Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellant 1] ,
[appellant 2],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
telkens door kredietgever zal worden vastgesteld. Dit onderdeel kwalificeert volgens het hof niet als een kernbeding, omdat dit onderdeel betrekking heeft op de bevoegdheid van de bank om de kredietvergoeding eenzijdig vast te stellen en het ook in verband staat met het hierna te bespreken artikel 10 AV. Deze bevoegdheid raakt daarmee niet aan het eigenlijke onderwerp (lening en ‘prijs’) van de overeenkomst.
5.De beslissing
27 augustus 2019voor het nemen van een akte door Hoist over hetgeen is vermeld in rov. 4.20;
27 augustus 2019in het geding dient te brengen en dat Hoist ervoor dient te zorgen dat het hof en [appellanten] . uiterlijk op die datum een afschrift van die stukken hebben ontvangen;
27 augustus 2019ter griffie van het hof dient te deponeren, waar bedoeld stuk vervolgens ter inzage zal zijn voor [appellanten] .;
zes wekenin de gelegenheid worden gesteld een antwoordakte te nemen over hetgeen is vermeld in rov. 4.21;