ECLI:NL:GHARL:2021:7729

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 augustus 2021
Publicatiedatum
11 augustus 2021
Zaaknummer
200.235.422
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over wilsbekwaamheid en deskundigenonderzoek in erfrechtelijke geschil

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is behandeld, betreft het een hoger beroep in een erfrechtelijke kwestie. De zaak draait om de wilsbekwaamheid van de erflaatster, die op 31 januari 2012 is overleden. De appellanten, die in eerste aanleg eisers waren, hebben een geschil over de geldigheid van testamenten die door de erflaatster zijn opgesteld op 16 oktober 2008 en 28 februari 2008. Het hof heeft in een eerdere tussenuitspraak van 16 februari 2021 de benoeming van een deskundige overwogen om de wilsbekwaamheid van de erflaatster ten tijde van het opstellen van de testamenten te onderzoeken.

Tijdens de procedure is de heer [geïntimeerde1] overleden, maar de procedure is voortgezet op naam van de oorspronkelijke procespartijen. De deskundige, [naam1], is benoemd om onderzoek te doen naar de geestelijke toestand van de erflaatster op de relevante data. Het hof heeft de deskundige specifieke vragen voorgelegd over de geestelijke stoornis en de gevolgen daarvan voor de wilsbekwaamheid van de erflaatster. De appellanten hebben bezwaren geuit tegen de hoogte van het voorschot voor de deskundige, maar het hof heeft bepaald dat een voorschot van € 8.000,- redelijk is, waarbij de kosten verdeeld worden tussen de partijen.

Het hof heeft verder bepaald dat de deskundige een concept-rapport zal opstellen en dat partijen de gelegenheid krijgen om hierop te reageren. De beslissing over de kosten van de procedure zal in het eindarrest worden genomen, waarbij de wettelijke hoofdregel geldt dat de partij die in het ongelijk wordt gesteld de kosten draagt. De zaak is verwezen naar de rol voor memorie na deskundigenrapport aan de zijde van de appellanten, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.235.422
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, 305773)
arrest van 10 augustus 2021
in de zaak van

1.[appellante1] ,

wonende te [woonplaats1] ,
2.
[appellante2],
wonende te [woonplaats2] ,
appellanten,
in eerste aanleg: eisers,
hierna: [appellanten] ,
advocaat: mr. T.H.I.M. Pierik,
tegen

1.[geïntimeerde1] ,

wonende te [woonplaats3] ,
advocaat: mr. A.J.C.M. van Acht,
2.
[geïntimeerde2],
wonende te [woonplaats3] ,
advocaat: mr. A.J.C.M. van Acht,
3.
[geïntimeerde3],
wonende te [woonplaats4] ,
advocaat: mr. A.J.C.M. van Acht,
4.
[geïntimeerde4],
wonende te [woonplaats5] ,
5.
[geïntimeerde5],
wonende te [woonplaats6] ,
6.
[geïntimeerde6],
wonende te [woonplaats7] ,
7.
[geïntimeerde7],
wonende te [woonplaats7] ,
8.
[geïntimeerde8],
wonende te [woonplaats1] ,
9.
[geïntimeerde9],
wonende te [woonplaats8] ,
10.
[geïntimeerde10],
wonende te [woonplaats9] ,

11.[geïntimeerde11] ,

wonende te [woonplaats7] ,
geïntimeerden,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna: [geïntimeerden]

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 16 februari 2021 hier over.
1.2
Beide partijen hebben vervolgens op de roldatum 18 mei 2021 zich bij akte uitgelaten omtrent de persoon van de te benoemen deskundige, de aan de deskundige voor te leggen vragen en de kosten van de deskundige.
1.3
Op 7 maart 2021 is de heer [geïntimeerde1] (geïntimeerde sub 1) overleden. [geïntimeerden] hebben laten weten dat zij om proceseconomische redenen afzien van schorsing van de procedure en deze voortzetten op naam van de oorspronkelijke procespartijen. Zij hebben voorts laten weten dat de erfgenamen van de heer [geïntimeerde1] zijn nalatenschap beneficiair aanvaard hebben en dat de wettelijke verdeling van toepassing is op die nalatenschap.

2.De motivering van de beslissing in hoger beroep

2.1
Partijen hebben geen bezwaren tegen de benoeming van [naam1] als deskundige. Het hof zal hem derhalve als deskundige benoemen, onder de bepalingen die hierna onder 3 worden vermeld.
2.2
Het hof zal aan de deskundige de volgende vragen voorleggen:
1. Kunt u op basis van het beschikbare medische dossier van mevrouw [de erflaatster] , overleden op 31 januari 2012, en de in deze procedure overgelegde schriftelijke verklaringen van personen over hun ervaringen met haar, waar nodig en mogelijk aangevuld met eigen nader onderzoek, aangeven of zij ten tijde van het wijzigen van haar testament op 16 oktober 2008 respectievelijk op 28 februari 2008 leed aan een stoornis van haar geestvermogens?
2. Indien het antwoord op vraag 1 bevestigend luidt:
a. Welke stoornis betreft het?
b. Wat zijn de gevolgen van die stoornis geweest voor de wilsbekwaamheid van betrokkene, in het bijzonder met het oog op het maken van de twee voornoemde testamenten?
3. Geeft het onderzoek overigens nog aanleiding tot het maken van opmerkingen, die in verband met de beslissing van dit geschil van belang zouden kunnen zijn?
2.3
[appellanten] vinden het voorschot te hoog en vragen het hof op grond van artikel 195 Rv de deskundige te vragen eerst zijn kosten te begroten alvorens een voorschot te bepalen. Voorts wijzen zij erop dat appellante sub 1 op basis van een toevoeging procedeert zodat aan haar geen voorschot kan worden opgelegd. [geïntimeerden] achten het redelijk dat de kosten van de deskundige naar evenredigheid door appellanten en geïntimeerden sub 4 tot en met 11 worden gedragen. Dit gelet op de ingestelde vorderingen, waar van de zijde van appellanten is verklaard dat geïntimeerden 4 tot en met 11 daar achter staan.
2.4
Het hof heeft reeds voorafgaand aan het arrest van 16 februari 2021 ambtshalve een begroting bij de deskundige opgevraagd; de deskundige hanteert een uurtarief van € 250,- per uur en heeft de werkzaamheden ingeschat op 24 tot 32 uur aan onderzoek, analyse en rapportage. Het hof acht een voorschot van € 8.000,- daarom redelijk. Op grond van artikel 195 Rv komt het voorschot ten laste van de eisende partij. Op grond van dat artikel wordt aan een partij die met een toevoeging procedeert geen voorschot opgelegd. Het hof zal daarom bepalen dat het voorschot wordt betaald door appellante sub 2 voor de helft, en voor de helft ten laste van ’s Rijks kas komt.
Het hof merkt op dat bij eindarrest een definitieve beslissing over de kosten van de procedure, waaronder ook het deskundigenrapport, zal worden genomen, en dat deze anders kan uitvallen dan de beslissing over het voorschot. Uitgangspunt daarbij is de wettelijke hoofdregel dat de partij die in het ongelijk wordt gesteld de kosten draagt.

3.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
3.1
benoemt tot deskundige:
[naam1] , specialist Ouderengeneeskunde en Hoogleraar ouderengeneeskunde en ethiek van de zorg, verbonden aan het centrum voor wilsbekwaamheidsvragen van het VU medisch centrum in Amsterdam;
om een onderzoek in te stellen en schriftelijk bericht uit te brengen omtrent de volgende vragen:
1. Kunt u op basis van het beschikbare medische dossier van mevrouw [de erflaatster] , overleden op 31 januari 2012, en de in deze procedure overgelegde schriftelijke verklaringen van personen over hun ervaringen met haar, waar nodig en mogelijk aangevuld met eigen nader onderzoek, aangeven of zij ten tijde van het wijzigen van haar testament 16 oktober 2008 respectievelijk op 28 februari 2008 leed aan een stoornis van haar geestvermogens?
2. Indien het antwoord op vraag 1 bevestigend luidt:
a. Welke stoornis betreft het?
b. Wat zijn de gevolgen van die stoornis geweest voor de wilsbekwaamheid van betrokkene, in het bijzonder met het oog op het maken van de twee voornoemde testamenten?
3. Geeft het onderzoek overigens nog aanleiding tot het maken van opmerkingen, die in verband met de beslissing van dit geschil van belang zouden kunnen zijn?
3.2
bepaalt dat de deskundige tijdens het onderzoek partijen in de gelegenheid zal stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen en dat daarvan uit het schriftelijk bericht zal blijken;
3.3
bepaalt dat de deskundige een concept-deskundigenbericht aan partijen zal toesturen en partijen in de gelegenheid zal stellen op dat concept te reageren alvorens een definitief bericht uit te brengen. In het definitieve deskundigenbericht zal de deskundige de reacties van partijen op het concept bespreken;
3.4
bepaalt dat partij [appellanten] aan de deskundige een kopie van het volledige procesdossier ter beschikking zal stellen;
3.5
beveelt partijen om aan de deskundige alle door deze gewenste inlichtingen te verstrekken;
3.6
bepaalt dat de deskundige het ondertekende deskundigenbericht vóór 1 november 2021 toestuurt aan de griffie van dit hof (Postbus 9030, 6800 EM Arnhem );
3.7
bepaalt het voorschot van de kosten van de deskundige op € 8.000,-;
3.8
bepaalt dat appellante sub 2 de helft van het voorschot - aldus € 4.000,- - dient te betalen, conform de nota met betaalinstructies die appellante sub 2 zal ontvangen van het Landelijke Dienstencentrum voor de Rechtspraak;
3.9
bepaalt dat dit voorschot (in beginsel) binnen vier weken na dagtekening van de nota van het Landelijk Dienstencentrum moet zijn voldaan;
3.1
bepaalt dat ten laste van appellante sub 1 geen voorschot wordt opgelegd in verband met artikel 195 derde en vierde volzin Rv en bepaalt dat het ten laste van 's Rijks kas aan de deskundige door de griffier betaalde helft van het voorschot - aldus € 4.000,- - hangende het geding voorlopig in debet wordt gesteld;
3.11
bepaalt dat de deskundige niet met het onderzoek zal starten voordat de griffier heeft laten weten dat het voorschot is betaald;
3.12
bepaalt dat de deskundige zich - door tussenkomst van de griffie - met vragen en opmerkingen zal wenden tot mr. M.L. van der Bel, die hierbij wordt benoemd tot raadsheer-commissaris;
3.13
draagt de griffier op een afschrift van dit arrest aan de deskundige te verzenden;
3.14
verwijst de zaak naar de rol van 23 november 2021 voor memorie na deskundigenrapport aan de zijde van [appellanten] ;
3.15
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.L. van der Bel, R. Prakke-Nieuwenhuizen en M.H.H.A. Moes, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op10 augustus 2021.