In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om een geschil tussen Roverts Beheer B.V. en een geïntimeerde, die in eerste aanleg schadevergoeding heeft gevorderd wegens onrechtmatig beslag. Het hof behandelt de procedure die begon met een conservatoir beslag door Roverts Beheer op 4 september 2015, dat werd gelegd in het kader van een vordering tot terugbetaling van een bedrag van € 30.000,00. De geïntimeerde heeft in eerste aanleg gevorderd dat Roverts Beheer aansprakelijk is voor de schade die hij heeft geleden door dit beslag. De rechtbank Midden-Nederland heeft in het eindvonnis van 13 november 2019 de vordering van de geïntimeerde toegewezen tot een bedrag van € 6.053,50, maar de vordering in reconventie van Roverts Beheer afgewezen.
In hoger beroep heeft Roverts Beheer twaalf grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden vonnissen. De geïntimeerde heeft in het incidenteel appel drie grieven aangevoerd. Het hof heeft vastgesteld dat het beslag van 4 september 2015 is gebaseerd op een ondeugdelijke vordering, waardoor het onrechtmatig is jegens de geïntimeerde. Dit leidt tot risicoaansprakelijkheid voor Roverts Beheer voor de gevolgen van het beslag. Het hof heeft de grieven van Roverts Beheer verworpen en de vordering van de geïntimeerde gedeeltelijk toegewezen, met een totaalbedrag van € 6.561,00 aan schadevergoeding, plus € 2.500,00 voor kosten in verband met het executoriaal beslag. De kosten van de procedure in hoger beroep zijn voor rekening van Roverts Beheer.