Uitspraak
verweerder in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
verzoekster in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
1.1. De procedure bij de kantonrechter
2.De procedure in hoger beroep
3.Feiten
het ontwikkelen en exploiteren van online producten en daaraan te koppelen diensten gericht op toepassingen die het uitvoeren van zorg (..) voor ouderen, eenzame en sociaal kwetsbare mensen en lichamelijk en verstandelijk gehandicapte mensen verbetert, waarbij het doel is dat die groep (..) weer sociaal kan participeren in de maatschappij’.
4.De beoordeling in hoger beroep van [de werknemer] en iZorgd!
ernstigen
duurzaamverstoorde arbeidsverhouding. Het tot 1 juli 2015 geldende Ontslagbesluit bepaalde dat de werkgever die meende dat de arbeidsovereenkomst wegens een verstoorde relatie moest eindigen, aannemelijk diende te maken dat daarvan sprake is. Uit de parlementaire geschiedenis [7] blijkt dat deze voorwaarde na invoering van de nieuwe arbeidswet [8] , zou blijven gelden. Dit blijkt ook uit de tekst van de wet [9] en inmiddels is het vaste rechtspraak. Een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding kan niet enkel gebaseerd worden op een slechte verhouding die tussen partijen is ontstaan nadat procedures bij bijvoorbeeld het UWV en de kantonrechter zijn gevoerd. Van een duurzame verstoring is in een dergelijke situatie, zonder bijkomende omstandigheden die niet zijn gesteld, naar het oordeel van hof geen sprake. Van een duurzaam verstoorde relatie kan onder meer eerst sprake zijn als na het ontstaan van de verslechterde verhoudingen serieuze pogingen zijn ondernomen de verhoudingen tussen partijen te verbeteren, steeds met het doel weer met elkaar verder te kunnen. iZorgd! heeft dergelijke pogingen niet ondernomen. Bovendien is het hof van oordeel dat uit de in deze zaak vaststaande feiten niet voortvloeit dat van iZorgd! niet kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. De tussenconclusie is dat de kantonrechter het ontbindingsverzoek wegens het ontbreken van een redelijke grond had moeten afwijzen. De door [de werknemer] aangevoerde gronden II en IV zijn naar het oordeel van het hof – deels – terecht aangevoerd.