Uitspraak
[appellant],
Provincie Groningen c.s.,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een geschil tussen een particulier, aangeduid als [appellant], en de Provincie Groningen, samen met de Stichting Het Groninger Landschap, over de uitleg van een terugkooprecht dat is opgenomen in een koopovereenkomst betreffende een perceel agrarische grond. De koopovereenkomst werd in 2015 gesloten, waarbij [appellant] het perceel verkocht aan de Provincie Groningen. In de overeenkomst was een terugkooprecht opgenomen, dat [appellant] de mogelijkheid gaf om het perceel terug te kopen onder bepaalde voorwaarden. In 2018 stelde [appellant] dat hij gebruik wilde maken van dit terugkooprecht, omdat hij meende dat de voorwaarden voor uitoefening ervan waren vervuld. De Provincie Groningen en de Stichting Het Groninger Landschap betwistten echter dat [appellant] recht had op terugkoop.
De rechtbank oordeelde in eerste aanleg dat [appellant] recht had op een verklaring voor recht dat de Provincie Groningen verplicht was om het perceel in te richten conform het inrichtingsplan, maar wees andere vorderingen van [appellant] af. In hoger beroep heeft het hof de grieven van [appellant] tegen deze uitspraak behandeld. Het hof heeft vastgesteld dat de uitleg van de terugkoopbepaling door de rechtbank juist was en dat de Provincie Groningen niet verplicht was om het perceel binnen een strikte termijn volledig in te richten. Het hof oordeelde dat de terugkoopbepaling niet zo moest worden geïnterpreteerd dat het terugkooprecht ook kan worden ingeroepen als de inrichting niet volledig conform het inrichtingsplan is uitgevoerd. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd, maar de overige beslissingen bekrachtigd, en [appellant] veroordeeld in de proceskosten.