Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[B],
verzoeker in hoger beroep,
[B],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een hoger beroep in een alimentatiekwestie. De man en de vrouw, ouders van twee minderjarige kinderen, zijn sinds 2011 onder beschermingsbewind gesteld. De man heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 15 augustus 2018 aangevochten, waarin de kinderalimentatie was vastgesteld op € 121,-- per kind per maand. De man betoogt dat de vrouw niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar verzoek tot vaststelling van de kinderalimentatie, omdat zij onder bewind staat en niet procesbevoegd is. Het hof overweegt dat de bewindvoerder, die toestemming heeft gegeven voor het voeren van de procedure, als formele procespartij moet worden aangemerkt. Het hof oordeelt dat de vrouw ontvankelijk is in haar verzoek en dat de man in zijn hoger beroep kan worden ontvangen.
Het hof heeft de behoefte van de kinderen vastgesteld op € 166,-- per kind per maand, rekening houdend met de draagkracht van de man. De man heeft een netto besteedbaar inkomen van € 1.668,-- per maand, waaruit een draagkracht voor kinderalimentatie van € 87,-- per kind per maand kan worden vastgesteld. De vrouw ontvangt een bijstandsuitkering en heeft geen draagkracht. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en de kinderalimentatie vastgesteld op € 87,-- per kind per maand, met terugwerkende kracht tot 2 februari 2018. Tevens is bepaald dat de vrouw geen terugbetalingsverplichting heeft voor eventuele te veel ontvangen alimentatie.