In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, staat de wilsbekwaamheid van de erflaatster centraal in het kader van haar testamentaire beschikkingen. De zaak betreft een hoger beroep dat is ingediend door appellanten, die in eerste aanleg als eisers optraden. De appellanten betwisten de wilsbekwaamheid van de erflaatster ten tijde van het opstellen van haar testamenten op 28 februari 2008 en 16 oktober 2008. Het hof heeft in een eerdere tussenuitspraak van 16 juni 2020 de partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over het vervolg van de procedure. Tijdens de procedure hebben beide partijen hun standpunten en bewijsstukken ingediend, waaronder medische dossiers en deskundigenadviezen.
De appellanten hebben aangevoerd dat de erflaatster, op basis van het medisch dossier, wilsbekwaam was en dat hun vorderingen voor toewijzing gereed liggen. De geïntimeerden hebben echter een tegenstrijdig deskundigenadvies overgelegd, waaruit blijkt dat er twijfels zijn over de wilsbekwaamheid van de erflaatster. Het hof heeft geconcludeerd dat er onvoldoende duidelijkheid is over de wilsbekwaamheid en heeft besloten een onafhankelijke deskundige te benoemen om de situatie verder te onderzoeken. De deskundige zal partijen de gelegenheid geven om opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en de kosten van het deskundigenonderzoek zullen door beide partijen worden gedragen.
Het hof heeft de partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de benoeming van de deskundige en de aan de deskundige voor te leggen vragen. De beslissing over de verdere procedure is aangehouden totdat de partijen hun standpunten hebben ingediend.