Uitspraak
- het proces-verbaal van de civiele rolzitting van 5 juni 2024 met de weergave van het mondelinge antwoord.
2.De kern van de zaak
3.De achtergrond van de zaak
4.De beoordeling
€ 367,82
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft eiser, die een kamer huurde van gedaagde, een vordering ingesteld om een bedrag van € 2.026,58 aan te veel betaalde servicekosten terug te vorderen. Eiser baseert zijn vordering op een uitspraak van de Huurcommissie, die de servicekosten voor het kalenderjaar 2021 heeft vastgesteld op € 799,42, terwijl eiser in totaal € 2.826,00 aan servicekosten had betaald. De kantonrechter heeft de vordering van eiser toegewezen, omdat gedaagde de betaling van het teveel betaalde bedrag niet heeft betwist. De kantonrechter oordeelt dat de uitspraak van de Huurcommissie bindend is, aangezien gedaagde geen verzet heeft aangetekend tegen deze uitspraak. Gedaagde is in verzuim met de betaling en moet ook de wettelijke rente over het toegewezen bedrag betalen. Daarnaast is gedaagde veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten, omdat hij in het ongelijk is gesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat gedaagde het bedrag moet betalen, ook als hij in hoger beroep gaat.