Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in het principaal en het incidenteel hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De procedure in eerste aanleg
5.De verzoeken in hoger beroep
6.De motivering van de beslissing
- in december 1995 een bedrag van fl. 38.277,-- (€ 17.369,--);
- in 1997 een bedrag van fl. 7.000,--;
- in 1998 een bedrag van fl. 8.000,--;
- in 1999 een bedrag van fl. 8.000,--;
- in 2000 een bedrag van fl. 8.000,-- (deze vier bedragen tezamen zijn omgerekend € 14.067,18);
- in 2001 een bedrag van € 3.743,00;
- in 2002 een bedrag van € 3.999,--;
- in 2003 een bedrag van € 4.000,--;
- in februari 2004 een bedrag van € 21.100,-- (in afwijking van de opgave van de ouders; de vrouw heeft de stelling van de man dat het om dit bedrag gaat niet weersproken);
- in 2005 een bedrag van € 4.200,--;
- in 2006 een bedrag van € 4.300,--;
- in 2007 een bedrag van € 4.400,--;
- in december 2007 een kwijtschelding van € 19.000,-- op een lening van € 56.000,--;
- in 2008 een bedrag van € 4.400,--;
- in 2008 een kwijtschelding van € 20.000,-- op de lening van € 56.000,--;
- in 2009 een bedrag van € 4.575,--;
- in 2009 een kwijtschelding van € 17.000,-- op de lening van € 56.000,--;
- in 2010 een bedrag van € 5.000,--;
- in 2011 een bedrag van € 5.030,--;
- in 2012 een bedrag van € 5.030,--.
'De gemeenschap omvat, wat haar baten betreft, alle goederen der echtgenoten, bij aanvang van de gemeenschap aanwezig, of nadien, zolang de gemeenschap niet is ontbonden, verkregen, met uitzondering van goederen ten aanzien waarvan bij uiterste wilsbeschikking van de erflater of bij de gift is bepaald dat zij buiten de gemeenschap vallen.'