Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Beheermaatschappij [appellante] B.V.,
mr. Maria Henrita Boersenin haar hoedanigheid van curator in het faillissement van
mr. Maria Henrita Boersen,
1.Het geding in eerste aanleg
6 december 2018 dat de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, heeft gewezen.
2.Het geding in hoger beroep
3.De motivering van de beslissing in het incident
primair(1) opheffing van de uitvoerbaarheid bij voorraad met terugwerkende kracht en aldus schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis, (2) opheffing van eventuele gelegde executoriale (derden)beslagen op de datum van het te wijzen arrest in het incident en (3) voeging van de beide hoger beroepszaken met nummers 200.259.964 en 200.259.977.
Subsidiairvordert [appellante/appellant] c.s. (1) dat de curator afdoende zekerheid stelt voor het gehele bedrag dat [appellante/appellant] c.s. op de boedelrekening moet overmaken ter ten uitvoerlegging van het vonnis, met dien verstande dat de curator zijn eigen salarisvordering niet mag voldoen uit het bedrag waarvoor zekerheid is gesteld, alsmede (2) opheffing van eventuele gelegde executoriale (derden)beslagen op de datum van het te wijzen arrest in het incident, indien de curator binnen 14 dagen na het te wijzen arrest in incident geen zekerheid heeft gesteld. [appellante/appellant] c.s. vordert in alle gevallen veroordeling van de curator in de kosten van het incident, te vermeerderen met rente.
4.De beslissing
3 december 2019voor een akte uitlating van de zijde van [appellante/appellant] c.s. en naar de roldatum van
17 december 2019voor een antwoordakte van de zijde van de curator;