Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
Duration”: “
This agreement commences on 15-08-2017 and continues at least until 14-01-2018. There after this agreement will continue for an indefinite time period.”
(…) Also make sure to know that the landlord is planning to renovate the property as I told you in the beginning. Your contract will end at the 14th of January 2018. It will not be extended! Maybe I can ask the landlord to extend it till the end of the month of one month extra, but we need to make another contract for that. Let me know if you want that, so I can arrange it and you don't live there illegal after the 14th.(…)”
(…) Also, we didn't understund that the landlord is planning to renovate the property because in contract write "This agreement commences on 15-08-2017 and continues at least until 14-01-2018. There after this agreement will continue for anindefinite time period." (…)”
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De vordering in hoger beroep
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep
commences on 15-08-2017” en “
continues at least until 14-01-2018.Uit de woorden “
at least”, leidt het hof af dat de huurovereenkomst is aangegaan in ieder geval tot 14 januari 2018, dus voor een minimale periode van vijf maanden. Na deze vijf maanden eindigt de huurovereenkomst niet, maar - zo volgt uit de tekst van artikel 2.1 - loopt de huurovereenkomst door voor onbepaalde tijd (“
an indefinite time period”). De tekst van de huurovereenkomst wijst er naar het oordeel van het hof op dat de huurovereenkomst aangemerkt moet worden als een overeenkomst voor onbepaalde tijd met een minimumduur van vijf maanden. Daarbij acht het hof van belang dat [appellant] de woning sinds ongeveer 2010 op commerciële basis verhuurde en dat een door hem ingeschakelde deskundige (de makelaar) de huurovereenkomst heeft opgesteld. Indien het de bedoeling was geweest om een huurovereenkomst voor de duur van vijf maanden te sluiten, die van rechtswege zou eindigen, had het op de weg van de verhuurder gelegen om dit in de huurovereenkomst duidelijk te maken, bijvoorbeeld door een verwijzing naar artikel 7:271 lid 1 BW. Eventuele onduidelijkheden in de formuleringen van de huurovereenkomst moeten daarom naar het oordeel van het hof voor rekening van [appellant] blijven.