ECLI:NL:GHARL:2019:9687

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 november 2019
Publicatiedatum
12 november 2019
Zaaknummer
200.223.502
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot schorsing wegens ophouden van de betrekkingen in een civiele procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 november 2019 een tussenuitspraak gedaan in een incident tot schorsing van een civiele procedure. De eiseres in het incident, De Nederlandse Voorschotbank B.V. (hierna DNV B.V.), heeft aangevoerd dat zij rechthebbende is van de vordering op de appellanten, omdat deze vordering aan haar is verkocht en geleverd. Het hof heeft vastgesteld dat de overeenkomst en akte van levering, die door DNV B.V. zijn overgelegd, bevestigen dat de vordering op de appellanten aan haar is overgedragen. Hierdoor is de rechtsbetrekking waarin de geïntimeerde, Hoist Portfolio Holding Ltd., het geding voerde, opgehouden te bestaan. Dit valt onder de voorwaarden van artikel 225 lid 1 aanhef en onder c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), wat een grond voor schorsing van het geding oplevert.

Het hof heeft DNV B.V. in de gelegenheid gesteld om de schorsing van de hoofdzaak in te roepen, wat zij heeft gedaan op 10 september 2019. De appellanten en Hoist hebben geen verzet aangetekend tegen deze schorsing. Het hof heeft daarom geoordeeld dat DNV B.V. een geldige aanzegging tot schorsing heeft gedaan en heeft de hoofdzaak met ingang van 12 november 2019 geschorst. De zaak is ambtshalve geroyeerd, wat betekent dat deze niet verder zal worden behandeld totdat de schorsing is opgeheven.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.223.502
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, 5659736)
arrest van 12 november 2019
in het incident ex artikel 225 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
De Nederlandse Voorschotbank B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in het incident tot schorsing,
advocaat: mr. V.H. Affourtit,
in de zaak van

1.[appellant 1] ,

2.
[appellant 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
appellanten, tevens verweerders in het incident tot schorsing,
in eerste aanleg: gedaagden,
advocaat: mr. R.P. Kuijper,
tegen:
de vennootschap naar buitenlands recht
Hoist Portfolio Holding Ltd.,
gevestigd te Jersey,
geïntimeerde, tevens verweerster in het incident tot schorsing,
in eerste aanleg: eiseres,
advocaat: mr. H.A.P. Pijnacker.
Eiseres in het incident tot schorsing zal hierna DNV B.V. worden genoemd. Appellant sub 1 zal hierna [appellant 1] , appellante sub 2 [appellant 2] en appellanten gezamenlijk zullen [appellanten] worden genoemd. Geïntimeerde zal hierna Hoist worden genoemd.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 16 juli 2019 hier over.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit de akte aanzegging schorsing ex artikel 225 Rv van DNV B.V.
1.3
Vervolgens heeft het hof [appellanten] en Hoist in de gelegenheid gesteld bij akte te reageren op de aanzegging van de schorsing ex artikel 225 Rv door DNV B.V. Partijen hebben van die gelegenheid geen gebruik gemaakt. Het hof heeft vervolgens arrest in het incident (op het griffiedossier) bepaald.

2.De motivering van de beslissing in het incident

2.1
DNV B.V. heeft bij akte (ex artikel 225 Rv) van 10 september 2019 de schorsing van de hoofdzaak ingeroepen.
2.2
Op grond van artikel 225 lid 1 sub c Rv kan een geding worden geschorst bij het ophouden van de betrekkingen waarin een partij het geding voerde, hetzij ten gevolge van rechtsopvolging onder algemene titel, hetzij door een andere oorzaak. Uitsluitend de (opvolger van) de partij aan de zijde waarvan de schorsingsoorzaak zich voordoet, is bevoegd te schorsen. Doel van dit voorschrift is de nieuwe procespartij in de gelegenheid te stellen zich te beraden over (voortzetting van de) procedure. De schorsing vindt plaats door betekening van de ingeroepen grond voor de schorsing aan de wederpartij dan wel door een daartoe strekkende akte ter rolle. Bij gebreke hiervan wordt het geding op naam van de oorspronkelijke partij voortgezet.
2.3
DNV B.V. heeft in haar akte aangevoerd dat niet Hoist, maar DNV B.V. rechthebbende is van de vordering op [appellanten] , omdat die vordering aan haar is verkocht en geleverd. Het hof stelt vast dat uit de overeenkomst en akte van levering van 2 september 2019 die DNV B.V. heeft overgelegd (“Agreement and deed of assignment”, productie 10 bij de akte van DNV B.V.) blijkt dat deze overdracht heeft plaatsgevonden. Door deze overdracht is de betrekking waarin Hoist het geding voerde, namelijk die van rechthebbende van de vordering op [appellanten] , opgehouden te bestaan. Daarmee is sprake van een situatie als bedoeld in artikel 225 lid 1 aanhef en onder c Rv. Dat is een grond voor schorsing van het geding. Die schorsing is door DNV B.V. conform het bepaalde in artikel 225 lid 2 Rv door de akte ter rolle van 10 september 2019 ingeroepen. Het hof oordeelt dan ook dat DNV B.V. een geldige aanzegging tot schorsing heeft gedaan. [appellanten] en Hoist hebben zich niet tegen deze schorsing verzet. Het hof zal daarom de hoofdzaak schorsen.

3.De beslissing

Het hof, recht doende:
verstaat dat de zaak geschorst is met ingang van 12 november 2019 en royeert de zaak ambtshalve.
Dit arrest is gewezen door mrs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, C.J.H.G. Bronzwaer en
S.B. Boorsma, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door
mr. C.J.H.G. Bronzwaer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 12 november 2019.