In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vordering van de curator om aan de appellant, die als bestuurder van de failliete vennootschap Twente Bemiddeling en Advies B.V. fungeerde, een bestuursverbod op te leggen voor de duur van vijf jaar. De curator stelde dat de appellant in ernstige mate tekortgeschoten was in zijn informatie- en medewerkingsverplichtingen, zoals vastgelegd in artikel 106a van de Faillissementswet (Fw). De rechtbank had eerder deze vordering toegewezen, maar de appellant ging in hoger beroep.
Het hof heeft de feiten uit de eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel overgenomen en vastgesteld dat de appellant betrokken was bij eerdere faillissementen, maar dat deze faillissementen vóór de inwerkingtreding van de relevante artikelen van de Fw waren uitgesproken. Dit betekende dat de curator geen beroep kon doen op deze eerdere faillissementen voor de vordering tot het opleggen van een bestuursverbod. Het hof oordeelde dat de curator niet voldoende had aangetoond dat de appellant zijn informatieverplichtingen had geschonden, aangezien de appellant uiteindelijk de administratie had overgelegd.
Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en wees de vorderingen van de curator af. Tevens werd de curator veroordeeld in de proceskosten van beide instanties. De uitspraak benadrukt het belang van de bewijsvoering en de juiste toepassing van de Faillissementswet in zaken betreffende bestuursverboden.