In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 augustus 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de belasting van personenauto's en motorrijwielen (BPM) die belanghebbende heeft voldaan op aangifte. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de uitspraak van de Inspecteur, die het bezwaar ongegrond verklaarde. De rechtbank Gelderland heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep ging. Tijdens de zitting op 13 juli 2021, die via beeldbellen plaatsvond, zijn zowel de gemachtigde van belanghebbende als vertegenwoordigers van de Inspecteur gehoord.
De kern van het geschil betreft de hoorplicht en de bewijslastverdeling. Belanghebbende stelt dat de Inspecteur de hoorplicht heeft geschonden door uitspraak te doen zonder hem te horen. Het Hof oordeelt dat de gemachtigde van belanghebbende meerdere keren is uitgenodigd voor een hoorgesprek, maar dat hij hiervan geen gebruik heeft gemaakt. Het Hof volgt de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat er geen sprake is van schending van de hoorplicht.
Daarnaast is er discussie over de hoogte van de BPM en de heffingsmodaliteiten. Belanghebbende betoogt dat de Inspecteur de bewijslast heeft om aan te tonen dat de BPM niet te hoog is vastgesteld. Het Hof oordeelt dat de belastingplichtige de plicht heeft om feiten te stellen die kunnen leiden tot een vermindering van de verschuldigde belasting. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er wordt geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegekend.