Uitspraak
- het proces-verbaal van de civiele rolzitting van 8 mei 2024;
2.De kern van de zaak
4.De beoordeling
€ 483,57
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak vorderde eiser, die een kamer huurde van gedaagde, terugbetaling van te veel betaalde servicekosten op basis van een uitspraak van de Huurcommissie. Eiser had van 21 januari 2019 tot 1 februari 2023 een kamer gehuurd en betaalde naast de kale huurprijs ook servicekosten. Eiser vond de servicekosten te hoog en heeft de Huurcommissie gevraagd om de servicekosten voor het kalenderjaar 2021 te verlagen. De Huurcommissie stelde de eindafrekening vast op € 841,57, terwijl eiser in totaal € 3.588,00 aan servicekosten had betaald. Eiser vorderde in deze procedure het verschil van € 2.746,43 terug van gedaagde.
De kantonrechter oordeelde dat gedaagde dit bedrag aan eiser moest terugbetalen, omdat gedaagde de betaling van de servicekosten niet had betwist. Daarnaast moest gedaagde ook de wettelijke rente betalen, omdat hij in verzuim was geraakt na een aanmaning. Eiser had ook aanspraak gemaakt op buitengerechtelijke incassokosten, die door de kantonrechter werden toegewezen. De proceskosten werden eveneens aan gedaagde opgelegd, omdat hij in het ongelijk was gesteld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat gedaagde het bedrag moest betalen, ook als hij in hoger beroep zou gaan.