ECLI:NL:GHSHE:2018:4262

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 oktober 2018
Publicatiedatum
16 oktober 2018
Zaaknummer
200.212.478_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fraude met elektriciteits- en gasmeters en de contractuele zorgplicht van de afnemer

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen een afnemer van energie en de netbeheerder. De afnemer, hierna aangeduid als [appellante], had een elektriciteits- en gasaansluiting op haar naam staan sinds 28 november 2005. De netbeheerder, aangeduid als [geïntimeerde], stelde dat er fraude had plaatsgevonden met de meters, wat leidde tot schade voor de netbeheerder. De netbeheerder had de afnemer aansprakelijk gesteld voor de schade die was ontstaan door manipulatie van de meters, waardoor het verbruik niet correct kon worden geregistreerd. De kantonrechter had in eerste aanleg de vordering van de netbeheerder toegewezen, waarop de afnemer in hoger beroep ging.

Het hof heeft vastgesteld dat de afnemer verantwoordelijk was voor de zorgplicht met betrekking tot de meters en dat zij tekort was geschoten in deze zorgplicht. De afnemer had de meters laten manipuleren, wat leidde tot een onjuist geregistreerd energieverbruik. Het hof oordeelde dat de netbeheerder voldoende bewijs had geleverd van de schade die was ontstaan door de manipulatie van de meters. De afnemer had onvoldoende bewijs geleverd om haar verweer te onderbouwen dat de meters al gemanipuleerd waren voordat zij in de woning kwam wonen. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde de afnemer tot betaling van de schadevergoeding aan de netbeheerder, inclusief de kosten van de procedure.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de afnemer voor de zorgplicht met betrekking tot de meters en de gevolgen van fraude met energieverbruik. Het hof heeft de vordering van de netbeheerder in zijn geheel toegewezen, inclusief de kosten van de procedure en wettelijke rente.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Zaaknummer 200.212.478/01
arrest van 16 oktober 2018
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: [appellante] ,
advocaat: mr. J.M. McKernan,
tegen:
[netbeheerder],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. Y.J.K. van Nunen.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 5130345/CV EXPL 16-5789)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van 2 november 2016 dat de kantonrechter in de rechtbank Limburg, locatie Roermond heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 2 februari 2017 met productie,
- de memorie van grieven met productie,
- de memorie van antwoord met productie.
2.2
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
2.3.
[appellante] vordert in het hoger beroep - samengevat – vernietiging van het vonnis van de kantonrechter, alsnog afwijzing van de vorderingen van [geïntimeerde] , veroordeling van [geïntimeerde] om al hetgeen [appellante] ter uitvoering van het bestreden vonnis aan [geïntimeerde] heeft voldaan aan [appellante] terug te betalen, te vermeerderen met wettelijke rente, en veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties, te vermeerderen met wettelijke rente.

3.De vaststaande feiten

3.1
Het hof gaat uit van de volgende feiten:
- [appellante] woont sinds 28 november 2005 op het adres [adres] te [plaats] . Sinds die datum staat ook de elektriciteits- en gasaansluiting van dat adres op naam van [appellante] .
- [geïntimeerde] is de netbeheerder in het gebied waarin voornoemd adres zich bevindt.
- Op 8 februari 2012 zijn de gas- en elektriciteitsmeter uit de woning van [appellante] door een medewerker van [geïntimeerde] ter controle meegenomen en zijn er nieuwe meters geplaatst.
- De meegenomen meters zijn door een speciale onderzoeksafdeling van [geïntimeerde] onderzocht.
- Bij brief van 19 maart 2012 heeft [geïntimeerde] [appellante] aansprakelijk gesteld voor de door hen geleden schade, bestaande uit herstelkosten van de installatie en het afnemen van energie buiten de meters om of als gevolg van manipulatie van de meters waardoor de juiste hoeveelheid afgenomen energie niet meer af te lezen was.

4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

4.1
[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg (in conventie) – samengevat – gevorderd [appellante] ter veroordelen tot betaling van een bedrag van € 10.464,05, te vermeerderen met rente en kosten. Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
- berekend verbruik elektriciteit over de periode
28 november 2005 tot 8 februari 2012 € 805,15
- berekend verbruik gas over de periode
28 november 2005 tot 8 februari 2012 € 8.713,21
  • onderzoek gasmeter € 101,57
  • onderzoek kWh-meter € 101,57
  • vervangen 1 fase kWh-meter € 18,47
  • vervangen gasmeter € 38,06
  • administratiekosten € 346,02
  • kosten werkzaamheden monteur € 124,00
  • kosten werkzaamheden inspecteur
Totaal € 10.464,05
[geïntimeerde] heeft hieraan ten grondslag gelegd dat bij controle is geconstateerd dat gefraudeerd is met de elektriciteits- en gasmeters op het adres van [appellante] en dat [geïntimeerde] hierdoor schade heeft geleden, nu gas en elektriciteit is verbruikt die niet zijn geregistreerd en dus niet in rekening zijn gebracht aan [appellante] . [appellante] is, aldus [geïntimeerde] , primair op grond van overeenkomst, subsidiair op grond van onrechtmatige daad verplicht de door [geïntimeerde] geleden schade te vergoeden. [appellante] heeft hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd.
4.3
De kantonrechter heeft bij vonnis van 2 november 2016 de vordering van [geïntimeerde] toegewezen en [appellante] veroordeeld in de proceskosten.

5.De beoordeling in hoger beroep

5.1.
[appellante] voert drie grieven aan tegen het bestreden vonnis. Met deze grieven legt zij het geschil in volle omvang aan het hof voor. Het hof zal dan ook de grieven gezamenlijk behandelen.
5.2.
Tussen partijen staat vast dat tussen hen sprake was van een overeenkomst op grond waarvan [geïntimeerde] aan [appellante] op het adres [adres] te [plaats] een elektriciteitsaansluiting en een gasaansluiting, alsook een elektriciteits- of kWh-meter en een gasmeter ter beschikking heeft gesteld en meetdiensten heeft geleverd. Op grond van deze overeenkomst is [appellante] verantwoordelijk voor de elektriciteits- en gasaansluiting en dus voor de kWh-meter en de gasmeter en dient zij ten aanzien hiervan een zorgplicht in acht te nemen. Het hof begrijpt de stellingen van [geïntimeerde] aldus dat zij van mening is dat [appellante] in de nakoming van deze zorgplicht tekort is geschoten door de meters te (laten) manipuleren en deze in de periode van 28 november 2005 tot en met 8 februari 2012 periodiek terug te draaien met als gevolg dat het energieverbruik niet (juist) kon worden geregistreerd.
5.3.
Uit het onderzoeksrapport met betrekking tot de kWh-meter van 29 februari 2012 blijkt dat de meter werd aangeboden met een vreemde loden verzegeling, dat de meterzegelschroeven beschadigingen vertonen die erop wijzen dat deze meerdere malen open en weer dicht zijn gedraaid en dat de meter beschadigingen vertoont aan beide telwerken. Uit het onderzoeksrapport met betrekking tot de gasmeter van 28 februari 2012 blijkt dat de meter werd aangeboden met een beschadigde fabrieksverzegeling en dat de meter beschadigingen vertoont aan het telwerk. De conclusie van beide rapporten is dat de registratie van de afgenomen energie niet juist kan worden vastgesteld.
5.4.
[appellante] is van mening dat met de onderzoeksrapporten niet vast staat dat de kWh-meter en de gasmeter van haar woning gemanipuleerd zijn. Zij voert daartoe in de eerste plaats aan dat het rapport niet is opgesteld door een onafhankelijke derde maar door [geïntimeerde] . Het hof verwerpt dit verweer en ziet geen enkele aanleiding om te twijfelen aan de deskundigheid en onpartijdigheid van de fraude-inspecteurs die de onderzoeksrapporten hebben opgesteld. Voor het tegendeel zijn in ieder geval geen aanwijzingen gesteld of gebleken en het enkele feit dat de onderzoeken zijn verricht door personen in dienst van [geïntimeerde] acht het hof onvoldoende om de juistheid van de rapporten in twijfel te trekken.
Daar komt bij dat [appellante] de in de onderzoeksrapporten vermelde constateringen op zichzelf niet, althans onvoldoende betwist.
Wel merkt [appellante] op dat [geïntimeerde] pas in 2016 een procedure tegen haar is gestart. Door zolang te wachten heeft [geïntimeerde] haar de mogelijkheid ontnomen om op een deugdelijke wijze tegenbewijs te kunnen leveren door het uitvoeren van een contra onderzoek. [appellante] is van mening dat de onduidelijkheden die zijn ontstaan op dit punt volledig aan [geïntimeerde] dienen te worden toegerekend. Het hof ziet hierin evenmin voldoende aanleiding om aan de juistheid van de door deskundige en onpartijdige fraude-inspecteurs, geconstateerde onregelmatigheden te twijfelen. [appellante] betwist niet dat deze constateringen (vreemde of beschadigde verzegeling, beschadigingen op meterzegelschroeven, beschadigingen aan telwerken) doorgaans wijzen op fraude met de elektriciteitsmeter of gasmeter (in dit geval het periodiek terugdraaien van de meters) als gevolg waarvan de afgenomen energie niet (volledig) op de teller van de meter wordt geregistreerd. Op grond van de bevindingen van de onderzoeksrapporten dient dan ook te worden aangenomen dat de meters zijn gemanipuleerd en dat [appellante] de mogelijkheid heeft gehad om de standen op de elektriciteitsmeter en de gasmeter terug te draaien.
Het gegeven dat er op 8 september 2011 en 26 september 2011 een meteropnemer in de woning geweest om de meterstanden op te meten en deze toen niet heeft geconstateerd dat de meters waren gemanipuleerd, leidt niet tot een ander oordeel. [appellante] betwist niet, althans onvoldoende dat een meteropnemer alleen de meterstand opneemt en niet de verzegeling van de meters en/of de aansluitkast controleert, daartoe ook niet bevoegd is en daartoe evenmin is opgeleid. Waarom de meteropnemer desondanks toch ongeregeldheden aan de meters zou moeten hebben constateren, wordt door [appellante] niet nader toegelicht. Het hof gaat hieraan dan ook voorbij.
5.5.
Voorts voert [appellante] aan dat uit de rapporten niet blijkt door wie de meters zijn gemanipuleerd. Een toelichting dat de onderzoeker had kunnen bepalen wie feitelijk aan de meters heeft gerommeld laat [appellante] echter achterwege en het hof gaat hier aan ook voorbij. Tussen partijen is niet in geschil dat zowel de elektriciteits- als de gasaansluiting vanaf 2005 onafgebroken op naam van [appellante] heeft gestaan. [appellante] stelt zich op het standpunt dat zij nimmer aan de verzegeling of de telwerken is gekomen, dat zij er ook niet van op de hoogte was dat er met de meters was geknoeid en dat het niet anders kan zijn geweest dan dat de vorige bewoners van de woning de meters hebben gemanipuleerd. Ook deze stelling wordt verder in het geheel niet onderbouwd. Voor zover [appellante] bedoelt dat als er al sprake is van manipulatie van de meters dit niet aan haar kan worden toegerekend geldt dat de bewijslast van dit bevrijdende verweer op [appellante] rust. Nog afgezien van het gegeven dat [appellante] op dit punt nalaat specifiek bewijs aan te bieden, poneert [appellante] niet zodanig specifieke stellingen dat het hof haar daarvan bewijs zou kunnen opdragen. De enkele stelling dat de meters al zijn gemanipuleerd voordat [appellante] in de woning kwam wonen, is onvoldoende.
Daar komt bij dat het feit dat het geregistreerde energieverbruik in de periode na 8 februari 2012 (veel) hoger was dan in de periode daarvoor, wat [appellante] op zichzelf niet, althans niet voldoende betwist, eveneens een aanwijzing vormt dat juist in de periode dat [appellante] contractant was de meters periodiek zijn teruggedraaid. [appellante] voert in hoger beroep een aantal omstandigheden aan dat volgens haar de toename van het energieverbruik na 8 februari 2012 zou verklaren. Deze omstandigheden zijn dat haar gezinssamenstelling in de loop der tijd is veranderd, nu haar kinderen en kleinkinderen overdag bij haar in de woning verblijven, dat er een verbouwing heeft plaatsgevonden waarbij tijdens stukadoorswerkzaamheden warmtekanonnen in de woning zijn geplaatst en dat zij apparaten heeft aangeschaft zoals een bubbelbad, een elektrische douche en een zonnehemel, die veel elektriciteit verbruiken. [appellante] laat na haar stellingen op dit punt nader te onderbouwen. Zo laat zij na nader te concretiseren vanaf wanneer en hoeveel uur haar kinderen en kleinkinderen dagelijks bij haar verblijven. [appellante] legt evenmin stukken over waaruit de door haar gestelde verbouwingswerkzaamheden en gebruik van warmtekanonnen en de aanschaf van de door haar genoemde apparaten en het door haar gestelde hoge energieverbruik blijken.
Naar het oordeel van het hof dient dan ook tot uitgangspunt worden genomen dat de meters zijn gemanipuleerd, terwijl [appellante] op grond van de overeenkomst met [geïntimeerde] aansprakelijk was voor de elektriciteits- en gasaansluiting en dus voor de meters, en dat als gevolg hiervan sprake is geweest van niet door de meters geregistreerd elektriciteits- en gasverbruik.
5.6.
Hiermee staat voldoende vast dat [appellante] onvoldoende invulling heeft gegeven aan de hiervoor genoemde zorgplicht, zodat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst tussen partijen die aan [appellante] is toe te rekenen. [appellante] is dan ook op die grond aansprakelijk voor de schade die [geïntimeerde] als gevolg van de energiefraude heeft geleden. Het feit dat het Openbaar Ministerie [appellante] niet strafrechtelijke heeft vervolgd, staat hieraan niet in de weg. Dit doet immers niet af aan een zelfstandige beoordeling van de civielrechtelijke aansprakelijkheid van [appellante] jegens [geïntimeerde] .
5.7.
Het hof komt vervolgens toe aan de beoordeling van de omvang van de schade.
De door [geïntimeerde] als gevolg van de toerekenbare tekortkoming van [appellante] gevorderde schade bestaat onder meer uit het bedrag aan elektriciteits- en gasverbruik dat is afgenomen maar [geïntimeerde] als gevolg van de manipulatie van de meters niet in rekening heeft kunnen brengen. Door [appellante] wordt niet betwist dat het netverlies dat wordt geleden als gevolg van illegaal afgenomen energie ten laste van [geïntimeerde] komt. Op [geïntimeerde] rust de stelplicht en, bij betwisting daarvan de bewijslast, ter zake van de geleden schade als gevolg van het niet-geregistreerd energieverbruik door [appellante] . Nu vaststaat dat de meters, waarmee de omvang van de energieafname werd bepaald, beschadigingen vertoonden aan het telwerk en moet worden aangenomen dat [appellante] verantwoordelijk is voor de omstandigheid dat het elektriciteits- en gasgebruik door [geïntimeerde] niet exact kan worden vastgesteld, kunnen aan die op [geïntimeerde] rustende stelplicht en bewijslast geen hoge eisen worden gesteld. [geïntimeerde] kan volstaan met het leveren van feiten en/of omstandigheden die de berekening van de afgenomen hoeveelheid energie inzichtelijk en verklaarbaar maken. [appellante] als energieafnemer dient bij betwisting daarvan concrete feiten en gegevens daartegenover te stellen waaruit blijkt dat van een andere schatting moet worden uitgegaan. Wordt daaraan niet voldaan, dan blijft de omstandigheid dat het verbruik als gevolg van de manipulatie van de meters niet precies kan wordenvastgesteld voor rekening en risico van [appellante] .
5.8.
Immers [geïntimeerde] heeft de schade als gevolg van het niet (juist) registreren van het elektriciteitsverbruik, kort gezegd, als volgt berekend (zie ook punt 11 tot en met 21 inleidende dagvaarding en punt 10 tot en met 22 memorie van antwoord). Over de periode vanaf 28 november 2005 tot 8 februari 2012, zijnde de periode waarvan aangenomen kan worden dat elektriciteitsfraude heeft plaatsgevonden, is een totaal verbruik geregistreerd van 23.578,00 kWh. Op 8 februari 2012 is een nieuwe elektriciteitsmeter geplaatst. Over de periode van 8 februari 2012 tot en met 17 september 2014, de periode waarvan kan worden aangenomen dat geen elektriciteitsfraude heeft plaatsgevonden, is een totaal verbruik van 14.706 kWh geregistreerd, wat neerkomt op een gemiddeld elektriciteitsverbruik van 15,480 kWh per dag. Bij een dergelijk gemiddeld verbruik zou over de periode van 28 november 2005 tot 8 februari 2012 een huishoudelijk verbruik moeten zijn geregistreerd van 2.263 dagen maal 15,480 is 35.031,24 kWh, terwijl slechts 23.578, 00 kWh is geregistreerd. Er is dan als gevolg van de manipulatie 11.453,24 te weinig aan elektriciteitsverbruik geregistreerd op de meter, zodat de schade, uitgaande van een kWh-prijs van € 0,0703,
€ 805,15 bedraagt, aldus [geïntimeerde] .
De schade als gevolg van het niet (juist) registreren van het gasverbruik heeft [geïntimeerde] , kort gezegd, als volgt berekend (zie ook punt 28 tot en met 31 inleidende dagvaarding en punt
25 tot en met 28 memorie van antwoord). Over de fraudeperiode van 28 november 2005 tot 8 februari 2012 is een gasverbruik geregistreerd van 7.036 m3. Op 8 februari 2012 is een nieuwe gasmeter geplaatst. In de periode van 8 februari 2012 tot 25 september 2015 was het gemiddelde gasverbruik 1,7 m3 per graaddag. Bij een dergelijk verbruik zou over de periode van 28 november 2005 tot 8 februari 2012 een ‘normaal huishoudelijk verbruik’ moeten zijn geregistreerd van 31.179 m3. Als gevolg van de manipulatie is dan 31.179 minus 7.036 is 24.143 m3 te weinig aan gasverbruik geregistreerd op de meter. De schade bedraagt volgens [geïntimeerde] , uitgaande van een gasprijs van € 0,3609 per m3, € 8.713,21 exclusief btw en exclusief energiebelasting.
5.9.
Voornoemde berekeningen en de daaraan ten grondslag liggende meterstanden worden op zichzelf niet door [appellante] betwist. [appellante] stelt echter dat de meterstanden na plaatsing van de nieuwe meters een vertekend beeld geven, nu na de plaatsing van de nieuwe meters haar gezinssituatie is veranderd, er een verbouwing in de woning heeft plaatsgevonden en zij apparaten heeft aangeschaft die een hoog energieverbruik hebben. Deze omstandigheden zijn hiervoor onder r.o. 5.4 al aan bod gekomen. Het hof heeft daarover al overwogen dat [appellante] deze omstandigheden niet, althans onvoldoende nader heeft onderbouwd.
[appellante] voert voorts aan dat zij in de vermeende fraudeperiode geld heeft moeten bijbetalen. Dit wijst er volgens haar juist op dat geen sprake kan zijn geweest van niet-geregistreerd energieverbruik. [appellante] laat evenwel na dit nader toe te lichten, zodat het hof ook hieraan voorbijgaat.
5.10.
Nu [appellante] tegenover de onderbouwing door [geïntimeerde] van de schade niets stelt dat aan de juistheid van de schadeberekening door [geïntimeerde] afdoet en dus niet heeft voldaan aan de hiervoor onder r.o. 5.7 genoemde verzwaarde motiveringsplicht, blijft de omstandigheid dat het verbruik als gevolg van de manipulatie van de meters niet precies kan worden vastgesteld voor rekening en risico van [appellante] . De door [geïntimeerde] geleden schade ter zake van niet geregistreerd verbruik kan worden vastgesteld op het door [geïntimeerde] gevorderde bedrag van totaal € 9.536,36 (€ 805,51 ter zake van elektriciteit plus € 8.731,21 ter zake van gas). Dit bedrag is toewijsbaar.
5.11.
Ook in hoger beroep voert [appellante] geen afzonderlijk verweer tegen de door [geïntimeerde] gevorderde vergoeding van de onderzoekskosten, de kosten van vervanging van de meters, de administratiekosten en de kosten van de werkzaamheden van de monteur en de inspecteur, totaal € 927,69. Deze is dus eveneens toewijsbaar. Dit geldt ook voor de gevorderde wettelijke rente, nu hiertegen evenmin verweer is gevoerd.

6.De slotsom

6.1
Uit het bovenstaande volgt dat de grieven falen. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd.
6.2
Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof [appellante] in de kosten van het hoger beroep veroordelen.
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde] zullen worden vastgesteld op € 716,00 aan griffierecht en op € 1.074,00 aan salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief (1 punt [memorie van antwoord] maal tarief II).
6.3
Als niet weersproken zal het hof ook de gevorderde nakosten en wettelijke rente over de nakosten toewijzen zoals hierna vermeld.

7.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Limburg, locatie Roermond van 2 november 2016;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 716,00 voor verschotten en op € 1.074,00 voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief;
veroordeelt [appellante] in de nakosten, begroot op € 157,00, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 82,- in geval [appellante] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na aanschrijving én betekening.
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.J. van Sandick, O.G.H. Milar en R.F. Groos en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 16 oktober 2018.