Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
5.De slotsom
€ 726,00
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Ontvanger van de Belastingdienst tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, waarin de rechtbank de vorderingen van de Ontvanger had toegewezen. De zaak betreft de dwanginvordering van naheffingsaanslagen Loonheffingen/Zorgverzekeringswet over de jaren 2006 tot en met 2009. De Ontvanger heeft aan [geïntimeerde] naheffingsaanslagen bekendgemaakt, maar [geïntimeerde] heeft deze niet voldaan. De Ontvanger heeft vervolgens dwangbevelen uitgevaardigd, maar [geïntimeerde] heeft betwist dat hij de aanmaningen heeft ontvangen. Het hof oordeelt dat de verjaringstermijn van vijf jaar is ingegaan op 27 mei 2010 en dat deze op 27 mei 2015 is verstreken, tenzij de Ontvanger kan aantonen dat de verjaring is gestuit door het versturen van aanmaningen. Het hof stelt vast dat het aan de Ontvanger is om aannemelijk te maken dat de aanmaningen zijn ontvangen of aangeboden. De Ontvanger heeft rapporten overgelegd die de verzending van de aanmaningen documenteren, maar [geïntimeerde] heeft deze ontvangst betwist. Het hof concludeert dat de Ontvanger niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de aanmaningen daadwerkelijk zijn ontvangen door [geïntimeerde]. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en wijst de vorderingen van de Ontvanger af, waarbij [geïntimeerde] in de proceskosten wordt veroordeeld.