Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.De procedure in hoger beroep
3.De feiten
" 2.8 Partneralimentatie
[verzoeker] in onderling overleg besloten om de alimentatieverplichting van de heer [verzoeker] niet onmiddellijk bij samenleven van mevrouw [verweerster] met een ander als ware zij gehuwd, of als hadden zij hun partnerschap laten registreren te laten vervallen. De alimentatieverplichting zal doorlopen tot 12 maanden na de aanvang van het samenleven. Indien de samenleving op dat tijdstip nog voortduurt eindigt de alimentatieverplichting definitief. Voorwaarde voor de handhaving van de alimentatieverplichting tijdens het samenleven van mevrouw [verweerster] is dat mevrouw [verweerster] vóór de aanvang van de samenleving de heer [verzoeker] schriftelijk in kennis stelt van haar voornemen om te gaan samenleven, met mededeling van het tijdstip waarop de samenleving zal aanvangen en met de naam van degene met wie zij zal gaan samenleven.
4.De omvang van het geschil
I. de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 19 juni 2013 in
5.De motivering van de beslissing
* Affectieve relatie met een duurzaam karakter
* Samenwonen
à drie keer per week in de woning van de vrouw overnacht. De man stelt weliswaar dat [B] drie à vier keer per week bij de vrouw overnacht, maar die stelling heeft hij in het licht van het uitgebreide, gemotiveerde verweer van de vrouw onvoldoende nader onderbouwd. De enkele verklaring van een buurman van de vrouw, en de door deze buurman gemaakte foto's van de auto van [B] , zijn hiertoe naar het oordeel van het hof onvoldoende en het bewijsaanbod dat de man heeft gedaan is naar het oordeel van het hof niet specifiek genoeg om hem toe te kunnen laten tot bewijslevering op dit punt.
Hoewel het hof het met de man eens is dat het aanhouden van twee woningen (en het ieder ingeschreven staan op een eigen adres) niet hoeft uit te sluiten dat sprake is van samenwonen, is daarvan in dit geval naar het oordeel van het hof toch geen sprake. Er is
- in het licht van de gemotiveerde betwisting door de vrouw - onvoldoende aangetoond dat de frequentie van het samenzijn van de vrouw en [B] zodanig is dat sprake is van samenwoning, daarbij mede in aanmerking genomen dat ook niet gebleken is dat de vrouw regelmatig bij [B] in [C] overnacht. Voor zover de man heeft gesteld dat de vrouw en [B] geregeld samen eten, verjaardagen en vakanties samen vieren en over elkaars huissleutel beschikken, overweegt het hof dat dit omstandigheden zijn die passen bij het hebben van een lat-relatie, en die - mede in het licht van wat hiervoor is overwogen - niet maken dat het hof tot een ander oordeel komt. Dit geldt ook voor het feit dat [B] zoals de man stelt aanwezig is bij gesprekken die over de kinderen gaan. Dat [B] pakketjes zou hebben laten bezorgen bij de woning van de vrouw en dat hij alleen in haar woning verblijft, is gelet op de betwisting door de vrouw en het gebrek aan nadere onderbouwing door de man niet vast komen te staan en zou evenmin hebben geleid tot een ander oordeel. Het hof is gelet op het vorenstaande van oordeel dat hetgeen de man heeft gesteld, niet kan leiden tot het oordeel dat de vrouw en [B] met elkaar samenwonen. De overige cumulatieve vereisten van artikel 1:160 BW behoeven gelet hierop geen bespreking meer.
6.De beslissing
17 juni 2019, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
A.W. Beversluis, bijgestaan door mr. L.S. Veldmans als griffier, en is op
19 november 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.