Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
bij de rechtbank: gedaagde,
de gemeente,
1.Hoorne Vastgoed B.V.,
Hoorne,
Vomar,
Hoorne c.s.,
1.De verdere procedure bij het hof
- een “akte uitlatende ontbrekende pagina productie 9 eerste aanleg” (met producties) van de gemeente;
- een akte (met producties) van Hoorne c.s.;
- een antwoordakte van de gemeente.
De advocaat van Hoorne c.s. heeft in een brief van diezelfde datum op de brief van de advocaat van de gemeente gereageerd. Hij heeft bestreden dat de weergave onjuist is en heeft bezwaar gemaakt tegen de voorgestelde aanvullingen.
2.Waar gaat het in deze zaak over?
3.3. Ontbrekende stukken
In afwijking van de voettekst bestaat het memo bij de overgelegde brief niet uit 8 maar uit 7 pagina’s.”
4.4. De relevante feiten
Medio 2000 heeft de gemeenteraad het Ontwikkelingsplan voor de wijk Noorderplassen West vastgesteld. Vanaf dat moment is er met meerdere marktpartijen gewerkt aan de verdere ontwikkeling en uitwerking van de wijk. Per 1 januari ’08 zijn er 865 woningen opgeleverd. In totaal worden ca. 2.700 woningen gerealiseerd, waarvan ca. 600 woningen direct aan het water liggen.
€ 2.375.000,-. Uit het inschrijfformulier blijkt dat Hoorne zich bereid verklaarde tot:
1. De ontwikkeling van de supermarktlocatie (supermarkt, overig commercieel programma, woningen en parkeerplaatsen) in Noorderplassen in Almere (stadsdeel Stad) op een kavel van ca. 3.777 m2 terrein.
15 kalenderdagen niet zou blijken van bezwaren van de andere inschrijvers. Zulke bezwaren zijn niet ingediend, waarna het project door de gemeente aan Hoorne c.s. is gegund.
Aansluitend op onze bespreking van 16 februari jl. bevestigen wij hiermede dat naar ons oordeel sprake is van onvoorziene omstandigheden zoals benoemd in artikel X.3.a. van de Realisatie-Overeenkomst voor wat betreft het zogenaamde “Grote Eiland” (een en ander genoegzaam bekend). Bijgevolg zijn wij van oordeel dat de Gemeente Almere – ingevolge ditzelfde artikel X.3.1 – gehouden is dit “Grote Eiland” terug te kopen van de [CV] tegen restitutie van de betaalde koopprijs A en een vergoeding voor de reeds gerealiseerde infrastructurele werken.”
Daarnaast speelt er nog een ander aspect, namelijk dat de woningbouwproductie achterblijft op de planning zoals deze medio 2007 was voorzien. De in de plannen opgenomen winkelvoorziening voorziet een omzet die gekoppeld is aan het aantal woningen in Noorderplassen ten tijde van de opening. Aangezien de productie van de woningen achterblijft, is het verantwoord voor de Vomar Voordeelmarkt om een tijdelijke winkel te starten met een kleiner verkoop vloeroppervlak, zodat de verwachte omzet met de reële verwachting van de woningproductie in de pas blijft lopen. De geplande winkel zou bij opening dan aanmerkelijk te groot zijn, door de achterblijvende woningbouwproductie.
Vlak voor deze datum heeft Hoorne BV laten weten toch niet tot ondertekening van de overeenkomst over te kunnen gaan. De reden hiervoor was dat de woningbouwproductie in Noorderplassen West achterbleef bij de indicatieve woningbouwprogrammering, welke destijds als bijlage bij de tenderstukken is gevoegd, zodat er te weinig draagvlak zou zijn voor de te behalen omzet van de supermarkt. Daarnaast werd een moeizame afzet van de 53 woningen boven de supermarkt voorzien.
Naar onze mening was de onderhandeling over de bouwplan overeenkomst nog niet geheel afgehandeld. Voor Hoorne B.V. was er sowieso nog geen[het hof begrijpt: “een”]
voorbehoud Raad van Commissarissen RvC. Deze goedkeuring is er ook nog niet voor het huidige voornemen om daadwerkelijk te ondertekenen.
Ten aanzien van deze overeenkomst stellen wij heel duidelijk dat de huidige omstandigheden dusdanig anders zijn dan tijdens de tenderingsperiode waarin de overeenkomst in basis is opgesteld, dat er geen sprake is van een normaal bedrijfsrisico c.q. normaal onvoorziene omstandigheden.
Wij zijn bij het ondertekenen ervan uitgegaan dat bij de uitvoering van de overeenkomst en de uitwerking van de plannen het gestelde, in genoemde brief[hof: van 22 december 2009]
, in acht zal worden genomen (…).”
Inmiddels is de markt voor nieuwbouwwoningen in Almere zodanig verslechterd dat niet alleen de verkoop in het project het Grote Eiland maar ook in de overige bouwvelden volledig is gestagneerd.
Geplande woningopleveringen NPW
25 november 2010 is de grond overgedragen.
22 december 2010. De gemeente werd veroordeeld om aan de CV een bedrag van
€ 31.956.466,68 te betalen.
(…) De gedachten die wij met u hebben besproken is dat Hoorne Vastgoed een substantieel project voor rekening en risico in ontwikkeling zou nemen en mogelijk een gedeelte van de grote verliezen die Vomar en Hoorne thans leiden en hebben geleden kunnen compenseren. Enerzijds uit een winstpotentie in de ontwikkeling en anderzijds het bouwen van huizen voor nieuwe Vomar klanten.
5.De beoordeling van de geschilpunten
Volgens de rechtbank heeft de gemeente door de genoemde informatie te verzwijgen onrechtmatig gehandeld jegens zowel Hoorne als Vomar. De rechtbank heeft de gemeente veroordeeld tot vergoeding van de door Hoorne c.s. daardoor geleden schade, op te maken bij staat.
a. Hoorne had bij het sluiten van de koopovereenkomst een onjuiste voorstelling van zaken, doordat zij niet wist dat de CV zich terug had getrokken/wilde terugtrekken uit de realiseringsovereenkomst met de gemeente waardoor de CV 364 woningen niet zou bouwen
(het vereiste van de onjuiste voorstelling van zaken).
b. De overeenkomst tussen de gemeente en Hoorne zou bij een juiste voorstelling van zaken niet (op deze voorwaarden) zijn gesloten (het vereiste van causaal verband).
c. De gemeente behoorde te weten dat de informatie over de ontwikkelingen met de CV voor Hoorne van essentieel belang was (het vereiste van de kenbaarheid).
d. De gemeente kende de voor Hoorne essentiële informatie, maar heeft die niet meegedeeld (het vereiste van de schending van de spreekplicht).
Bovendien is voor toewijsbaarheid van de vordering tot dwaling vereist dat de bij Hoorne ontbrekende, maar voor haar wel essentiële, informatie geen betrekking heeft op een uitsluitend toekomstige omstandigheid en dat de dwaling niet voor haar rekening komt. Als aan een van deze eisen niet is voldaan, is de vordering tot vernietiging van de overeenkomst wegens dwaling niet toewijsbaar.
Hoorne c.s. stellen en aannemelijk maken dat Hoorne, indien zij niet onder invloed van dwaling zou hebben gehandeld, een of meer onderdelen van de koopovereenkomst niet zou hebben aanvaard. Van Hoorne c.s. kan niet worden verlangd dat zij precies aangeeft op welke andere voorwaarden Hoorne de overeenkomst zou hebben gesloten [2] . Het verweer dat de dwaling voor rekening van Hoorne komt, is een bevrijdend verweer. Stelplicht en bewijslast van dat verweer rusten op de gemeente.
onrechtmatig zijn jegens Hoorne, haar contractspartij, en dient de gemeente de daardoor geleden schade van Hoorne te vergoeden. Daarvoor is nodig dat het niet delen van deze informatie onzorgvuldig is jegens Hoorne.
Of het delen van deze informatie ook onrechtmatig is jegens Vomar, als een bij de overeenkomst tussen de gemeente en Hoorne nauw betrokken derde, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval [3] .
Hoorne c.s. zijn gebruikt voor de beslissing om ondanks de aangepaste prognose toch door te gaan met het project. Verder heeft het hof Hoorne c.s. gevraagd om de berekeningen te maken, en in het geding te brengen, die in de fictieve situatie - de situatie waarin de gemeente Hoorne c.s. wel zou hebben geïnformeerd over de verwikkelingen met de CV - door Hoorne c.s. zouden zijn gemaakt, dezelfde berekeningen als feitelijk zijn gemaakt dus, maar met een aanpassing vanwege de informatie over de CV.
- hetzelfde stuk, dat volgens haar een berekening van de fictieve situatie in april 2010 is;
- een investeringsaanvraag van Vomar van 12 april 2012;
- een notitie met de omschrijving “Fictieve berekening gemiste winst Vomar;
- een schriftelijke verklaring van de heer [naam1] , van 2009 tot en met 2020 [functie] van Hoorne;
- een rapport van een accountant over de winst- en verliesrekeningen van Hoorne en Vomar in de jaren 2012 tot en met 2020.
Volgens Hoorne c.s. volgt uit deze gegevens dat het geprognosticeerde resultaat van zowel Hoorne als Vomar in de fictieve situatie aanzienlijk slechter is dan het in de feitelijke situatie berekende te verwachten resultaat en zouden zij niet aan het project zijn begonnen indien zij waren uitgegaan van de berekeningen die voor de fictieve situatie zijn vervaardigd. Dat sluit ook aan bij de verklaring van [naam1] , die uiteenzet dat het besluit om te starten een moeilijk besluit was en dat de geplande woningproductie leidend was voor dat besluit. [naam1] heeft daarom zeer intensieve gesprekken gevoerd met de gemeente om zoveel mogelijk zekerheid te krijgen over de geplande woningproductie door de gemeente. [naam1] schrijft verder:
“
De productieplanning was voor mij essentieel voor het besluit om het project al dan niet uit te voeren en zelfs de mogelijkheid om het project terug te geven aan de gemeente was voor mij een reële optie, als de planning gewijzigd zou moeten worden met minder woningen of een langere doorlooptijd.Op basis van de besproken planning heb ik het besluit genomen om de realisatie van het project te starten. Als ik op het moment van het besluit had geweten dat de overeenkomst tussen de gemeente en de CV voor de realisatie van 364 woningen zou worden ontbonden en daarmee de zekerheid van de realisatie van de 364 was weggevallen, had ik het besluit voor de realisatie niet genomen en het project teruggegeven aan de gemeente.”
€ 175.000,- moeten betalen. Partijen zijn het er, is tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep gebleken, over eens dat supermarktlocaties schaars zijn. Vomar zou een, schaarse, supermarktlocatie mislopen indien Hoorne c.s. zich uit het project zouden terugtrekken.
Hoorne c.s. zich er ook van bewust waren - ook dat blijkt uit de aangehaalde brief - dat de marktomstandigheden uitzonderlijk waren. In zo’n situatie heeft iedere prognose, ook als deze is gebaseerd op alle bekende informatie op het moment van de prognose, slechts beperkte voorspellende waarde. De realisering van de prognose staat of valt met de bereidheid van potentiële kopers om een woning in de wijk te kopen. Ook als de CV zich niet zou hebben teruggetrokken, zou zij haar aandeel in het geprognosticeerde bouwvolume alleen hebben kunnen realiseren wanneer er gegadigden voor de door haar te bouwen woningen zouden zijn. Een op de juiste gegevens gebaseerde prognose alleen leidt nog niet, automatisch, tot volle boodschappenwagens in de Vomar. Uiteraard waren Hoorne c.s. daarmee bekend en realiseerden ook zij zich dat (prognose)papier geduldig is, zeker in onrustige marktomstandigheden. Er kan dan ook niet zonder meer van worden uitgegaan dat Hoorne c.s. (alleen) vanwege een aanpassing van de prognose door het vertrek van de CV zich uit het project zouden hebben teruggetrokken.
De aanpassing van de investeringsbegroting door Hoorne wijst er, kortom, op dat Hoorne zelf na april 2010 geen aanwijsbaar verband zag tussen (de prognose van) het woningbouwvolume in de wijk en het rendement voor haar van het project. Dat Hoorne dat verband wel zou hebben gezien bij een nieuwe aanpassing (vanwege het vertrek van de CV) - en daaraan (zoals hiervoor is uiteengezet) vergaande consequenties zou hebben verbonden - is in dat licht bezien niet aannemelijk. Hoorne c.s. hebben dat met de door haar overgelegde investeringsbegroting voor de fictieve situatie ook niet aannemelijk gemaakt. Die begroting is gelijk aan de begroting voor de feitelijke situatie en sluit niet op een bedrag van
€ 630.899,- negatief, zoals Hoorne c.s. stellen, maar € 517.544,- positief. Wat daar ook van zij, Hoorne c.s. hebben niet toegelicht wat de oorzaak is van het verschil tussen beide resultaten en daarmee ook niet dat, en waarom, indien Hoorne in 2010 bekend zou zijn geweest met het afhaken van de CV de investeringsbegroting bij overigens gelijkblijvende omstandigheden zou sluiten op een resultaat dat ongeveer € 1.150.000,- slechter is. Aan het rapport van de accountant kan het hof op dit punt ook geen verklaring ontlenen.
€ 180.000,- per week aan 2.872 woningen. Die aantallen komen niet overeen met de in
april 2010 aangepaste prognose van 2.100 woningen in 2012 en - ongeveer - 2.580 woningen in 2016. Het lijkt er dan ook niet op dat Vomar bij haar investeringsaanvraag rekening heeft gehouden met de op dat moment actuele prognoses, zodat het maar de vraag is of en in hoeverre een nieuwe aanpassing van die prognose invloed zou hebben gehad op de aanvraag, en daarmee op de beslissing om te investeren.
In de fictieve situatie dat de gemeente de perikelen met de CV wel zou hebben gemeld, zou dat er niet toe hebben geleid dat meer woningen zouden zijn gebouwd dan nu het geval is, zodat Hoorne c.s. ook geen aanspraak hebben op het eventuele rendementsverlies ten gevolge van het feit dat de 364 woningen van de CV niet (binnen de verwachte termijn) zijn gebouwd. In dit verband overweegt het hof dat gesteld noch gebleken is dat de gemeente de aangepaste prognose van april 2010 (waarin volgens Hoorne c.s. nog de 364 door de CV te bouwen woningen zijn verwerkt) jegens Hoorne heeft gegarandeerd.
De grieven IV tot en met VII van de gemeente,die gericht zijn tegen het oordeel van de rechtbank dat sprake is van causaal verband tussen de onjuiste voorstelling van zaken en het aangaan van de overeenkomst en van schade ten gevolge van onrechtmatig handelen van de gemeente, slagen. De andere grieven van de gemeente kunnen bij gebrek aan belang onbesproken blijven.
De grieven van Hoorne c.s., die gericht zijn tegen de afwijzing van de vordering tot schadevergoeding betreffende de woningbouw op het Grote Eiland, falen.
6.6. De beslissing
veroordeelt Hoorne om aan de gemeente terug te betalen € 2.375.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 13 februari 2019;
- € 3.894,- aan verschotten en € 15.524,- voor geliquideerd salaris van de advocaat voor de procedure bij de rechtbank;
te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf 14 dagen na de datum van dit arrest en vermeerderd met € 163,- voor nasalaris, te verhogen met € 85,- indien niet binnen 14 dagen na de datum van dit arrest aan deze veroordelingen is voldaan én betekening heeft plaatsgevonden;