Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid[geïntimeerde1] B.V.,gevestigd te Lunteren,
[geïntimeerde2] ,wonende te Barneveld,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
(1) voor recht te verklaren dat [de besturende vennootschap] en [bestuurder] hun taak als (in)direct bestuurder van ACD en VDM kennelijk onbehoorlijk hebben vervuld en dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement, althans dat zij onrechtmatig hebben gehandeld jegens ACD en VDM en/of de gezamenlijke crediteuren van ACD en VDM, en dat zij hierdoor hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het tekort in het faillissement, althans voor de schade die ACD en VDM dan wel hun gezamenlijke crediteuren hebben geleden;
(3) [de besturende vennootschap] en [bestuurder] te veroordelen tot betaling van een voorschot op het tekort, vermeerderd met rente,
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
Standpunt curator
Kennelijk onbehoorlijk bestuur (artikel 2:248 BW)?
Voor de jaren 2008 en 2009 verwijst de curator naar de constatering in het onderzoeksverslag van de door haar ingeschakelde financieel deskundige dat over deze jaren 2,6 miljoen euro meer omzet is verantwoord dan op grond van de gehanteerde waarderings- en resultaatbepalingsgrondslagen mocht worden verwacht. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, rechtvaardigt dit echter nog niet de conclusie dat sprake is geweest van misleiding. Voor 2010 wijst de curator op de bevinding van de deskundige dat uit notulen van bestuursoverleg blijkt dat over projecten die in 2010 waren afgesloten maar nog niet in uitvoering waren genomen een verlies van € 230.000,- werd verwacht, waarvan slechts € 79.000,- is meegenomen, zonder dat uit de notulen duidelijk wordt waarom. Uit dit enkele feit, waarover kennelijk discussie is gevoerd met de accountant, maar wat de aandeelhouders uiteindelijk hebben goedgevonden, kan geen bedoeling van de bestuurders worden afgeleid tot het geven van een misleidende voorstelling van zaken in de jaarstukken. Voor 2011 en 2012 wijst de curator erop dat in de begroting voor 2011 kosten van personeel dat per 1 januari 2011 nog niet was ontslagen al niet meer zijn meegenomen en dat in de begrotingen voor 2011 en 2012 is gerekend met marges van 24 en 25% die niet reëel zouden zijn. Het eerste punt (over de personeelskosten) houdt verband met de beoogde kostenbesparing op personeel, het tweede punt (over de marges) met de door [bestuurder] verwachte besparing door productie in Polen en efficiencymaatregelen. Ook als [bestuurder] de resultaten daarvan te rooskleurig heeft ingeschat, voert het te ver om daarbij van misleiding te spreken. Ook hierin ziet het hof dus geen grond om kennelijk onbehoorlijk bestuur aan te nemen.