Uitspraak
[appellant],
AM,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
AM ex artikel 7:21 lid 6 BW te veroordelen om (…) te voldoen aan [appellant] een bedrag groot € 31.169.48, te vermeerderen met de wettelijke rente (…);
AM ex artikel 7:24 lid 1 BW te veroordelen om (…) te voldoen aan [appellant] een bedrag groot € 84.351,81 (…) te vermeerderen met de wettelijke rente (…);
voor recht verklaart dat de in opdracht van AM aangebrachte drainage in de bodem van het perceel van [appellant] (…) aan de achterzijde van de woning en in de kruipruimte, zonder toestemming van [appellant] en derhalve onrechtmatig door althans in opdracht van AM is aangebracht en niet mandelig is, en dat op AM de verplichting rust om deze te (doen laten) verwijderen;
[appellant] ex artikel 3:299 BW te machtigen tot het verwijderen van de onder sub III bedoelde drainage;
AM te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting de aan de hierboven onder sub III genoemde werkzaamheden tot verwijdering en afvoer verbonden kosten ad € 410,- aan [appellant] te voldoen;
AM te veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van het in deze te wijzen arrest aan [appellant] afschriften te doen toekomen van alle relevante documentatie (…), zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- (…);
ex artikel 6:230 lid 2 BW de gevolgen van de tussen AM en [appellant] geldende koopovereenkomst ter opheffing van het nadeel c.q. de schade van [appellant] te wijzigen, met dien verstande dat AM wordt veroordeeld (…) aan [appellant] te voldoen een bedrag groot € 115.521,29, te vermeerderen met de wettelijke rente (…);
AM op grond van artikel 6:162 BW te veroordelen (…) te voldoen aan [appellant] een bedrag groot € 115.521,29, te vermeerderen met de wettelijke rente (…);
AM te veroordelen in de kosten van beide instanties, waaronder de kosten van het deskundigenbericht in eerste aanleg en de nakosten (…) en voorts te bepalen dat (…) daarover de wettelijke rente verschuldigd is.”
2.De feiten
- de verkoop van de percelen bouwterrein bestemd voor de bouw van de woningen geschiedt door de Verkoper middels afzonderlijke koopovereenkomsten waarbij grondkosten, inclusief ontwikkelings- en bijkomende kosten, in rekening worden gebracht; en
- de aanneming/bouw van de woningen geschiedt door de Ondernemer middels afzonderlijke aannemingsovereenkomsten;
- dat de Ondernemer op voormeld perceel bouwterrein een woning met parkeervoorziening zal realiseren;
- dat de verkrijger ter zake van de realisatie van voormelde woning met parkeervoorziening met de Ondernemer een aannemingsovereenkomst heeft gesloten dan wel zal sluiten (... hierna … “de Aannemingsovereenkomst”).”
- de verkoop van de percelen bouwterrein bestemd voor de bouw van de woningen geschiedt door AM Wonen B.V. middels afzonderlijke koopovereenkomsten; en
- de aanneming/bouw van de woningen geschiedt door de Ondernemer middels afzonderlijke aannemingsovereenkomsten;
- dat de verkrijger ter zake van het perceel bouwterrein (...) met het bouwnummer 12 een afzonderlijke koopovereenkomst heeft gesloten dan wel zal sluiten met AM Wonen B.V. (... “de Koopovereenkomst”);
- dat de Ondernemer op voormeld perceel bouwterrein een woning met parkeervoorziening zal realiseren.”
3.De vorderingen en beoordeling in eerste aanleg
4.De beoordeling in hoger beroep
Verder is de bevoegdheid om de eis of de gronden daarvan te wijzigen in hoger beroep in die zin beperkt, dat de eiswijziging niet later dan bij memorie van grieven of antwoord dient plaats te vinden. Op deze ‘in beginsel strakke regel’ zijn uitzonderingen toegelaten. Een dergelijke uitzondering is mogelijk indien met de eiswijziging of eisvermeerdering aanpassing wordt beoogd aan eerst na de memorie van grieven of van antwoord voorgevallen of gebleken feiten en omstandigheden en de eiswijziging of eisvermeerdering ertoe strekt te voorkomen dat het geschil aan de hand van inmiddels achterhaalde of onjuist gebleken (juridische of feitelijke) gegevens zou moeten worden beslist, of dat - indien dan nog mogelijk - een nieuwe procedure zou moeten worden aangespannen om het geschil alsnog aan de hand van de juiste en volledige gegevens te kunnen doen beslissen. Onverkort blijft dan gelden dat toelating van de eiswijziging of -vermeerdering niet in strijd mag komen met de eisen van een goede procesorde. Zie onder meer HR 15 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2360.
grieven I t/m IV in het principaal appelhebben betrekking op de feiten. Nu het hof de feiten opnieuw heeft vastgesteld met inachtneming van deze vier grieven heeft [appellant] bij een afzonderlijke behandeling van die grieven geen belang meer. Volledigheidshalve voegt het hof hieraan toe dat voor zover uit de toelichting bij die grieven blijkt dat de klachten zich (ook) richten tegen de waardering van de feiten, het hof die onderdelen bij de inhoudelijke beoordeling zal betrekken.
grief V in het principaal appelkomt [appellant] hiertegen op. Deze overweging is geen dragende overweging voor de beslissing van de kantonrechter, zodat [appellant] bij behandeling van deze grief geen belang heeft. Voor zover de toelichting bij deze grief (tevens) tot doel heeft het inhoudelijke standpunt van [appellant] weer te geven, zal het hof dat standpunt bij de inhoudelijke beoordeling van het geschil betrekken.
grieven IX t/m XVII in het principaal appelhebben betrekking op de deskundigenbenoeming, de aan de deskundige te stellen vragen, de hoogte van het voorschot, de aanpassingen op het concept-deskundigenrapport, het niet benoemen van een nieuwe deskundige en de waardering van het deskundigenrapport. Op grond van de artikelen 194 lid 2 Rv en 196 lid 1 Rv staat geen hogere voorziening open tegen de benoeming van een deskundige en het bepalen van het voorschot. In zoverre kan over die beslissingen in hoger beroep niet worden geklaagd en missen de grieven hun doel. Voor zover deze klachten zien op de waardering van hetgeen in het deskundigenrapport is opgemerkt in het licht van de vorderingen van [appellant] zal het hof die aspecten, zo nodig, betrekken bij de inhoudelijke beoordeling van het geschil.
grief VI in het principaal appelis gericht tegen rechtsoverweging 4.4 van het tussenvonnis van 7 februari 2014 waarin is geoordeeld dat AM voor wat betreft de drainage in de tuin aan de achterzijde niet schadevergoedingsplichtig is. In rechtsoverweging 2.4 van het tussenvonnis van 13 mei 2014 overweegt de kantonrechter op dat oordeel niet terug te komen.
Grief VII in het principaal appelis tegen die rechtsoverweging 2.4 gericht. Met
grief XVII in het principaal appelbestrijdt [appellant] de overweging van de kantonrechter in rechtsoverweging 2.7 van het vonnis van 20 december 2016 dat de deskundige een aanpassing van de mandelige drainage heeft beoogd en niet een verwijdering daarvan. Met
grief XIX in het principaal appelbestrijdt [appellant] de door de deskundige voorgestelde aanpassing van het drainagesysteem voor een bedrag van € 5.300,-. Het hof zal deze vier grieven mede betrekken bij de behandeling van de primaire vorderingen sub I t/m V.
grief XX in het principaal appelbestrijdt [appellant] de compensatie van de proceskosten en de veroordeling tot betaling van de helft van de deskundigenkosten.
grief A in het incidenteel appelbestrijdt AM rechtsoverweging 4.1 van het tussenvonnis van 7 februari 2014, waarin is overwogen dat [appellant] tijdig heeft geklaagd. AM klaagt in de
grieven B en C in het incidenteel appelerover dat de kantonrechter in dit geval een onjuiste toepassing aan artikel 7:17 BW heeft gegeven. Het in rechtsoverweging 2.9 van het eindvonnis van 20 december 2016 neergelegde oordeel van de kantonrechter dat er wateroverlast op het perceel is waardoor het drainagesysteem moet worden aangepast waarvoor AM [appellant] tot een bedrag van € 5.300,- heeft schadeloos te stellen, bestrijdt AM met de
grieven D en E in het incidenteel appel. Tegen de compensatie van de proceskosten en de betaling van de helft van de deskundigenkosten komt AM met
grief F in het incidenteel appelop.
11 december 2011 en ruim voordat Van Wijnen Gorredijk de grond onder de kruipruimte roerde alle gelegenheid – al dan niet in overleg met Van Wijnen Gorredijk – te onderzoeken of in de kruipruimte water stond en bleef staan en zo ja, wat daarvan de oorzaak was. AM heeft aan [appellant] ook niet kenbaar gemaakt de klacht over het water in de kruipruimte zelfstandig te willen onderzoeken.
Onder deze omstandigheden komt het hof tot het oordeel dat [appellant] tijdig heeft geklaagd in de zin van artikel 7:23 lid 1 BW over het water in de kruipruimte. Dit leidt ertoe dat grief A in het incidenteel appel faalt.
- zijn er nog andere oorzaken, zoals grondsoort, zeer vaste bodemlaag, inklinken grond door voormalig gebruik (mogelijk ondergrond van voormalig parkeerterrein) of gebruik van de grond voor de bouw van woningen?
- zo ja, is in te schatten wanneer die oorzaken zijn ontstaan en zijn die andere oorzaken in redelijkheid te verwachten op een bouwkavel in het gebied waarin het Perceel is gelegen?
- als die andere oorzaken er zijn in welke mate draagt het bodemvreemd materiaal bij aan de niet afdoende afwatering en/of ontbreken van een reële mogelijkheid voor eenvoudige beplanting?
- nadat partijen zich over de te stellen vragen en de te benoemen deskundige(n) hebben uitgelaten, beslist het hof in de nieuwe samenstelling over de te benoemen deskundige(n), de aan hem/hen te stellen vragen en het te betalen voorschot;
- nadat het voorschot is betaald en de deskundige(n) een concept-deskundigenrapport heeft/hebben uitgebracht, worden partijen in de gelegenheid gesteld op het concept-rapport schriftelijk te reageren;
- partijen kunnen in hun reactie op het concept-deskundigenrapport ook aangeven of zij een zitting met de deskundige(n) wenselijk achten voordat het definitieve deskundigenrapport wordt opgesteld, waarna het hof daarover een beslissing zal nemen;
- nadat de deskundige(n) het eindrapport heeft/hebben opgesteld, worden partijen in de gelegenheid gesteld daar bij memorie op te reageren, waarna in beginsel een datum voor arrest wordt bepaald.
6 augustus 2019voor uitlating door partijen over de te benoemen deskundige(n), de aan de deskundige(n) te stellen vragen en het procedure voorstel mede in verband met de rechterswissel,
25 juni 2019.