Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
2 De procedure in hoger beroep
- een journaalbericht van mr. Lesmeister van 8 oktober 2019 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Lesmeister van 9 oktober 2019 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Lesmeister van 21 oktober 2019 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Lesmeister van 29 oktober 2019 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Lesmeister van 21 november 2019 met productie(s);
15 december 2020. Partijen zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaten.
3.De feiten
28 februari 2001, genaamd: “Overeenkomst van geldlening” die ziet op een bedrag van ƒ 150.000,- (overeenkomst 1), staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:
Voorwaarden
28 februari 2001, genaamd: “Overeenkomst van geldlening / schenkingen”, die eveneens ziet op het bedrag van ƒ 150.000,- (overeenkomst 2), staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:
€ 4.260,- dient te betalen in verband met door haar onverschuldigd betaalde kinderalimentatie.
“ gelast de wijze van verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap als volgt: (…)
2. de aandelen [naam1] worden aan de man
toegedeeld voor een waarde van € 109.338,-;
3. de aandelen [naam2] 2017 die de man had op 22 december 2017 worden aan de man
toegedeeld tegen een waarde daarvan per 1 juli 2019 zoals vermeld in een door de man
binnen een maand na heden aan de vrouw te verstrekken opgave door de beheerder
van het plan;
4. de op de [nummer1] rekening op naam van de man staande saldi van € 50.000,- en
€ 11.781,46 worden aan de man toegedeeld en de op de [nummer2] rekening op naam van de vrouw staande saldi van € 39.500,- en € 2.578,75 worden aan de vrouw toegedeeld;
5. de inboedel wordt aan de man toegedeeld en de auto wordt aan de vrouw toegedeeld;
6. het recht op de bonus over 2017 wordt aan de man toegedeeld voor een bedrag van
(netto) € 23.946,72;
7. de vordering betreffende het collegegeld van [de zoon] wordt aan de man toegedeeld
voor een bedrag van € 1.003,-;
8. partijen dragen ieder voor de helft de (eventuele) pgb-schuld;
4.De omvang van het geschil
bestanddelen van de huwelijksgoederengemeenschap en opnieuw beschikkende te bepalen dat:
A. de man aan de vrouw ter zake van de [naam1] de helft van de
netto waarde op de datum van verkoop van 3035 aandelen zal voldoen;
B. de man aan de vrouw ter zake van het [naam2] 2017 aan de vrouw een bedrag van
€ 625,- zal voldoen;
C. aan de vrouw geen vordering toekomt ter zake van het collegegeld van [de zoon] ;
D. de pgb-schuld is verknocht aan de vrouw, althans dat partijen naar rato van hun
strafrechtelijke veroordeling draagplichtig zijn voor de pgb-schuld;
E. aan de vrouw ter zake van de schenking van ƒ 150.000,- in 2001 primair geen
vergoedingsrecht toekomt, subsidiair dat de overwaarde van de woning aan de
[adres1] (te [woonplaats1] ) ad € 279.670,- dient te worden verminderd met de schenking althans het vergoedingsrecht van de vrouw;
F. aan de vrouw ter zake van beide schenkingen van € 25.000,- in 2014 geen
vergoedingsrecht toekomt, subsidiair dat de overwaarde van de woning aan de
[adres1] (te [woonplaats1] ) ad € 279.670,- dient te worden verminderd met de schenkingen althans het vergoedingsrecht van de vrouw;
althans de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap te gelasten op een door het hof in goede justitie te bepalen wijze.
I. de man te veroordelen om binnen 14 dagen na de beschikking van het hof, althans binnen een door het hof te bepalen termijn, aan de vrouw het waarde-overzicht van het
[naam2] per peildatum over te leggen, dit op straffe van een dwangsom van € 250,-
per dag, waaronder een dagdeel heeft te gelden als een gehele dag, en dit tot een
maximum van € 12.500,-;
II. de man te veroordelen om binnen 14 dagen na de beschikking van het hof, althans
binnen een door het hof te bepalen termijn, aan de vrouw opgave te doen van het
tijdens het huwelijk opgebouwde [naam3] -pensioen, de ingangsdatum, een bewijs
waaruit blijkt of het [naam3] -pensioen wel/niet is afgekocht, alsmede een opgave
van de afkoopwaarde die de man heeft ontvangen, dit op straffe van een dwangsom
van € 250,- per dag, waaronder een dagdeel heeft te gelden als een gehele dag, en dit
tot een maximum van € 12.500,-, alsmede de man te verplichten de helft van de afkoopwaarde aan de vrouw te betalen;
III. de man te veroordelen om met ingang van 1 januari 2020 tot aan het moment dat het
aandeel van de vrouw in de woning aan het adres [adres1] te [woonplaats1] aan de man of
een derde is overgedragen en de overwaarde is verdeeld, een gebruiksvergoeding te
betalen, zijnde een percentage van 4% per jaar van de helft van de overwaarde, in
ieder geval 4% van de helft van € 320.000,- minus € 50.330,- en vermeerderd met het
spaardeel van ongeveer € 10.000,- is € 5.593,40 per jaar en aldus € 466,12 per maand,
althans een door het hof te bepalen bedrag.
5.De motivering van de beslissing
De aandelen [naam1] (grief 1 in het principaal hoger beroep)
* De waardepeildatum
9 juli 2019 (zie ook HR 23 november 2007, ECLI:NL:HR:BB6176).
* De waarde
22 december 2017 van € 109.338,-. De vrouw is het eens met deze waarde. De man stelt dat de waarde van de aandelen op 29 september 2019 € 60.495,- bedroeg.
Het [naam2] 2017 (grief 2 in het principaal hoger beroep en grief 1 in het incidenteel hoger beroep)
€ 250,- over de totale periode van zijn deelneming, van juli 2017 tot en met mei 2019. Dat de man daarnaast, zoals de vrouw stelt, ook opgebouwde meerwaarde uitgekeerd heeft gekregen, is naar het oordeel van het hof niet vast komen te staan.
Het collegegeld van [de zoon] (grief 3 in het principaal hoger beroep)
De draagplicht voor de pgb-schuld (grief 4 in het principaal hoger beroep)
Het bedrag van ƒ 150.000,- dat in 2001 door de ouders van de vrouw is verstrekt (grief 5 in het principaal hoger beroep en de grieven 2 en 4 in het incidenteel hoger beroep)
5 december ter grootte van het jaarlijks van schenkingsrecht vrijgestelde bedrag, laatstelijk op 5 december 2012. Evenmin staat ter discussie dat het ‘overzicht renteloze lening en aflossingen/schenkingen’ dat hierop ziet juist is.
“1. Bovenstaande lening is verstrekt aan debiteur en zal onder geen beding, onder welke boedelscheiding dan ook, kunnen vallen.”
1 in die zin begreep dat deze beoogde toekomstige kwijtscheldingen buiten de huwelijksgemeenschap (en voor de vrouw privé) te houden.
De twee schenkingen in 2014 van ieder € 25.000,- (grief 6 in het principaal hoger beroep en de grieven 3 en 4 in het incidenteel hoger beroep)
onderzoek - tot het zijne. De man heeft ook in hoger beroep, in aanmerking nemend de uiterste summiere toelichting op zijn zesde grief, onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd om anders te oordelen.
Gebruiksvergoeding
Het [naam3] -pensioen van de man (grief 5 in het incidenteel hoger beroep)
1 januari 2018).
verlaagd - niet langer aan deze afspraak gehouden kon worden, had het op haar weg gelegen om een verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie in te dienen. Nu zij dit niet heeft gedaan, kan geen sprake zijn van onverschuldigd betaalde kinderalimentatie. Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen voor zover de vrouw daarbij niet-ontvankelijk is verklaard in dit verzoek en het verzoek alsnog afwijzen.
Conclusie
6.De beslissing
K.M. Makkinga, bijgestaan door mr. L.S. Veldmans als griffier, en is op 22 juni 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.