ECLI:NL:GHARL:2021:8305

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 augustus 2021
Publicatiedatum
31 augustus 2021
Zaaknummer
200.292.280
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over ontbinding arbeidsovereenkomst en billijke vergoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontbinding van een arbeidsovereenkomst tussen een werknemer en de besloten vennootschap iZorgd! B.V. De werknemer, die sinds 1 januari 2019 in dienst was, had in eerste aanleg bij de kantonrechter verzocht om herstel van de arbeidsovereenkomst, nadat deze per 1 februari 2021 was ontbonden wegens een verstoorde arbeidsverhouding. De kantonrechter had de arbeidsovereenkomst ontbonden en iZorgd! veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding. In hoger beroep heeft de werknemer zijn verzoek tot herstel ingetrokken en verzocht om een billijke vergoeding. Het hof oordeelde dat de ontbinding ten onrechte was toegewezen, omdat er geen sprake was van een zodanige verstoring van de arbeidsverhouding dat van de werkgever niet kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst voort te zetten. Het hof kende de werknemer een billijke vergoeding toe van € 50.000, waarbij het hof rekening hield met de gevolgen van het verlies van de arbeidsovereenkomst en het verwijtbaar handelen van de werkgever. Daarnaast werd iZorgd! veroordeeld tot het verstrekken van een deugdelijke bruto/netto specificatie van de te betalen bedragen. De proceskosten werden toegewezen aan de werknemer, aangezien iZorgd! als de in het ongelijk gestelde partij werd aangemerkt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.292.280
(zaaknummer 8542975 rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht [1] )
beschikking van
in de zaak van
[verzoeker]
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: verweerder,
hierna: [de werknemer] ,
advocaat: mr. R.H.G. Evers,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
iZorgd! B.V.,
gevestigd te Assen,
verweerster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: verzoekster,
hierna: iZorgd!,
advocaat: mr. M.P. Vogel.

1.1. De procedure bij de kantonrechter

In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de beschikkingen van 23 september 2020 en 30 december 2020 van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht. In de beschikking van 30 december 2020 is onder meer de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbonden per 1 februari 2021 wegens een verstoorde arbeidsverhouding. [2]

2.De procedure in hoger beroep

2.1.
[de werknemer] heeft de procedure bij het hof aanhangig gemaakt met het indienen van een beroepschrift met producties, dat op 29 maart 2021 op de griffie is binnengekomen. Op 27 mei 2021 is een verweerschrift in hoger beroep van iZorgd! ontvangen waarin tevens voorwaardelijk incidenteel appel is ingesteld. Op 21 juni 2021 is een verweerschrift in incidenteel appel tevens akte overlegging producties van [de werknemer] op de griffie ontvangen.
Op 30 juni 2021 is de mondelinge behandeling – deels via een Skype-verbinding – gehouden, waarbij beide partijen spreekaantekeningen hebben overgelegd. Van de mondelinge behandeling is een proces-verbaal opgemaakt dat aan partijen is toegezonden. Het hof heeft uitspraak bepaald op 31 augustus 2021.
2.2.
[de werknemer] verzoekt in zijn hoger beroepschrift kort samengevat:
1. de arbeidsovereenkomst te herstellen.
Als het hof van oordeel is dat de arbeidsovereenkomst onterecht is ontbonden en het verzoek tot herstel niet wordt toegewezen:
2 iZorgd! te veroordelen een billijke vergoeding van € 279.936,00 bruto aan [de werknemer] te betalen.
Als het hof van oordeel is dat de arbeidsovereenkomst terecht is ontbonden:
3 de beschikking van de kantonrechter van 30 december 2020 te vernietigen en iZorgd te veroordelen een billijke vergoeding van € 279.936,00 bruto aan [de werknemer] te betalen wegens ernstig verwijtbaar handelen en nalaten.
Bij toewijzing van wat is verzocht in I, II of III:
4 iZorgd! te veroordelen tot betaling van een bedrag wegens openstaande declaraties en een vergoeding voor openstaande vakantiedagen, de laatste vergoeding te vermeerderen met de wettelijke verhoging en alle te betalen bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente.
5 deugdelijke bruto/netto specificaties te verstrekken op verbeurte van een dwangsom.
Als het hof niet overgaat tot herstel:
6 het concurrentie- en relatiebeding te vernietigen dan wel te matigen en IZorgd! te veroordelen tot betaling van bedragen in verband met deze bedingen.
7 iZorgd! te veroordelen in de proceskosten van de procedure bij de kantonrechter en in hoger beroep.
2.3.
iZorgd! heeft zelf ook hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter van 30 december 2020, maar wel voorwaardelijk, namelijk voor het geval de beschikking van de kantonrechter wordt vernietigd. In die situatie verzoekt iZorgd! de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens, kortgezegd, verval van een arbeidsplaats [3] per de eerst mogelijke datum. Als dat verzoek niet wordt toegewezen verzoekt iZorgd! een billijke vergoeding toe te kennen in plaats van herstel van de arbeidsovereenkomst te gelasten en als dat niet wordt toegewezen verzoekt iZorgd! uitdrukkelijk de functie waarin wordt hersteld te duiden zoals iZorgd! in het verweerschrift heeft omschreven met de bepaling dat iZorgd! geen loon verschuldigd is aan [de werknemer] tussen 1 februari 2021 en de datum van herstel. iZorgd! voert aan dat geen van partijen de proceskosten van de ander hoeft te betalen.
2.4.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [de werknemer] zijn verzoek de arbeidsovereenkomst te herstellen ingetrokken. Na de mondelinge behandeling heeft [de werknemer] zijn verzoek sub 4 (appelverzoekschrift sub II, III en IX) alsnog ingetrokken, omdat daags voor de zitting van het hof iZorgd! deze bedragen alsnog heeft betaald. [4]

3.Feiten

Hieronder zal het hof zelf de feiten vaststellen, met inachtneming van het daaromtrent door partijen aangevoerde. Dit brengt mee dat [de werknemer] geen belang heeft bij de beoordeling van de door hem aangevoerde grond I.
3.1.
[de werknemer] , geboren [in] 1971, is op 1 januari 2019 bij iZorgd! in dienst getreden op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in de functie van [functie1] tegen een salaris van € 6.480,- bruto per maand, inclusief 8% vakantiebijslag.
3.2.
IZorgd! houdt zich zoals blijkt uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel bezig met ‘
het ontwikkelen en exploiteren van online producten en daaraan te koppelen diensten gericht op toepassingen die het uitvoeren van zorg (..) voor ouderen, eenzame en sociaal kwetsbare mensen en lichamelijk en verstandelijk gehandicapte mensen verbetert, waarbij het doel is dat die groep (..) weer sociaal kan participeren in de maatschappij’.
3.3.
Op 25 juli 2019 heeft iZorgd! op verzoek van [de werknemer] een werkgeversverklaring afgegeven, waarin is vermeld dat geen voornemen bestaat het dienstverband binnenkort te beëindigen. [de werknemer] heeft vervolgens een nieuwe woning aangekocht en is daarvoor een financiering aangegaan.
3.4.
De heer [naam1] , hierna: [naam1] , [functie2] van iZorgd! heeft [de werknemer] op 10 september 2019 laten weten dat iZorgd! niet meer met [de werknemer] door wil. [de werknemer] heeft sinds 11 september 2019 geen werkzaamheden meer verricht. Partijen hebben over de mededeling van iZorgd! gesproken op onder meer 19 en 26 september 2019. Ook heeft op 17 oktober 2019 een gesprek plaatsgevonden tussen [de werknemer] en een door [naam1] aangewezen persoon, de heer [naam2] , maar ook dit gesprek heeft partijen niet tot elkaar gebracht.
3.5.
IZorgd! heeft nadien drie nieuwe medewerkers in dienst genomen: een product manager, een marketing medewerker en een [functie3] . De heer [naam3] , hierna: [naam3] , is per 1 januari 2020 in laatst bedoelde functie gestart.
3.6.
Op 10 januari 2020 heeft [de werknemer] een uitnodiging ontvangen voor een kennismakingsgesprek met [naam3] . Dit gesprek heeft plaatsgevonden op 20 januari 2020. [naam1] was aanwezig bij het eerste deel van het gesprek en introduceerde [naam3] als de nieuwe leidinggevende van [de werknemer] . Na dit gesprek hebben [de werknemer] en [naam3] nog per e-mail contact gehad. Tijdens het gesprek noch in de correspondentie wordt gerept over een vertrek van [de werknemer] .
3.7.
In de brief van 6 februari 2020 heeft de advocaat van iZorgd! [de werknemer] onder meer laten weten dat namens iZorgd! een verzoek tot het verstrekken van een ontslagvergunning bij het UWV is ingediend. In de brief staat als onderbouwing voor de wens te komen tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst het volgende.
Inmiddels heeft de afgelopen dagen in het management een overleg plaatsgevonden over de noodzakelijke bemensing van functies. Waar het betreft de commerciële taken is geconstateerd dat in uw afwezigheid het team erin is geslaagd twee grote klanten te verbinden en uit analyse is gebleken dat dit voor de komende langere tijd voldoende is. Dat betekent dat de commerciële activiteiten niet meer de omvang hoeven te hebben die deze hadden. Er kan worden volstaan met [naam4] als [functie4] en uw functie – een zwaardere functie als [functie1] met juist focus op zwaardere klanten – is derhalve bij besluit van begin deze week met onmiddellijke ingang komen te vervallen.
3.8.
Na deze brief zijn partijen opnieuw met elkaar in overleg getreden maar hebben geen overeenstemming kunnen bereiken over een oplossing.
3.9.
In de beslissing van het UWV van 8 mei 2020 is te lezen dat zij iZorgd! toestemming weigert om de arbeidsovereenkomst met [de werknemer] op te zeggen, kort samengevat omdat iZorgd! niet dan wel onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van bedrijfseconomische redenen waardoor het noodzakelijk is dat een arbeidsplaats structureel komt te vervallen. Het UWV oordeelt dat er geen redelijke grond is voor het ontslag en dat het mogelijk is [de werknemer] te herplaatsen.
3.10.
De kantonrechter heeft in de beschikking van 30 december 2020 de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 februari 2021 uiteindelijk (zie 4.3) ontbonden wegens een verstoorde arbeidsverhouding, met veroordeling van iZorgd! tot betaling van de wettelijke transitievergoeding en verstrekking van een deugdelijke bruto/netto specificatie. De proceskosten heeft zij gecompenseerd.

4.De beoordeling in hoger beroep van [de werknemer] en iZorgd!

redelijke grond voor ontbinding?
4.1.
De kern van het geschil tussen partijen is thans de vraag of ten tijde van de beslissing van de kantonrechter sprake was van een verstoorde arbeidsverhouding [5] , zodanig dat van iZorgd! niet kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
4.2.
Het hof is het met de beslissing van de kantonrechter ten aanzien van de verzochte ontbinding niet eens en is van oordeel dat ten tijde van die beslissing geen sprake was van een zodanige verstoring van de arbeidsverhouding. Hieronder legt het hof uit waarom het tot dit oordeel is gekomen.
4.3.
iZorgd! heeft de kantonrechter aanvankelijk verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens bedrijfseconomische redenen [6] . In het verzoekschrift heeft iZorgd! onder meer gesteld dat in september 2019 is gebleken dat de functie van [de werknemer] overbodig is geworden omdat zij in 2019 onverwacht twee grote klanten heeft geworven en er geen ruimte meer is voor verdere uitbreiding van klanten. Tegen het einde van de mondelinge behandeling bij de kantonrechter heeft iZorgd! verklaard dat zij voorwaardelijk een extra ontslaggrond aan haar verzoek tot ontbinding ten grondslag wil leggen, namelijk een verstoorde arbeidsverhouding. Dit voor het geval haar beroep op verval van een arbeidsplaats niet zou slagen. In de tussenbeschikking van 23 september 2020 heeft de kantonrechter overwogen dat de verzochte ontbinding wegens verval van een arbeidsplaats niet toewijsbaar is en heeft partijen vervolgens in de gelegenheid gesteld een aanvullend verzoek- en verweerschrift in te dienen. Van deze gelegenheid hebben partijen gebruik gemaakt. Vervolgens heeft de kantonrechter in de beschikking van 30 december 2020 de arbeidsovereenkomst ontbonden op de extra grond die iZorgd! in het aanvullend verzoekschrift heeft opgenomen.
4.4.
In het aanvullend verzoekschrift geeft iZorgd! aan dat de idee dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding bij haar pas is opgekomen bij het lezen van het verweerschrift in de procedure bij de kantonrechter en concreter is geworden na uitlatingen van [de werknemer] tijdens de mondelinge behandeling en het aanhoren van de waarneming van de kantonrechter dat de verstoordheid van de verhoudingen volgens haar duidelijk zichtbaar was. iZorgd! stelt zich in het aanvullend verzoekschrift op het standpunt dat [de werknemer] zich ter zitting respectloos heeft uitgelaten over iZorgd! en gebrek aan empathie heeft getoond en wijst daarbij onder meer op het feit dat [de werknemer] iZorgd! verwijten maakt, de door iZorgd! gestelde feiten weerspreekt en onterecht volhardt in zijn stelling dat onkosten vergoed moeten worden.
4.5.
Nog daargelaten dat [de werknemer] heeft weersproken dat hij zich respectloos en zonder empathie heeft uitgelaten, kan uit het feit dat een werknemer in een procedure door de werkgever ingenomen stellingen weerspreekt en zich ter zitting niet complimenteus uitlaat over die werkgever, niet zonder meer de conclusie worden getrokken dat sprake is van een
ernstigen
duurzaamverstoorde arbeidsverhouding. Het tot 1 juli 2015 geldende Ontslagbesluit bepaalde dat de werkgever die meende dat de arbeidsovereenkomst wegens een verstoorde relatie moest eindigen, aannemelijk diende te maken dat daarvan sprake is. Uit de parlementaire geschiedenis [7] blijkt dat deze voorwaarde na invoering van de nieuwe arbeidswet [8] , zou blijven gelden. Dit blijkt ook uit de tekst van de wet [9] en inmiddels is het vaste rechtspraak. Een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding kan niet enkel gebaseerd worden op een slechte verhouding die tussen partijen is ontstaan nadat procedures bij bijvoorbeeld het UWV en de kantonrechter zijn gevoerd. Van een duurzame verstoring is in een dergelijke situatie, zonder bijkomende omstandigheden die niet zijn gesteld, naar het oordeel van hof geen sprake. Van een duurzaam verstoorde relatie kan onder meer eerst sprake zijn als na het ontstaan van de verslechterde verhoudingen serieuze pogingen zijn ondernomen de verhoudingen tussen partijen te verbeteren, steeds met het doel weer met elkaar verder te kunnen. iZorgd! heeft dergelijke pogingen niet ondernomen. Bovendien is het hof van oordeel dat uit de in deze zaak vaststaande feiten niet voortvloeit dat van iZorgd! niet kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. De tussenconclusie is dat de kantonrechter het ontbindingsverzoek wegens het ontbreken van een redelijke grond had moeten afwijzen. De door [de werknemer] aangevoerde gronden II en IV zijn naar het oordeel van het hof – deels – terecht aangevoerd.
4.6.
De bezwaren van [de werknemer] tegen de beslissing van de kantonrechter ten aanzien van de toegewezen ontbinding zien niet alleen op de conclusie dat sprake is van een redelijke grond voor ontbinding, maar ook op de beslissing iZorgd! in de gelegenheid te stellen het ontbindingsverzoek, dat aanvankelijk was gegrond op verval van de arbeidsplaats van [de werknemer] [10] , aan te vullen met een andere ontbindingsgrond. Gelet op het hiervoor gegeven oordeel heeft [de werknemer] bij een beoordeling van dit deel van het door hem aangevoerde bezwaar geen belang meer. Dit bezwaar kan om die reden onbesproken blijven.
billijke vergoeding?
4.7.
Omdat het hof van oordeel is dat het verzoek van iZorgd! tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van partijen ten onrechte door de kantonrechter is toegewezen en [de werknemer] het verzoek tot herstel heeft ingetrokken, komt het hof toe aan beantwoording van de vraag of aan [de werknemer] een billijke vergoeding moet worden toegekend. Het hof beantwoordt deze vraag bevestigend en acht een billijke vergoeding van € 50.000 bruto passend en geboden. Hierna legt het hof uit wat het daarbij in aanmerking heeft genomen en hoe het tot dit bedrag is gekomen.
4.8.
Het hof stelt het volgende voorop. De toe te kennen vergoeding is niet een vergoeding wegens ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever, maar een alternatief voor het herstel van de arbeidsovereenkomst. Bij het bepalen van de hoogte van een dergelijke vergoeding ligt het in de rede de gevolgen voor de werknemer van het verlies van de arbeidsovereenkomst te betrekken [11] . Die gevolgen worden naar hun aard mede bepaald door de ‘waarde’ die de arbeidsovereenkomst voor de werknemer had. Daarnaast moeten ook de overige omstandigheden van het geval in aanmerking worden genomen, waarbij één van de omstandigheden is de (mate van) verwijtbaarheid van het handelen of nalaten van de werkgever dan wel het ontbreken daarvan. De rechter dient in de motivering van zijn oordeel over de billijke vergoeding inzicht te geven in de omstandigheden die tot de beslissing over de hoogte van die vergoeding hebben geleid. Het oordeel over de hoogte van de vergoeding moet begrijpelijk zijn, mede in het licht van het debat dat partijen over de vergoeding hebben gevoerd. Het hof acht de volgende omstandigheden van belang.
4.9.
[de werknemer] heeft in 2018 gesolliciteerd bij iZorgd! op de functie van [functie5] waarvoor een uitgebreide functieomschrijving was opgemaakt. Zonder overleg is [de werknemer] aangesteld als [functie1] , waarvoor geen functieomschrijving is opgemaakt. iZorgd! heeft aangevoerd dat ongeveer 8 á 9 maanden nadat [de werknemer] op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in dienst is getreden geheel onverwacht twee relaties ‘enorme contracten aangingen’ met iZorgd!. Dit noopte iZorgd! tot het volledig verleggen van commercie, waarvoor [de werknemer] was aangenomen, naar organisatie en techniek, aldus iZorgd! Zij heeft daarom besloten de functie van [functie1] te laten vervallen. De mededeling aan [de werknemer] kwam in september 2019 geheel onverwacht, er was geen sprake van kritiek op zijn functioneren en er was nog voldoende werk. Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat iZorgd! niet als goed werkgever heeft gehandeld. Haar optreden vanaf 10 september 2019 moet als verwijtbaar handelen worden aangemerkt. In plaats van de – kennelijk onverwacht – verworven grote opdrachten met [de werknemer] te bespreken en te onderzoeken of [de werknemer] een andere rol zou kunnen vervullen, heeft [naam1] [de werknemer] in een gesprek op 10 september 2019 laten weten dat hij niet meer nodig is bij iZorgd!, heeft zij [de werknemer] – als geen overeenstemming wordt bereikt over een vaststellingsovereenkomst – maanden in onzekerheid gelaten en heeft zij [de werknemer] in januari 2020 weer hoop gegeven door hem aan zijn nieuwe leidinggevende [naam3] voor te stellen en een gesprek te laten voeren waarin in elk geval het idee wordt gegeven dat een hervatting van de werkzaamheden aanstaande is. Een paar weken later heeft de advocaat van iZorgd! zonder aankondiging een brief aan [de werknemer] gestuurd waarin onder meer wordt aangegeven dat een ontslagvergunning is aangevraagd wegens verval van zijn functie. Dat [de werknemer] de verhouding niet wilde verstoren door aan te dringen op werkhervatting of dit in rechte af te dwingen is voorstelbaar en kan hem niet worden verweten. Het lag heel duidelijk op de weg van iZorgd! als werkgever om na de mededeling op 10 september 2019 een volgende stap te zetten. Dit deed zij eerst in februari 2020. Het optreden van iZorgd! heeft kortom geleid tot de situatie waarin partijen nu zitten en dat kan haar worden verweten.
Het hof neemt ook in aanmerking dat [de werknemer] op 25 juli 2019 een werkgeversverklaring heeft verkregen en op basis van de met iZorgd! gesloten arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en het bruto maandloon van € 6.000 exclusief vakantiebijslag een hypothecaire verplichting is aangegaan. Nog geen twee maanden later geeft iZorgd! aan, dat zij niet meer met [de werknemer] verder wil, zonder dat hij daarvoor een aanleiding heeft gegeven. Vanaf 1 februari 2021 is [de werknemer] afhankelijk van een WW-uitkering die substantieel lager is dan zijn maandloon, waardoor de aangegane hypothecaire lasten zwaar drukken.
4.10.
Ter bepaling van de ‘waarde van de arbeidsovereenkomst’ dient het hof voorts een inschatting te maken van de vermoedelijke duur van de arbeidsovereenkomst indien deze niet door de kantonrechter zou zijn ontbonden. Het hof is van oordeel dat niet aannemelijk is dat het dienstverband nog vijf of tien jaar zou hebben geduurd, zoals [de werknemer] heeft gesteld. Daarvoor zijn onvoldoende aanknopingspunten te vinden, ook niet in het CV van [de werknemer] , waaruit juist kan worden opgemaakt dat [de werknemer] gedurende zijn werkende leven voor diverse werkgevers heeft gewerkt en dat in elk geval vanaf 2012 sprake was van een één- en een tweejarig dienstverband. Het hof acht het aannemelijk dat de arbeidsovereenkomst vanaf de datum van ontbinding van de arbeidsovereenkomst, 1 februari 2021, nog een jaar had bestaan. De inschatting is dat als de ontbinding door de kantonrechter zou zijn afgewezen [de werknemer] weer werkzaamheden voor iZorgd! zou zijn gaan verrichten, maar dat [de werknemer] en iZorgd! na enige tijd zouden constateren dat er te veel gebeurd is en dat partijen ieder hun weg dienen te gaan. De inschatting is dat met het bereiken van overeenstemming over een beëindiging dan wel het bewerkstelligen van een beëindiging via de rechter een jaar zou zijn gemoeid. Uitgaande van een bruto maandloon van € 6.480,- bruto inclusief vakantiebijslag, een WW-uitkering inclusief vakantiebijslag van € 3.758,40 bruto gedurende twee maanden en van € 3.507,84 bruto gedurende tien maanden stelt het hof de concreet te berekenen inkomensschade op € 35.165 bruto. Een pensioenregeling maakte onderdeel uit van de tussen partijen overeengekomen arbeidsvoorwaarden. Onbetwist is gesteld dat [de werknemer] door de ontbinding van de arbeidsovereenkomst over een periode van vijf jaar een inleg misloopt van € 29.230,96, dus van afgerond € 5.846 per jaar. Omdat voor het vaststellen van een bedrag voor het gemis van een leaseauto geen gegevens zijn verstrekt zal het hof deze component, die immers ook relevant is voor het bepalen van de gevolgen van het verlies van de arbeidsovereenkomst, scharen onder de niet concreet in een bedrag uit te drukken omstandigheden die de waarde van de arbeidsovereenkomst bepalen. Het hof acht voor deze component en het in 4.9 omschreven handelen van iZorgd! een billijke vergoeding passend van € 9.000 bruto, zodat de totale billijke vergoeding afgerond uitkomt op het hiervoor in 4.7 genoemde bedrag.
declaraties en vakantiedagen
4.11.
Nu de verzoeken ter zake van de declaraties en vakantiedagen alsnog zijn ingetrokken behoeft grond III geen bespreking.
bruto/netto specificatie
4.12.
Tegen het verzoek iZorgd! te veroordelen bruto/netto specificaties te verstrekken ten aanzien van te betalen bedragen is geen verweer gevoerd. Het hof zal dat verzoek toewijzen. Voor het opleggen van een dwangsom wordt geen aanleiding gezien.
concurrentie- en relatiebeding
4.13.
Het verzoek tot vernietiging dan wel matiging van het concurrentie- en relatiebeding behoeft geen bespreking meer omdat partijen tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep hebben verklaard dat dit geschil niet meer speelt omdat beide bedingen met ingang van 27 mei 2021 niet meer gelden. Voor zover [de werknemer] heeft bedoeld de vorderingen met betrekking tot het toekennen van een vergoeding voor de tijd dat de bedingen wel voor hem golden te handhaven dan zullen die vorderingen worden afgewezen, omdat onvoldoende is gesteld of gebleken dat [de werknemer] in de periode vanaf 1 februari 2021 tot 27 mei 2021 als gevolg van deze bedingen geen ander werk heeft kunnen accepteren. De door [de werknemer] aangevoerde grond V behoeft gelet op voorgaande geen verdere bespreking.
geen bewijslevering
4.14.
Omdat door partijen onvoldoende concrete feiten zijn gesteld die, indien bewezen, tot een ander oordeel kunnen leiden, komt het hof niet toe aan bewijslevering. Het bewijsaanbod van partijen wordt daarom gepasseerd.
incidenteel hoger beroep
4.15.
iZorgd! heeft voorwaardelijk hoger beroep ingesteld. Zij verzoekt het hof de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens verval van een arbeidsplaats voor het geval het hof de beschikking van de kantonrechter vernietigt. Hoewel het hof de beschikking deels vernietigt, blijft de ontbinding in stand. De voorwaarde waaronder [de werknemer] het hoger beroep heeft ingesteld is daardoor niet vervuld. Dit hoger beroep behoeft dus geen bespreking.
proceskosten
4.16.
iZorgd! zal, als de in het ongelijk te stellen partij, de proceskosten van deze procedure (in het hoger beroep ingesteld door [de werknemer] en ook die van de procedure bij de kantonrechter) moeten dragen. Omdat de voorwaarde waaronder het incidenteel hoger beroep is ingesteld niet in vervulling is gegaan, wordt aan een proceskostenveroordeling in het incidenteel appel niet toegekomen.
4.17.
De kosten voor de procedure in eerste aanleg aan de zijde van [de werknemer] zullen worden vastgesteld op:
- salaris advocaat € 900 ( 3 punten x € 300).
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [de werknemer] zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht € 338
- salaris advocaat € 2.228 (2 punten x tarief II).
slotsom
4.18.
Het hof zal de beschikking van de kantonrechter bekrachtigen ten aanzien van de veroordeling tot betaling van de transitievergoeding en tot verstrekking van een specificatie daarvan. Het hof zal alsnog een billijke vergoeding toekennen en het verzoek tot het verstrekken van deugdelijke bruto/netto specificatie voor dat bedrag toewijzen.

5.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal hoger beroep
bekrachtigt de beschikking van 30 december 2020 van de kantonrechter te Midden-Nederland, locatie Utrecht, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en voor zover iZorgd! is veroordeeld tot betaling van de transitievergoeding en tot het verstrekken van een bijbehorende specificatie,
veroordeelt iZorgd! tot betaling aan [de werknemer] van een billijke vergoeding van € 50.000 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf twee weken na betekening van deze beschikking;
veroordeelt iZorgd! aan [de werknemer] een deugdelijke bruto/netto specificatie betreffende de betaling van de billijke vergoeding te vertrekken binnen één maand na heden;
veroordeelt iZorgd! in de kosten van beide instanties, tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van [de werknemer] wat betreft de eerste aanleg vastgesteld op € 900 voor salaris en tot aan deze uitspraak wat betreft het hoger beroep vastgesteld op € 338 voor griffierecht en op € 2.228 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart deze beschikking, voor zover het de hierin vermelde veroordelingen betreft, uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af wat meer of anders is verzocht;
verstaat dat het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep geen behandeling behoeft omdat de daaraan verbonden voorwaarde niet is vervuld.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.F.J.N. van Osch, M.P.C.J. van Bavel en I.A. Katz-Soeterboek, bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door mr. Van Bavel en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 31 augustus 2021.

Voetnoten

2.Zie verder rechtsoverweging 3.10.
3.Artikel 7:669 lid 3 sub a Burgerlijk Wetboek (BW).
4.Zie V formulier d.d. 22 juli 2021
5.Artikel 7:669 lid 3 sub g BW.
6.Artikel 7:669 lid 3 sub a BW, in de stukken ook wel kort aangeduid als ‘de a-grond’.
7.Kamerstukken II 2013/14, 33818, 3, p. 46
8.Wet Werk en Zekerheid (Wwz).
9.Artikel 7:669 lid 3 sub g BW en dan met name uit de woorden dat de ‘verstoring’ zodanig moet zijn ‘dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren’.
10.Artikel 7:699 lid 3 sub a BW.
11.o.a. HR 29 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:955 (Blue Circle) en HR 30 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1187 (New Hairstyle), rov. 3.4.4 en 3.4.5.