Uitspraak
[appellant] ,
1.[geïntimeerde1] ,
2. [geïntimeerde2] ,
3. [geïntimeerde3] ,
4. [geïntimeerde4] ,
5. [geïntimeerde5] ,
Bé c.s.,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.Waar gaat de zaak over?
hof: [appellant] ) toekomt in zijn hoedanigheid van pachter van de grond
hof: Bé c.s.) ter nakoming van het bedoelde
4.De vorderingen en de beslissing van de voorzieningenrechter
5.De beoordeling in hoger beroep
eerste griefis [appellant] opgekomen tegen de vaststelling van de feiten. Bij de afzonderlijke beoordeling van die grief heeft hij geen belang, omdat het hof de feiten zelf opnieuw heeft vastgesteld, rekening houdend met de bezwaren van [appellant] . Voor zover [appellant] met deze grief inhoudelijke bezwaren tegen het vonnis heeft aangevoerd, worden die geacht in het kader van de beoordeling van de andere grieven te zijn betrokken. De
grieven 2 tot en met 10hebben betrekking op de veroordeling van [appellant] om mee te werken aan levering van de woning. De
grieven 11 tot en met 20betreffen de veroordeling van [appellant] in verband met de betaling van de molengelden.
Grief 21is een voortbouwende grief zonder zelfstandige betekenis die ziet op de proceskostenveroordeling van [appellant] . Het hof zal de grieven, gezamenlijk per thema, beoordelen.
€ 120.000,- voor schadevergoeding en koopprijs van de woning gezamenlijk moest worden behaald en na aftrek van kosten dat bedrag niet werd behaald, moet het, in het licht van de tekst van de volmacht, zonder deugdelijke onderbouwing stellen. Een dergelijke clausulering valt in de volmacht, noch in andere overgelegde bewijsstukken, niet te lezen. Uit de door [appellant] in hoger beroep overgelegde correspondentie met [E] blijkt overigens niet dat [appellant] vraagtekens heeft gezet bij diens bevoegdheid om partijen bij de verkoop te vertegenwoordigen of opmerkingen heeft gemaakt over het ontbreken van een toereikende volmacht om in te gaan op het aanbod van de NAM. Die houding van [appellant] bevestigt de lezing van Bé c.s.
grieven 2 tot en met 10van [appellant] falen.
grief 16). De terugbetaling door SWE kan [appellant] niet worden verweten. Nu niet anders is gesteld is [appellant] niet eerder in verzuim geraakt en niet eerder wettelijke rente verschuldigd dan met ingang van de dag van dagvaarding in eerste aanleg in deze zaak, zijnde 29 april 2020, en niet met ingang van 23 december 2019, zoals de voorzieningenrechter heeft beslist. In zoverre slagen de grieven van [appellant] .
€ 1.727,- voor verschotten (griffierecht) en op € 3.278,- voor salaris advocaat (1 punt in tarief V). Het hof ziet anders dan [appellant] in de familieverhoudingen in dit geval geen aanleiding tot een compensatie van proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.