In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 augustus 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 16 oktober 2019. Belanghebbende had een bedrag van € 1.655 aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) voldaan voor de registratie van een Mercedes Benz. De rechtbank had het beroep van belanghebbende gegrond verklaard wegens schending van de hoorplicht en de Inspecteur opgedragen opnieuw uitspraak op bezwaar te doen. Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak, maar de Inspecteur heeft geen hoger beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 13 juli 2021, die via beeldbellen plaatsvond, zijn de gemachtigde van belanghebbende en de vertegenwoordigers van de Inspecteur gehoord. Het Hof oordeelde dat de klachten van belanghebbende over de hoogte van de verschuldigde bpm en de rentevergoeding niet konden worden behandeld, omdat deze eerst in de nieuwe bezwaarprocedure aan de orde moesten komen. Het Hof heeft ook de klachten van belanghebbende over het griffierecht en de hoogte daarvan verworpen, en geoordeeld dat de heffing van griffierechten niet in strijd is met het Unierecht.
Het Hof heeft verder geoordeeld dat de door de rechtbank toegekende proceskostenvergoeding en immateriële schadevergoeding terecht zijn vastgesteld. Belanghebbende heeft geen recht op een hogere kostenvergoeding dan de forfaitaire bedragen die in het Besluit proceskosten bestuursrecht zijn vastgesteld. De verzoeken van belanghebbende om vergoeding van immateriële schade en rente over het griffierecht zijn afgewezen. Het Hof heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep ongegrond verklaard.