Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in het principaal hoger beroep,
1.Het verloop van het geding in hoger beroep
2.De motivering van de beslissing
“ (…) Zoals kan worden afgeleid uit HR 26 september 2008, ECLI:NL:HR:2008:BF2295, NJ 2009/40, dient de aanspraak uit hoofde van de stamrechtovereenkomst zelfstandig – dus los van de ontslagvergoeding waaruit deze aanspraak is gefinancierd – op verknochtheid te worden beoordeeld. Uit de door het hof aangehaalde (hiervoor in 3.2.3 weergegeven) passage uit de stamrechtovereenkomst blijkt dat deze onder meer voorziet in periodieke uitkeringen nadat de man de 65-jarige leeftijd heeft bereikt. Gelet op hetgeen hiervoor in 4.1.6 is overwogen, had het hof de stelling van de vrouw dat de ontslagvergoeding en/of de aanspraken uit hoofde van de stamrechtovereenkomst altijd bedoeld zijn geweest als oudedagsvoorziening, niet onbehandeld mogen laten. Indien die stelling juist is, zou dat immers tot het oordeel kunnen leiden dat de aanspraak van de man uit hoofde van de stamrechtovereenkomst in de gemeenschap valt.(…)”. Het hof moet na verwijzing dus onderzoeken waarvoor de ontslagvergoeding en/of de aanspraken uit hoofde van de stamrechtovereenkomst was/waren bedoeld.
“as a compensation for loss of (future) income and as a supplement to any unemployment or any benefits or any lower salary which [verweerder] may receive elsewhere.”In artikel 10 staat:
“The pension obligations will be met inaccording with the Dutch Pension Act. The “final financing” (“affinanciering”) of the pension premiums due will take place at the termination date.”
“(…) Uit hetgeen hiervoor onder 4.1.5 is overwogen, volgt dat, ook als een ontslagvergoeding in de vorm van een geldbedrag ineens is ontvangen en dit bedrag niet wordt aangewend voor de aankoop van een stamrecht(verzekering), sprake kan zijn van verknochtheid in de zin van art. 1:94 lid 3 (oud) BW.(…)”
“voor aanvulling van te ontvangen uitkeringen dan wel elders verdiend loon”, valt deze in de huwelijksgemeenschap, behoudens voor wat betreft het deel dat ziet op de periode na ontbinding van de huwelijksgemeenschap. Tussen partijen is niet in geschil dat deze vergoeding netto € 14.400,- bedraagt.