Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
DOC,
Dairy Partners,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
We manufacture a range of pasta filata cheese products including mozzarella and pizza cheese in various formats for some of the leading food companies across the globe. We work in close partnership with British dairy farmers as well as customers delivering healthy cheese and other dairy products.
A local company with global reach".
DOC Dairy Partners: new marketing & sales company for the Benelux countries and France
The Dutch subsidiary of the DMK GROUP, which has its headquarters in Hoogeveen, is focused on marketing genuine Dutch cheese with the protected geographical indication label which is called Gouda Holland and on the DMK GROUP's extensive product portfolio. Its key markets are the Benelux countries and France. “Because our new marketing and sales company is based in the Netherlands, customers in the Benelux countries and France benefit from its proximity to the market. The company emphasises the Dutch origins of the relevant product ranges, and can also offer quality Made in Germany”, says Michael Feller, Managing Director for Marketing & Sales DMK CONSUMER. "That makes DOC Dairy Partners an attractive option for retailers, particularly in the Benelux countries. Retail partners have a single source for a high-quality extensive range of milk and cheese products from the entry-level price segment to the high value assortment".
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.Het geschil in hoger beroep
19 september 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:2622 (‘Parfumswinkel’). Dairy Partners heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep op 15 januari 2019 nadrukkelijk bestreden dat bijkomende omstandigheden zijn vereist. Dairy Partners bestrijdt tevens dat haar handelsnaam Dairy Partners (louter) beschrijvend is.
5 Hnw in geval van (een in meer of mindere mate) beschrijvende handelsnaam aanvullende voorwaarden gelden naast het in dat artikel genoemde verwarringsgevaar.
NJ1963/262, bevestigd in ECLI:NL:HR:2015:3477).
verwatering, zelfs als geen sprake zou zijn van verwarring. Deze verwijzing lijkt dus bedoeld om te illustreren dat de vrijhoudingsbehoefte ook is erkend in de context van het handelsnaamrecht. Daaruit volgt niet (althans niet eenduidig) dat de verdere redenering gevolgd in rechtsoverweging 3.4.4 - te weten dat gebruik van een louter beschrijvende domeinnaam, ook indien verwarringwekkend, alleen onrechtmatig kan zijn indien bijkomende omstandigheden dat meebrengen - ook zou gelden in de context van artikel 5 Hnw.
louterbeschrijvende aanduiding, en dat de daar geformuleerde norm uitsluitend op dergelijke gevallen van toepassing lijkt te zijn. Ook als men deze norm zou willen toepassen in de context van artikel 5 Hnw blijft dus de vraag bestaan hoe om te gaan met handelsnamen die in zekere mate, maar niet louter, beschrijvend zijn, en hoe in die situatie recht moet worden gedaan aan de Vrijhoudingsbehoefte. Ook dit geeft het hof aanleiding tot enige terughoudendheid bij de toepassing van de leer van Artiestenverloning in het handelsnaamrecht.
6.De Beslissing
12 juli 2019voor akte uitlating aan de zijde van beide partijen inzake hetgeen hiervoor in rechtsoverweging 5.14 is overwogen;