In deze zaak gaat het om een geschil tussen de eisers en de verweerders over de verdeling van de nalatenschap van hun (schoon)ouders. De rechtbank Midden-Nederland heeft in een eindvonnis de verweerders veroordeeld tot medewerking aan de levering van het voormalige woonhuis aan eiser 2. De rechtbank heeft het woonhuis aan eiser 2 toegewezen tegen een waarde van € 29.495,71, met de bepaling dat eiser 2 de kosten van de levering en een overbedelingsvergoeding aan de overige erfgenamen moet betalen. De verweerders hebben hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, maar hebben dit hoger beroep niet ingeschreven in het rechtsmiddelenregister, zoals vereist op grond van artikel 3:301 lid 2 BW.
De Hoge Raad oordeelt dat het hof de verweerders ambtshalve niet-ontvankelijk had moeten verklaren in hun hoger beroep, omdat zij niet tijdig aan de inschrijvingsplicht hebben voldaan. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en herstelt de eerdere beslissing van de rechtbank, waarbij de verdeling van het woonhuis aan eiser 2 wordt gelast. De Hoge Raad kan zelf de zaak afdoen en compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit arrest benadrukt het belang van de inschrijving in het rechtsmiddelenregister voor de rechtszekerheid bij de verkrijging van registergoederen.