In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot alimentatie. De vader, die onder bewind staat, was in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Noord-Nederland van 19 november 2019, waarin was bepaald dat hij een bijdrage moest leveren in de kosten van levensonderhoud en studie van zijn dochter, [verweerster]. De bewindvoerder van de vader stelde dat [verweerster] niet-ontvankelijk verklaard moest worden in haar verzoek, omdat zij de bewindvoerder niet als formele procespartij had betrokken in de procedure. Het hof oordeelde dat de bewindvoerder, die de belangen van de vader vertegenwoordigt, inderdaad als formele procespartij had moeten worden betrokken. Het hof concludeerde dat [verweerster] niet-ontvankelijk moest worden verklaard in haar verzoek, omdat zij niet had voldaan aan de vereisten van de wet omtrent bewindvoering. De beschikking van de rechtbank werd vernietigd en [verweerster] werd alsnog niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot wijziging van de alimentatiebijdrage. Het hof benadrukte dat het belangrijk is dat de bewindvoerder betrokken wordt bij procedures die de onder bewind staande goederen aangaan, en dat de belangen van de rechthebbende goed moeten worden behartigd.