijn oordeel, conform het laatste Deskundigenoordeel van het UWV veroorzaakt door het aanwezige arbeidsconflict (…).”
“(…). Duidelijk is, dat er sprake is van strijd, en dat dit te benoemen is als een arbeidsconflict. (…) In principe neemt een bedrijfsarts bij een arbeidsconflict op basis van de Stecr-werkwijzer Arbeidsconflict het standpunt is, dat er gewerkt moet worden aan de oplossing van het conflict, en dat een conflict altijd emoties met zich meebrengt. Er wordt daarbij in principe geen gevolg van ziekte aangenomen, om de verantwoordelijkheid van beide partijen om te komen tot de oplossing van het conflict zo helder mogelijk neer te zetten en te ondersteunen. Na oplossen van het conflict is er ook geen grond voor arbeidsverzuim meer. Dit is exact wat in oktober 2017 door de bedrijfsarts is gedaan. Een voortgaand conflict gaat echter steeds dieper ingrijpen op het persoonlijk functioneren, en dit kan als gevolg hebben dat er wel degelijk ziekte ontstaat. Feitelijk hebben beide partijen dan een kans op een gezonde voortgang gemist. Dit is exact, wat bij haar is gebeurd, en als gevolg van het conflict is er nu sprake van ziekte en van onvermogen de eigen (maatman)functie te vervullen. (…) De grond voor deze arbeidsongeschiktheid is volledig gelegen in het onderliggende conflict, en het voortbestaan van het conflict heeft een negatieve uitwerking op de kans op herstel. (…) Er bestaat een situatieve arbeidsongeschiktheid, specifiek voor de eigen arbeidsplek en werkgever, maar voor werk elders ligt dit anders. Ze heeft wel vrij forse beperkingen voor persoonlijk en sociaal functioneren, zoals die zijn weergegeven in onderstaande FML. Re-integratie spoor twee en het werken aan perspectief elders zou in theorie kunnen bijdragen aan verbetering van haar gezondheidstoestand, en moet daarom niet achterwege worden gelaten. (…) Uiteindelijk is volledig herstel te verwachten, maar na afronding van het conflict zal dit zeker nog 2-3 maanden herstel vergen, voordat er geen sprake meer is van gevolg van ziekte en van beperkingen voor functioneren in arbeid. (…)”
“Conclusie: Betrokkenen beschikt over benutbare mogelijkheden. Betrokkene heeft beperkingen ten opzichte van normaal functioneren. (…) 02.Uren per dag(…) Beperkt, kan gemiddeld ongeveer 4 uur per dag werken 03.Uren per week(…) Beperkt, kan gemiddeld ongeveer 20 uren per week werken”
“Werknemers die geheel arbeidsongeschikt zijn voor de bedongen arbeid, zijn in beginsel – als zij daartoe in staat zijn – gehouden om andere (passende) werkzaamheden te verrichten of om mee te werken aan inspanningen gericht op re-integratie. Voor deze re-integrerende «zieke» werknemers heeft vakantie hetzelfde doel als voor gezonde werknemers, namelijk recuperatie: herstellen c.q. uitrusten van verplichtingen voortvloeiend uit de dienstbetrekking, ook al zijn dat andere verplichtingen dan het verrichten van de bedongen (eigen) arbeid. (…) Om te bevorderen dat alle (gezonde en re-integrerende) werknemers in het belang van hun veiligheid en gezondheid daadwerkelijk met regelmaat en tijdig recupereren door vakantie op te nemen, wordt een vervaltermijn voorgesteld voor de minimum vakantiedagen.
“Indien de werknemer meent redelijkerwijs niet in staat te zijn geweest om voor de afloop van de vervaltermijn zijn minimum vakantieaanspraken te benutten, zal hij aannemelijk moeten maken dat hij daartoe niet in staat is geweest.”
“Nu van gezonde werknemers wordt verlangd dat zij minimum vakantiedagen opnemen om te kunnen recupereren, valt niet in te zien waarom dat van langdurig zieke werknemers (met re-integratieverplichtingen) niet zou mogen worden verlangd. Er zijn echter situaties denkbaar dat de werknemer niet in staat is geweest om de minimumvakantie op te nemen. In dat geval, zo is de uitleg van artikel 7 van de richtlijn 2003/88/EG door het HvJEU, mogen de minimum vakantieaanspraken niet vervallen. In verband daarmee wordt een uitzondering voorgesteld voor de situatie dat de werknemer redelijkerwijs niet in staat is geweest om zijn minimumvakantie op te nemen. Het gaat hierbij om situaties dat de werknemer gedurende het opbouwjaar en de daaropvolgende 6 maanden om medische redenen of in verband met andere bijzondere omstandigheden redelijkerwijs niet in staat is geweest om zijn minimum vakantierecht te benutten.(…) De werknemer wordt bijvoorbeeld in staat geacht om minimum vakantiedagen op te nemen als het re-integratie traject is gestart. (…) In die gevallen waar het opnemen van minimum vakantie het re-integreren in de weg staat, waardoor de minimum vakantie niet tijdig (voor het einde van de vervaltermijn) kan of mag worden opgenomen, zullen deze vakantiedagen niet komen te vervallen. In deze situatie is de werknemer redelijkerwijs niet in staat geweest (tijdig) minimum vakantie op te nemen.”
“Zoals ook de advocaat-generaal in de punten 41 tot en met 43 van zijn conclusie heeft opgemerkt, is de werkgever, gelet op het verplichte karakter van het recht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon en teneinde de nuttige werking van artikel 7 van richtlijn 2003/88 te verzekeren, met name gehouden om er concreet en in alle transparantie voor te zorgen dat de werknemer daadwerkelijk de mogelijkheid heeft om zijn jaarlijkse vakantie met behoud van loon op te nemen, en hem er zo nodig formeel toe aan te zetten dat te doen. Daarbij dient hij de werknemer erover te informeren – op precieze wijze en tijdig, zodat die vakantie de betrokkene nog de rust en ontspanning kan bieden waaraan zij wordt geacht bij te dragen – dat hij de vakantie die aan het einde van de referentieperiode of van een toegestane overdrachtsperiode niet is opgenomen, verliest. De bewijslast dienaangaande rust op de werkgever (zie naar analogie arrest van 16 maart 2006, Robinson-Steele e.a., C‑131/04 en C‑257/04, EU:C:2006:177, punt 68). Als hij niet kan bewijzen alle zorgvuldigheid te hebben betracht die nodig is om de werknemer daadwerkelijk in staat te stellen de jaarlijkse vakantie met behoud van loon op te nemen waarop hij recht had, moet worden geoordeeld dat het verval van het recht op die vakantie aan het einde van de referentieperiode of van de toegestane overdrachtsperiode en, ingeval het dienstverband wordt beëindigd, de overeenkomstige niet-betaling van een financiële vergoeding voor de niet-opgenomen jaarlijkse vakantie, respectievelijk artikel 7, lid 1, en artikel 7, lid 2, van richtlijn 2003/88 schenden.”